Volgens veel taalkundigen is de menselijke gesproken taal het meest geperfectioneerde communicatiesysteem van alle tekenystemen (mensen- en dierentalen) die op deze wereld bestaan. De bijentaal bij voorbeeld stelt de gebruikers ervan op een ingenieuze manier aan hun mededieren mede te delen waar en op welke afstand interessante honingbronnen te vinden zijn maar deze beestjes kunnen niet bij wijze van spreken de volgende uitingen voortbrengen : “Hallo, hier Hilversum, hier is de VARA, hier is de omroep van het vrije woord” of “Wilhelmus van Nassauen ben ik van Duitsen bloed”.
Niettemin kleven ook aan het gebruik van de menselijke gesproken taal bezwaren:
- De uitingen van de menselijke taal reiken niet verder dan ongeveer 100 meter, zelfs als we het op een schreeuwen zetten.
- De menselijke gesproken taal stelt ons niet in staat om met iedereen op deze wereld te communiceren, omdat deze niet allemaal over hetzelfde tekensysteem beschikking. Er bestaan naar schatting ongeveer 6000 verschillende talen maar de sprekers van één van deze talen kunnen sinds Babel niet meer mondeling in contact treden met die van een andere taal.
- Binnen één taalgemeenschap kan elke gebruiker van het systeem horen en begrijpen wat de ander wil zeggen, wat soms lastig kan zijn als men niet wil dat deze iets opsteekt van wat hij niet mag horen.
- Voor het realiseren van gesproken taaluitingen is lucht nodig wat bij voorbeeld maakt dat op de maan men niet iemand anders op de gebruikelijke manier in contact kan treden.
- Het spreken van een taal gaat gepaard met geluid. Voor trappisten “strictae observantiae” die de gelofte van zwijgzaamheid hebben afgelegd is dit een hinderpaal.
- We kunnen niet alles overbrengen wat we zouden wensen (“Woorden schieten tekort”). Een vrouw kan bij voorbeeld moeilijk aan haar man uileggen hoe het wezenlijk voelt een kind ter wereld te brengen.
- Zodra een taaluiting de mond heeft verlaten is de boodschap verloren. Je kunt hem niet bewaren voor een volgende gelegenheid. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor andere tekensystemen, bij voorbeeld de bijentaal.
Om deze bezwaren te ondervangen heeft het mensdom interessante procédé’s ontwikkeld:
ad 1. Volkeren die over een toontaal beschikken benutten de eigenschappen van deze taal om op grotere afstand een boodschap over te brengen door middel van de tamtam. In dat geval is er wel een zekere aanpassing nodig want het is vaak zo dat sommige woorden dezelfde toonstructuur hebben (toonhomonymie) : Stel dat in een bepaalde taal de woorden voor “vis” en voor “olifant” dezelfde tonen hebben, laten we zeggen “hoog-laag-laag”. In zo’n geval worden elk van beide woorden verlengd met een toonstaart die maakt dat er geen toonhomonymie meer optreedt. Voor “vis” wordt dan bij voorbeeld toegevoegd “die in het water leeft” met de toonstructuur “laag-laag-hoog-laag-hoog” en voor “olifant” “die in het bos woont” met de toonstructuur “hoog-hoog-hoog-laag-hoog”.De gebruikers van de tamtam zijn moeiteloos in staat deze verschillen te onderscheiden en zo een niet voor dubbele uitleg vatbaar bericht over te brengen. Als dan ook nog gebruik wordt gemaakt van tamtams die op verschillende afstanden van elkaar opgesteld staan en die een boodschap van een andere tamtam overnemen kan een bepaald bericht over een relatief groot gebied worden verspreid.
In het Baskenland worden op een vergelijkbare manier berichten doorgegeven van de ene vallei naar de andere met behulp van een gefloten boodschap.
Natuurlijk heeft in de zojuist genoemde gevallen ook de techniek het mogelijk gemaakt om ook over dit bezwaar heen te komen.
ad 2. De Australiër Charles Bliss heeft een geschreven tekensysteem ontworpen dat maakt dat mensen met verschillende moedertalen toch met elkaar kunnen communiceren. Voor “hoofd” stelde hij een soort bolvormig teken voor, terwijl voor het werkwoord “vergeten” het teken voor “pijl” wordt gebruikt dat uit deze bol vertrekt. Bliss meende dat op deze manier er geen misverstanden meer zouden bestaan en dat voortaan alle mensen in vrede met elkaar zouden kunnen leven. Het Esperanto van Dr. Zamenhof is ontworpen met hetzelfde doel.
ad 3. Om dit bezwaar te ondervangen wordt soms de toevlucht genomen tot een gefluisterde boodschap of wordt tegen de ongewenste luistervink gezegd : “Ik heb het niet tegen jou” (of in het dialect van Hasselt-Overijssel : “a-k oe neudig bin, za-k wel een skeet laoten”). Anderzijds vond ik het wel handig indertijd thuis de beschikking te hebben over 2 taalsystemen. Als ik Nederlands sprak, begreep mijn zoontje onmiddellijk dat hij de persoon was tot wie ik mij richtte, terwijl ik het Frans bezigde om met mijn vrouw te praten. Ik hoefde dus niet meer te zeggen tot wie ik het woord richtte.
ad. 4 Ook hierbij heeft de techniek het mogelijk gemaakt om ook op de maan met elkaar in contact te treden.
ad 5 Om dit bezwaar te ondervangen hebben de trappisten een gestyliseerd tekensysteem ontworpen waarmee door middel van gebaren boodschappen kunnen worden doorgegeven.
ad 6. Voor zover ik weet is er geen vervangend tekensysteem ontworpen om aan dit bezwaar tegemoet te komen.
ad 7. Al eeuwenlang heeft het mensdom geschreven systemen ontworpen om hieraan het hoofd te bieden: “Verba volant, scripta manent”. Maar ook aan dit vervangend systeem kleven bezwaren : je kunt met het schrift normaliter niet weergeven dat een bepaalde uiting met meer of met minder nadruk gerealiseerd moet worden, zelfs als door middel van ? en ! aan dit bezwaar eniszins tegemoet wordt gekomen. In de stripverhalen van Asterix wordt door de auteurs een geschreeuwde uiting met dikkere letters aangegeven dan in een normaal gesproken zin. Daarnaast kan iemand die het schrift van een bepaalde taal machtig is een taaluiting begrijpen die niet voor hem bestemd is. Daarvoor zijn er ter vervanging van het schrift geheimschriften ontworpen die dus een substituut van een substituut (de gewone schrijftaal) vormen.
Veel van wat hierboven gezegd is , is al eerder door mij voorgesteld in mijn boekje Sémiologie et Linguistque
Freek Van de Velde zegt
Ad 6: metaforen, beeldspraak etc.