Waarom gedichten van Joost Oomen lezen?
Sommige dichters lees je om ontroerd te raken, andere om te lachen, en nog weer andere om geraakt te worden door verheven gevoelens. Maar er zijn ook dichters die je leest omdat ze zorgen voor een voorjaarsschoonmaak in je hoofd. Weg met het spinrag en het getob! De ramen open zodat de zachte lentebries en het lichte lentelicht naar binnen kunnen buitelen.
Herman Gorter was zo iemand, Paul van Ostaijen was zo iemand. Joost Oomen is zo iemand. Houd zijn nieuwste bundel Lievegedicht altijd bij de hand voor de sombere momenten, de dagen dat mensen bijvoorbeeld beweren dat de Nederlandse taal ruim baan moet maken voor de macrodoelmatigheid.
Ieder gedicht in die bundel heeft die functie. Openingszinnen, bijvoorbeeld. Dit zijn alleen maar de openingszinnen van dat gedicht:
Openingszinnen
er valt een traan op een boterham
er valt honing op een plankje kersenhout
er valt een druppel kaarsvet in een zwart meer
er valt zaad op een ontbijtbord
er valt spa rood op een kerncentrale
er valt perziksap op een nog blinde puppyer groeit gras op een groep leeuwen
er groeit een dennenboom op de snor van Dick Bruna
er groeit een bramenstruik tussen twee schuifdeuren
er groeien frambozen in een bunker
er groeit een cipres in een Mariabeeld
er groeit een oleander in een arrenslee
er groeit een lelietje-van-dalen op mijn rechtervoet(…)
Je moet dit niet willen begrijpen, je moet dit allemaal willen zien: stuk voor stuk zijn het openingszinnen waarachter een fantastische roman schuil lijkt te gaan, maar het heeft geen enkele zin om die roman uit te willen schrijven.
Dit soort gedichten zijn vreselijk lastig. Het is raar en bedacht, maar moet niet raar en bedacht klinken. Het is excentriek, maar moet niet excentriek willen zijn. De spa rood die op de kerncentrale valt moet aanvoelen alsof hij daar altijd al op had gelegen. De dichter heeft het alleen maar wat eerder gezien.
De titel Lievegedicht kondigt al aan dat het gaat om liefdesgedichten al hebben ze lang niet allemaal duidelijk een aangesprokene. De echte liefdesgedichten steken wat mij betreft Gorter én Van Ostaijen naar de kroon:
Kurkje
ik ben een heel klein kurkje
ik ben een heel klein kurkje
je moet me reddenik heb een wenkbrauw van stroop
ik heb een wenkbrauw van zout
ik mag mij niet bewegen anders
valt de wenkbrauw van mijn hoofdik ben een heel klein kurkje
ik ben een heel klein kurkje
je moet me redden
Het is strikt genomen onzin, maar je kunt er geen woord uit weglaten of veranderen, of het gedicht stort in elkaar. Probeer maar: ‘ik ben een kurkje’, dat werkt niet meer. ‘Ik heb een wenkbrauw van suiker’, en het gedicht vervalt in zoetigheid.
Het wordt eindelijk mooi weer! Koop Lievedgedicht en ga naar buiten, het park in, en lees Joost Oomen in het zonnetje.
Laat een reactie achter