Het zou over de Nederlandse steun aan Oekraïne gaan in februari in de Tweede Kamer maar het begon met de Nederlandse taal. Thierry Baudet (FVD) tekende protest aan tegen een kort welkom door de voorzitter na voorafgaande vertaling in het Oekraïens in de richting van de ambassadeur en de minister van Buitenlandse Zaken van dat land, als bezoekers aanwezig. Dit zei zij volgens de Handelingen: “Welkom in het Nederlandse parlement; laskavo prosymo do parlamentoe Niderlandiv!” Baudet wilde interrumperen toen Kati Piri (PvdA) een begroetend zinnetje in het Engels zei. (“Dear minister Koeleba, dear Ukrainian ambassador and delegation. Through you I would also like to wish the Ukrainian people strength in their courageous resistance against the Russian aggression. You can count on our continued support.”) De voorzitster sneed Baudet nog net de pas af en Piri vertaalde haar korte, simpele Engels in het Nederlands. Baudet kon het daarna niet laten om zich te beklagen over een vroegere reactie op een stukje in het Latijn van hemzelf maar nu! “Of maakt het allemaal niks meer uit als het over Oekraïne gaat?”*) Toen Sjoerd Sjoerdsma (D66) het woord kreeg, leverde deze direct een vertaling van zijn Engelse opening: “Voorzitter. A warm welcome to minister Koeleba. Een warm welkom voor minister Koeleba, zeg ik voor de heer Baudet.”
Sjoerdsma bood taalbeschouwers verderop stof tot nadenken. Hij sprak over de misdaden van de kant van Rusland en zei toen onder andere dit: “Gerechtigheid begint ook met het verzamelen van bewijs. Twee marechausseeteams hebben dat gedaan onder de vlag van het Strafhof. Hier in het parlement praten wij vaak in abstracte zin over gerechtigheid, maar het begint met forensische onderzoekers die met hun voeten in het lijkvocht staan. Ik ben dankbaar dat zij dat willen doen (….).”
Hier steekt iemand de loftrompet over forensisch onderzoekers (“dankbaar dat zij dit willen doen”) maar de goede verstaander kon dit kort daarvoor al uit de gekozen taal opmaken. Toen had Sjoerdsma het volgens de Handelingen dus over het feit dat zij “met hun voeten in het lijkvocht staan”.
Hoe komt Sjoerdsma aan die wijze van zeggen met “voeten in het lijkvocht”? Ik denk dat het minstens teruggaat op de vroeger meer dan nu maar onveranderd gangbare manier van zeggen met “voeten op de grond” – die wijze van uitdrukken heeft mettertijd een lange reeks van varianten gekregen als we de Kamerverslagen nagaan, maar positief bedoeld is het altijd.
Een variant op de wijze van zeggen met (beide) voeten is die met beide benen. Zo zegt minister In ‘t Veld (Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, met dank aan die behulpzame maar bedreigde website parlement.com) al in 1950 van zichzelf: “(…) ik dacht, dat ik in het algemeen met beide benen op de grond bleef staan”. Beide benen op de grond is positief, nuchter. Geregeld betekent “op de grond” ter plaatse, daar waar iets gedaan wordt, waar dingen gebeuren (zoals informanten – of organisaties op de grond). Het is dus geen wonder dat grond door verwante begrippen vervangbaar is. Zo kan gesproken worden van beide benen op de bodem van de werkelijkheid, beide benen op de vloer – en het tegengestelde kan dus ook gehoord worden “beide benen in de lucht” maar dan is het in combinatie met iets verwerpelijks.
Een ander kenmerk is het ambachtelijke aspect dat aan deze manieren van zeggen kleeft. Een duidelijk voorbeeld daarvan is “Boer” Koekoek die in 1974 zegt: “Mensen die met beide benen in de praktijk staan hebben het altijd beter geweten (….)”. Daarmee wordt impliciet afstand genomen van theoretici, de wetenschap, witte boorden – en Koekoek is in dat opzicht waarachtig niet de enige.
De voeten of de benen op de grond (soms de nuchtere grond), op aarde, op de vloer, in de praktijk, de werkelijkheid, in de samenleving en elders tot het concrete geval van het lijkvocht in de woorden van Sjoerdsma – die uitdrukking ontwikkelt zich in de loop der jaren. (Wordt vervolgd.)
*) Dit zei Baudet in 2017, het vormde het begin van zijn maidenspeech: “Quo usque tandem factionem cartellum et officiorum machina patientia nostra abutitur dum navis praetoria resurrectionis ad profiscendum parata est?” (Dat moest betekenen: ‘Hoelang stellen het partijkartel en de baantjescarrousel ons geduld nog op de proef terwijl het vlaggenschip van de renaissancevloot klaarligt?’ Lastig natuurlijk, hoe noemden de Romeinen ooit die twee FVD-verwijten en hoe ga je om met een term als Renaissance als dat ook pas honderden jaren na het sterven van het Latijn in gang kwam.)
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Siemon Reker
Laat een reactie achter