Met de moed der wanhoop proberen de personages in de romans van Willem Frederik Hermans zich toegang te verschaffen tot de waarheid. Maar in het sadistische universum wordt die toegang hun steevast ontzegd. Bovendien: waarheid?
Wat wij voor waarheid houden is hier niets anders dan de projectie van onze particuliere paranoïa.
Gisteren lazen promovenda Sasha Richman en ik met onze tweedejaars studenten Nederlands in Groningen het verhaal ‘De blinde fotograaf’, geschreven in februari 1957, een jaar voordat Hermans’ doorbraakroman De donkere kamer van Damokles het licht zou zien.
De societyjournalist Appie portretteert ‘paradoxale persoonlijkheden’. Zijn hoofdredacteur zet hem op het spoor van een blinde fotograaf, die bij zijn ouders in een donkere pijpenlade woont en alleen mag worden bezocht tegen betaling en met een lege zaklamp: zwart licht. Rond de donkere kamer ontspint zich een even macaber als absurd spel met beeld en taal.
Behalve over verhaaltheorie en Wittgenstein ging het vandaag over analoge fotografie, over camera’s en optische instrumenten, over donkere kamers en zwart licht (wie ziet nog de sneer naar Harry Mulisch, schrijver van de kleine roman ‘Het zwarte licht’, die een jaar eerder was verschenen: “Het gewauwel over zwart licht, erg in de mode, verveelde mij al lang.”)
Ook wisselden we van gedachten over een beslissende leeservaring van de jonge Hermans. In de oorlogsjaren las en herlas hij Kafka. Op 11 februari 1943 schreef hij over die ervaring een lange brief aan de twintig jaar oudere Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, met wie hij een passie voor literatuur deelde. Hermans zag al vroeg de absurde logica in de dialogen die de personages van Kafka op touw zetten, de cynische humor ook (die aan de narratologie ontsnapt) in de parabel ‘Vor dem Gesetz’: een man wil toegang krijgen tot de wet, maar de poortwachter ontmoedigt de man en wanneer de man van buiten na vele jaren zal sterven krijgt hij van de wachter te horen dat de poort uitsluitend voor hem was bestemd en dat deze nu gesloten zal worden.
Hermans in 1942 over de verhalen van Kafka:
Er is iets niet in orde, er gebeurt iets wat anders had moeten gebeuren of niet; zijn personen gebruiken hun hele leven met de fout op te sporen, maar zij vinden hem niet en gaan er aan te gronde.
Over wie zou dat nu gaan?
Laat een reactie achter