Jurriën Rood meent dat je appels en peren wel met elkaar kunt vergelijken. Hij maakt hier nogal een groot punt van: je kunt echt alles met elkaar vergelijken. En dan kun je bijvoorbeeld zeggen dat appels dichter in de buurt komen van een ronde vorm.
Jaja.
Het is het soort opmerkingen die je als taalkundige weleens te horen krijgt op een feestje. Iemand is een succesvolle ondernemer maar taal is zijn hobby en hij denkt er af en toe over na dat het allemaal toch echt niet klopt. Neem nou die uitdrukking over appels en peren, dat is toch onzin? Er wordt eigenlijk bedoeld dat het niet zoveel zin heeft om ze met elkaar te vergelijken. Maar dat wordt er niet gezegd.
Het verschil is dat Jurriën Rood een heel boek heeft geschreven, waarin hij eerst allerlei uitdrukkingen behandelt die volgens hem ‘onwaar’ zijn (‘niets menselijks is mij vreemd’ bijvoorbeeld of ‘dat is een semantische discussie’, of ‘angst is een slechte raadgever’ en daarna datzelfde ook nog eens doet met woorden (belasting is geen last, de vrije markt is helemaal niet zo vrij, enzovoort). Allemaal ‘dwaaltaal’, volgens Jurriën Rood, die er een aantal filosofen uit vooral een vrij grijs verleden bij haalt om zijn gelijk te bewijzen.
Lawaai
Taaalkundige literatuur of wat recentere taalfilosofie haalt Rood er niet bij, hoewel dat best het een en ander had kunnen verhelderen (hij noemt in zijn nawoord overigens wel een taalkundige en een taalfilosoof die hem geholpen hebben).
Is ‘Je kunt geen appels met peren vergelijken’ bijvoorbeeld ‘onwaar’? Rood lijkt te menen dat ‘vergelijken’ betekent: een tekst opstellen waarin je punten van overeenkomst en verschil tussen twee concepten opsomt. En omdat dit altijd kan, meent hij dat de zin onwaar is. Maar de uitdrukking wordt natuurlijk meestal gebruikt in de zin van ‘vast stellen hoe twee dingen zich tot elkaar verhouden, bijvoorbeeld om te zien wat er beter is’ (Rood noemt zelf verkiezingen of musical awards), en dan is dat in de praktijk heel lastig. Wat is smakelijker: een appel of een peer? Wat maakt meer lawaai? Wat past het beste in de zak van een jas? Daar valt niks over te zeggen.
Dat is de zin waarin appels en peren niet met elkaar te vergelijken zijn.
Met stenen gooien
Rood denkt, kortom dat er een absolute betekenis van zinnen is, liefst een eenduidige, en weer te geven in een formule. Dwaaltaal doet wat dat betreft een beetje denken aan de essays van Maarten ’t Hart over de bijbel (‘De schrift betwist’), waarin de grote schrijver aantoonde dat het natuurlijk echt niet mogelijk is om over water te lopen, zoals Jezus doet. Alleen schrijft ’t Hart altijd geestig en onderhoudend, en met enorme kennis van zaken, en helaas gelden die dingen allemaal niet voor Rood.
Hij heeft zelfs óók kritiek op het bijbelse woord ‘Wie er zonder zonden is, werpe de eerste steen’. Hij zegt (terecht) dat de implicatie van die zin is dat er geen mensen zonder zonden zijn, wat hij denkt te weerleggen door erop te wijzen dat de overgrote meerderheid van de mensen geen strafblad heeft. (Ik heb ook geen strafblad, maar de lijst van mijn zonden groeit nog iedere dag) Bovendien iemand die zonder zonden is, gooit natuurlijk niet met stenen!
Angst
Dat laatste laat nog een probleem zien van Roods aanpak. Hoewel hij ergens braaf vermeldt dat in de taalfilosofie feiten en meningen worden gescheiden, valt heel veel van zijn dwaaltaal eigenlijk in de afdeling ‘dit is dwaaltaal, want ik ben het er niet mee eens’. Het is geen objectief feit dat mensen zonder zonden geen stenen gooien, zoals het óók geen objectief feit is dat ze de hele dag met steden gooien. Er is helemaal geen intersubjectieve maat van zondigheid die bepaalt of zondeloze mensen wel of niet met stenen gooien.
