Liever nog dan mijn slimme telefoon heb ik een aantal nieuwe dichtbundels onder handbereik. Als je die leest dan weet je vaak wel hoe laat het is.
Plundering van de Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog is zo’n bundel.
Mijn kennismaking met de poëzie van Antjie Krog dateert van 1994, toen de Utrechtse docent Moderne Letterkunde, R.L.K. Fokkema, ons haar boek Lady Anne (1989) voorlegde in het kader van een onderzoek naar verhalende dichtkunst. Met de hulp van uitwisselingsstudenten uit Stellenbosch kreeg ik wat meer gevoel voor de klank van het Afrikaans. Lady Anne is een kroniek in verzen over de Schotse edelvrouw Lady Anne Barnard (1750-1825). Krog riep in haar boek een bard in het leven en onderzocht de geprivilegieerde, maar ook beknelde positie van haar heldin, een witte upper class dame. De dichter bracht middels de bard ook haar eigen positie in het spel. Het boek – haar zevende dichtbundel – verscheen kort voor de vrijlating van Nelson Mandela.
Wees gegroet Lady Anne Barnard!
U lewe wil ek besing en akkoorde
daaruit haal vir die wysie van ons Afrika kwart.
Ek kinieval, buig en soen u hand:
wees u my gids, ek – u benarde bard!
Dat was in 1989. Lady Anne bleef haar bezig houden. In het voorwoord bij haar Engelse vertaling (2017) schrijft Krog hoe haar lady bij nader onderzoek een complexer persoon bleek te zijn dan de oude geschiedenisboeken haar voorstelden. Terwijl Krog les gaf in de townships, zich verdiepte in het deconstructivisme, het land aan de vooravond van een beslissende omwenteling stond en er hoop gloorde op een nieuwe tijd na Apartheid, raakte zij steeds sterker doordrongen van “the unbearable complexity of it all”. Alle lof en lauwerkransen voor haar boek ten spijt, drong zich al spoedig na verschijnen in 1989 het gevoel op “that absolutely nothing of what was happening could be detected in the volume”.
Bijna dertig jaar later is haar perspectief gekanteld en ziet de dichter hoe brandende kwesties die haar land in hun greep hebben zich ook in haar Lady Anne aftekenen.
Plunderingen is een prachtig voorbeeld van late stijl in nieuwe poëzie. De gedichten van de inmiddels zeventigjarige Krog zijn niet minder geëngageerd dan haar vroegere werk, maar het eindigheidsbesef plaatst haar betrokkenheid bij medemens en leefomgeving in een zelfrelativerend perspectief: “een afscheidnemende wereld is het enige dat priemt / tussen al die opgetaste woorden”.
vroeger was ik een met hen die brandden
als mijn stem de boodschap nu dwingend wil laten horen
siddert ze akelig klef van compassie en vergiffenis
De woede en de vechtlust zijn er nog altijd, zolang “onrecht ettert in de open velden”, maar de toon is een andere dan voorheen. De gebiedende en smekende wijs hebben plaatsgemaakt voor een groeiend aantal vragen. Ben ik “de Grote Witte Blik”? “Is goedbedoelde witheid pijnlijk”? “Waarom vlucht ik met mijn ouderdom als een kroon voor me uit / om niets te maken te hebben met de woedende scharnieren van de wereld”? De vragen zijn niet alleen uitingen van onmacht. Zij vloeien voort uit het verlangen om te worden “gepord, gekneusd en opengerukt / door andere denkwijzen” en daartoe moeten alle zekerheden schipbreuk lijden.
Intussen trekt de tijd zijn sporen – “het is de tijd van kanker, alzheimer en parkinson / we speuren voortdurend inwendig naar het Grote Teken” – en nu, in het zeventigste levensjaar, “draaien mijn oren binnenwaarts” en daar horen zij de tekens van het lichaam. De dichter is een toeschouwer geworden.
ik woon een vergadering bij
waar door een microfoon in het gezicht van de rector wordt geschreeuwd
studenten eisen extra gigabytes, maandverband, medische zorg
een kamer, gratis onderwijs vanuit een gedekoloniseerd leerplan
Een interessante eigenschap van late stijl is het hernemen van motieven en figuren uit vroeger werk.
Zo verschijnt Lady Anne opnieuw in Plundering. Maar de epische heldin uit het nieuwe gedicht (2022) staat in een wezenlijk andere context, namelijk die van het Zuid-Afrika van na de Apartheid. Waar de bard in Lady Anne haar protagonist in de taal ombracht (“onder my duim lê die fyn sintaksis van jou strot”), daar laat zij de ouder geworden en berooide dame in Plundering zich uitspreken in een herinnering aan een ontmoeting met doctor Samuel Johnson, “de Intellectuele Teelbal van de Engelse taal”. Als oudere, verlaten en berooide dame denkt Anne terug aan een avond met de doctor aan tafel “& hoe je als vrouw / al je zintuigen martelt om het uit te vinden”: hoe deze man te behagen en “wat zal hem van jouw uniciteit overtuigen?”
Het zijn vragen waar geen antwoord meer op volgt. Lady Anne laat zich, als eens Virginia Woolf, in het water zakken, “my arms omhels ’n rots as my dodebark”.
De laatste afdeling in Plundering bevat overigens een reeks van vier meerstemmige “pogingen om de witte blik aan mezelf uit te leggen”, onder de titel “(werk in uitvoering)”, want het is nog niet gedaan met de poëzie.
- Antjie Krog, Lady Anne. Bramley: Taurus, 1989.
- Antjie Krog, Lady Anne. A Chronicle in Verse. Translated from the Afrikaans and with a Preface by the Poet. Lanham: Bucknell University Press, 2017.
- Antjie Krog, Plundering. Uit het Afrikaans vertaald door Robert Dorsman en Jan van der Haar. Amsterdam: Podium, 2023.
Andries Visagie zegt
Tot dusver vond ik Plundering iets minder goed dan de vorige bundels van Antjie Krog omdat haar thematiek vrijwel onveranderd is, maar Mathijs Sanders heeft gelijk dat Plundering een voorbeeld van late stijl is en dat het daarom niet verwonderlijk is dat Krog haar vroeger werk herneemt. Daardoor wordt mijn oordeel iets milder.