Over angst, schaamte en (on)geluk in recente Nederlandse jeugdromans over homoseksualiteit
(Afbeelding via DALL-E.)
Leraar Nederlands en vakdidacticus Marie-José Klaver onderzoekt de angst voor afwijzing en de haperende lichamen waarmee de homoseksuele hoofdpersonen in nieuwe Nederlandse jeugd- en adolescentenliteratuur (2019-2022) kampen. Ze probeert te verklaren waarom de lhbt-personages zoveel moeite hebben om hun seksuele identiteit te accepteren en zo bang zijn die openlijk te beleven. Daarnaast stelt ze de vraag welke betekenis en waarde deze romans kunnen hebben voor (jonge) lezers. Ten slotte analyseert ze of de representatie van de ontwikkeling van Nederlandse lhbt-protagonisten overeenkomt met die in buitenlandse romans met dezelfde thematiek.
‘Ey, gaytje, wat kijk je?’ Al in groep zes wordt Pep, de verteller in De laatste man (2022) van Pepijn Keppel, gepest en vernederd omdat hij homo is. Zijn klasgenoten Ruben, Alex en Daan doen hem in de pauze een halsband om en laten hem aan een hondenriem over de grond kruipen. ‘Gaytje, op handen en voeten. Lopen als een hond. Lopen, zeg ik, op vier poten, flikker.’ (Keppel 2022) Dit gebeurt niet één keer, maar weken achter elkaar. Niet alleen bij Pep, maar ook bij zijn klasgenootje Gijs. Als de school een themadag over tolerantie organiseert waar ook homoseksualiteit wordt besproken, nemen de pesterijen toe. Thuis is er niemand met wie Pep kan praten als hij uit school komt. Zijn ouders werken allebei en de oppas mag hem niet.
De pesterijen op de basisschool zijn een voorbode voor jarenlange schaamte, schaamte voor de schaamte en een haperend lichaam. Als Pep een gerespecteerde tophockeyer is die psychologie studeert en aan chronische stress en pijn lijdt, schreeuwt zijn vader hem toe:
‘Godverdomme, als je nou gewoon een keer uit de kast komt!’ Zijn reactie: ‘Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik voelde een onbehagelijke hitte op me neerdalen, van schaamte, van verdriet, betrapt. Mijn ouders zagen het, dat zag ik.’
Keppel 2022
De laatste man is niet de enige recente Nederlandse autofictionele roman over gêne over de eigen regenboogidentiteit. De afgelopen jaren verschenen er tal van coming-of-ageromans waarin angst en schaamte een belangrijke rol spelen: De jongen die van de klif sprong en zacht terechtkwam (2022) van Stefan Raatgever, Later als ik vliegen kan (2022) van Adriaan Volk, De afwijking (2021) van Dries Muus, Confettiregen (2020) van Splinter Chabot en Niemand ziet het (2019) van Dolf Verroen. Al deze romans zijn gebaseerd op de jeugdervaringen van de auteurs en geschreven vanuit het perspectief van homoseksuele mannelijke adolescenten. Soms zijn de angsten die de vertellers ervaren zo hevig dat hun lichamen uitvallen: ze verstijven, raken verlamd van angst en krijgen onverklaarbare medische klachten en paniekaanvallen. Op Verroen (1928) na gaat het om jonge auteurs, geboren tussen 1980 en 1996.
Afwijken wordt bestraft
Waarom zijn hun hoofdpersonen zo bang voor hun eigen gevoelens en voor de reacties van hun omgeving op hun seksuele identiteit? Nederland, het eerste land waar paren van hetzelfde geslacht mochten trouwen, is toch koploper wat betreft lhbt-emancipatie? 80 procent van de Nederlandse middelbare scholen heeft een Gender and Sexuality Alliance (GSA), een club waar leerlingen andere leerlingen die homoseksueel, lesbisch, biseksueel, transgender of non-binair zijn, kunnen ontmoeten. In dit essay onderzoek ik waar de angst van de lhbt-protagonisten vandaan komt en welke invloed die op hun levens en vooral hun lichamelijk functioneren heeft. Ook analyseer ik wat de betekenis is van deze romans en hoe ze van waarde kunnen zijn voor jongere en oudere lezers. Daarvoor gebruik ik de theorie van Judith Butler over heteronormativiteit en performativiteit en die Sara Ahmed over oriëntatie en geluk. Ten slotte vergelijk ik de Nederlandse lhbt-romans met buitenlandse romans over dezelfde thematiek. Worden de ontwikkelingsverhalen van bijvoorbeeld Indiase, Franse en Britse queer jongeren ook zo gedomineerd door schaamte en angst of is er ook een andere homoseksuele puberteit en adolescentie mogelijk?