Een ander voorbeeld: angst is een slechte raadgever. Volgens Rood is dat ‘dwaaltaal’, want als er een moordenaar op je af komt met een groot scherp keukenmes, moet je volgens hem hollen. Daarom zou je eigenlijk moeten zeggen: je moet niet altijd luisteren naar je angst. Maar dat is voor sommigen – die bijvoorbeeld geloven dat je over alles altijd rationeel moet nadenken en je gevoelens nooit moet laten meewegen in je beslissingen – evengoed dwaaltaal. Over angst valt in die zin alleen dwaaltaal te zeggen.
Het lijkt de strekking van het hele boek. Rood kijkt met zijn gezonde verstand naar allerlei woorden en zinnen en meent dat die allemaal dwalen, de mensen misleiden, enzovoort. Dat zijn gezonde verstand en zijn idee over hoe de wereld in elkaar zit (emoties zijn soms goed, net als belastingen) ook niet de absolute waarheid is, omdat die niet bestaat, dat ziet hij niet. En je zou in zijn eigen trant kunnen zeggen dat het heel slecht is om dingen waarmee je het niet eens bent als ‘onwaar’ en ‘dwaaltaal’ te bestempelen.
Een belangrijke vraag bij dit alles is: waarom wil iemand dit uitgeven? En waarom zijn er geen boeken die wél inzichtelijke dingen over dit soort uitdrukkingen zeggen?
Jurriën Rood. Dwaaltaal. Aangenomen onwaarheden van onze tijd. Noordboek, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever.
Jona Lendering zegt
De voorlaatste vraag, “waarom wil iemand dit uitgeven?”, kan ik voor je beantwoorden. Je geeft boeken uit om geld te verdienen, niet méér. Goede boeken of slechte boeken, dat maakt niet uit. Als je in je fonds een goed boek hebt en een beroemde auteur levert een slecht manuscript aan dezelfde thematiek, dan geef je dat manuscript uit en krijgt het goede boek geen herdruk. Die beroemde auteur zorgt voor goede verkoop en kwaliteit doet dat niet.
Marc van Oostendorp zegt
Maar we hebben het in dit geval bij mijn weten ook niet over een beroemde auteur.
Jona Lendering zegt
Dat is waar. Ik had moeten zeggen “een boek dat inhaakt op voor iedereen herkenbare dooddoeners belooft goede verkoopcijfers”. Mijn punt is: uitgevers zijn volkomen ongeïnteresseerd in wetenschappelijke kwaliteit.
Marc van Oostendorp zegt
Van mij hoeft het niet eens wetenschappelijk te zijn. Er zijn de mooiste boeken over taal geschreven door mensen zonder specifiek taalkundige training. Als het maar niet allerlei (ook buiten de wetenschap) platgebaande paden presenteert als een volkomen onontdekte sluiproutes. Wie nog nooit een gesprek heeft gevoerd over de vraag of je appels en peren nu wel of niet met elkaar kunt vergelijken, moet geen boeken willen schrijven over het onderwerp. Rood heeft ook allerlei boeken geschreven over heel andere onderwerpen, hij is kennelijk iemand die overal verstand van heeft.
Het gebrek aan enige verwijzing maakt het wel extra ergerlijk. Het deel over woorden begint met ‘belasting’ en de naïeve lezer krijgt de indruk dat Rood dit verzonnen heeft. Maar het is een van de klassieke voorbeelden (tax burden) van George Lakoff, zelf op zijn beurt een van de grondleggers van de theorie over ‘framing’ dat je door belasting als een last voor te stellen, de discussie eigenlijk al automatisch zo stuurt dat die last zo licht mogelijk moet zijn. (Ik heb daar ook weleens over geschreven.) Het woord framing wordt helemaal niet genoemd. Dat voelt wel erg aan als pronken met andermans veren.
Bert Mostert zegt
Laat ik mij beperken tot een opmerking over de toon, hoewel over de inhoud ook het nodige te zeggen is. Die toon doet denken aan de neerbuigendheid van sommige collega-artsen over leken die een “medische opinie” hebben. Die toon draagt bij aan miscommunicatie, vergroot de afstand tussen gesprekspartners en suggereert een tweedeling tussen weters en onnozelen.
Voor patiënten en artsen een onwenselijke zaak, maar wellicht is dat voor neerlandici en hun publiek niet het geval.
Marc van Oostendorp zegt
Het gaat mij er helemaal niet om dat die meneer Rood een leek zou zijn (dat is hij niet eens, want hij heeft taalfilosofie gestudeerd), maar dat hij alleen maar oppervlakkige platitudes te berde brengt. Het zou vast enorm de communicatie met meneer Rood ten goede komen als ik net zou doen alsof ik niet zag dat hij allerlei dingen zegt die al veel vaker zijn opgemerkt, ook buiten de wetenschap. Ja, als ik zou doen alsof hij een briljant genie is die voor het eerst aantoont dat je best appels met peren kon vergelijken, dan werden wij misschien de beste vrienden. Maar het zou ook betekenen dat er misschien mensen dit boekje zouden kopen waar ze niets mee opschieten.
Ik wil niet zeggen dat dit kwakzalverij is – want het is natuurlijk verder niet schadelijk als mensen voortaan hun feestjes gaan bederven met hun wijsheden over appels en peren. Maar waarom een groep – in dit geval de taalkundigen – niets zou mogen zeggen als iemand allerlei weinig doordachte losse flodders bij elkaar zet in een boekje, ontgaat mij. Vooral omdat de ’toon’ van het boekje zelf zo aggressief is – alles waar Rood het niet mee eens is, is volgens hem ‘dwaaltaal’ en ‘onwaar’.
Ronald V. zegt
De heer Rood heeft als ik het goed begrijp, eerst filmacademie gedaan. Daarna is hij in de filosofie afgestudeerd.
Filosofie is onder meer een kritische bestudering van de antwoorden van oudere filosofen op filosofische vragen maar ook van de pogingen tot antwoorden van min of meer hedendaagse filosofen. Kortom, een afgestudeerde filosoof die zich over taal wil buigen, dient zich ook min of meer diepgaand bezig te houden met de moderne taalfilosofieën en de hele heisa daarom heen.
Of taal kan dwalen? Ik denk van niet. Ideeën kunnen er naast zitten. Maar taal? Wellicht heeft Stalin gelijk toen hij zei dat taal op zich neutraal is. Ooit ergens gelezen dat hij dat zei. Waar weet ik niet.
Het boek van Rood lijkt als ik de recensie een beetje begrijp, een nogal hoog Hietbrink-gehalte te hebben. Op tv wees Hietbrink Oost-Groningen aan en oreerde: Drenthe, der ente, het einde … er gaat niets boven Drenthe. Twente was volgens hem het tweede ente, het tweede einde. Einde van wat?
https://www.dbnl.org/tekst/_taa014199201_01/_taa014199201_01_0076.php
Maar dat het Nederlands de oudste taal der wereld is, dat mogen we des maandags best geloven. Zonder geloof vaart niemand wel. 🙂
Marc van Oostendorp zegt
Nee, dit gaat een beetje te ver, die vergelijking met Hietbrink. Dat was vaak slecht te volgen onzin, wat Root opschrijft is best te volgen en is ook niet per se onzin. Het is vooral weinig doordacht.
Robert Kruzdlo zegt
Willem Hietbrink was en taalclown. Die moeten er ook zijn. Ik heb altijd genoten van zijn ongeloofwaardige taalspelletjes. Wittgenstein had waarschijnlijk ook plezier beleeft aan Hietbrink en hem als voorbeeld gesteld hoe een niet filosoof met taal omgaat. Rood heeft een nadeel: hij gebruikt zijn verstand op een niet gangbare manier. Hietbrink had zijn eigen Van Dale. Rood zegt het tegendeel. We hebben het hier dus over ‘taalmeiten’. Niet mijten. Je hebt dus ook uitgeverij van meiten. Betekenis meiten: meiten st. miet, h. gemeiten 1 snijden 2 houwen • Noors meite • ~ °mitten, °meet2, °meet3, mijt, mog. ~ °amete/°amte ‘mier’, °meiden2 ‘beschadigen, verwonden’
Laten we erom lachen: https://www.youtube.com/watch?v=D7S75Wq3syw