Uit alle teksten in het corpus blijkt al snel dat de geringste afwijking van de heteroseksuele norm opgemerkt en bestraft wordt. Met een hondenriem bij Keppel, met spreekkoren op het voetbalveld en gescheld in de kleedkamer bij Muus, met nastaren, uitlachen en uitschelden op school bij Chabot en met verdachtmakingen bij Volk. Afwijken van de norm leidt tot walging en zelfhaat bij de hoofdpersonen. In zijn masterscriptie Denk niet aan een roze olifant (2021) laat Jesper Bongers zien hoe Wobie, de op Chabot zelf gebaseerde hoofdpersoon van Confettiregen, heteronormatieve opvattingen over hoe jongens zich horen te gedragen, heeft geïnternaliseerd. Stap voor stap werkt Bongers uit hoe geïnternaliseerde heteronormativiteit Wobie in zijn ontwikkeling belemmert. Pas als student voelt hij zich vrij genoeg om te erkennen dat hij homosekseel is.
Zo’n analyse zou je ook voor de romans van Muus, Raatgever, Verroen en Volk kunnen maken. Het is alle hoofdpersonen duidelijk dat hun lichaam naar het verkeerde – in de ogen van de maatschappij- verlangt. Dat besef leidt tot walging, zelfhaat, angst, paniekaanvallen, zelfmoordneigingen en zoals we later zullen zien doelbewuste acties om het lichaam een heteroseksuele heroriëntatie te geven.
Wobie, die als prille brugklasser in de gangen op school wordt uitgescholden voor ‘homooo!’ en ‘gayyy!’ (Chabot 2020), voelt zich na de eerste keer seks met een jongen zo vies dat hij zichzelf obsessief schoon probeert te schrobben onder de douche. ‘Een jongen, dacht ik. Gadver. Gadverdamme. Dat kon niet goed zijn.’ (Chabot 2020)
Voetbaltalent Matty krijgt een erectie als hij met zijn team onder de douche staat. Iedereen ziet het en vertelt het door op de club en de school. Overal waar hij komt, wordt Matty gepest en nagejouwd (‘Homo. Handen thuis hè?’ Muus 2021), en tijdens de wedstrijden worden er spreekkoren aangeheven:
Stijve onder de douche, olé olé
Stijve onder de douche, olé olé
Stijve onder de douche,
Klap-klap
Stijve onder de douche,
Klap-klap
Stijve onder de douche, olé oléEr… staat… een… nicht op het veld
Ja ja, een nicht op het veld
Ja ja, een nicht op het veld
Daar bij A-chi-llesAl zijn energie en talent, zelfs de meest basale skills – een rechte pass geven over drie meter – vloeien uit hem. Hij wordt tegelijk heel klein en heel zichtbaar, een mier onder een microscoop, en zijn miezerigheid groeit met elk spreekkoor.
Muus 2021
Tot overmaat van ramp worden de spreekkoren en Matty’s reactie gefilmd: ‘tientallen, honderden filmpjes, die straks allemaal online komen, beschikbaar voor de hele wereld’ (Muus 2021) Niemand grijpt in, niemand praat met de jongen, niemand vraagt waar zijn paniekaanvallen die hem totaal verlammen vandaan komen. Zijn trainer ziet de homofobie als het gevolg van ‘kleedkamergelul’, een interne kwestie die niet naar buiten had mogen komen. Zijn angst om het veld op te gaan moet Matty maar zien te overwinnen.
Ook bij de andere jonge hoofdpersonen tasten heteronormativiteit en homofobie hun lichaam aan. Pep kan niet hockeyen zonder pijnstillers en droomt van ongelukken en verminkingen die hem een geldig excuus zouden bieden te ontsnappen aan de topsportwereld waarin voor een jongen die op jongens valt geen ruimte is. Bram uit Later als ik vliegen kan heeft net als Matty last van paniekaanvallen en een uitvallend lichaam. ‘Ik had geen controle over hun kwetsende woorden. Ik had geen controle over mijn lichaam, dat me in de steek begon te laten.’ (Volk 2022) Wobie en Pep overwegen een einde aan hun leven te maken en Bram heeft een zelfmoordpoging ondernomen.
Heroriëntatie en desoriëntatie
Het is duideIijk dat de hoofdpersonen zich volgens de ‘heteroseksuele hegemonie’ (Butler 1993) op de verkeerde lichamen richten. In Queer Phenomenology: Orientations, Objects, Others (2006) analyseert Sara Ahmed het begrip ‘oriëntatie’ in ‘seksuele oriëntatie’. Wat betekent het voor een lichaam om een oriëntatie (richting) te hebben? Kun je ook van richting veranderen? Dat is wel wat de hoofdpersonen in de recente lhbt-romans proberen. Ze richten hun lichamen op geaccepteerde sporten en heteroseks, en bewegen weg van wat ze eigenlijk willen: paardrijden, niet meer sporten en seks met jongens. Erbij horen vraagt om opoffering, aldus Ahmed:
In the case of sexual orientation, it is not simply that we have it. To become straight means that we not only have to turn toward the objects that are given to us by heterosexual culture, but also that we must ‘‘turn away’’ from objects that take us off this line.
Ahmed 2006
Normatieve heteroseksualiteit is een kwestie van performativiteit, schrijft Judith Butler in Gender Trouble (1990). Bij mannelijkheid en vrouwelijkheid hoort volgens de dominante normen vastomlijnd seksueel en sociaal gedrag, dat doordat het steeds weer herhaald wordt als normaal wordt beschouwd. De mannelijke hoofdpersonen proberen zich zo heteromasculien mogelijk voor te doen om niet door de mand te vallen. Echte mannen excelleren in mannelijke sporten als voetbal en hockey. Ze zwijgen over hun liefde voor het Songfestival en scheppen op over hun tennisprestaties. Als Wobie naar de brugklas gaat, houdt hij geheim dat hij op paardrijden zit omdat hij bang is dat zijn klasgenoten deze sport, die wordt beoefend ‘in een strakke broek met leren laarzen’ Chabot 2020), onmannelijk vinden.
Alle hoofdpersonen keren zich actief af van hun ware gevoelens omdat ze bang zijn dat de buitenwereld erachter komt dat ze homoseksueel zijn, en homoseksuelen als abject worden beschouwd. ‘Ik moest het wegstoppen om nooit meer in de verleiding te kunnen komen. Het zou niet bestaan, het mocht er niet zijn, ik moest het laten verdwijnen.’ (Keppel 2022)
Deze ‘heroriëntatie’ betekent dat ze er bewust voor kiezen om te blijven hockeyen en voetballen – ook al leveren de sporten vooral stress op – en heteroseksueel gedrag nabootsen. Imitatie vormt immers de kern van heteroseksualiteit (Butler 1993). Pep gebruikt hockey als dekmantel (‘Als ik maar goed zou hockeyen, dan kwam vast niemand er ooit achter wie ik werkelijk was.’ Keppel 2022) en doet alsof hij naar heteroporno kijkt. Hij bluft over de pornosites die hij bezoekt. Tijdens aftrekpartijtjes met heterovrienden zijn het hun lichamen in het logeerbed en hun orgasmes die hem opwinden, en niet de heteroporno die zij tijdens het masturberen bekijken. Bram van Volk denkt dat hij ‘genezen’ wordt van zijn homoseksualiteit als hij Linda zoent (Volk 2022). Matty danst op een schoolfeest met Naïma die haar onderlijf tegen het zijne aanschuurt. Hij hoopt (‘alsjeblieft, god’) op een erectie en stuurt ‘al zijn verlangen naar zijn kruis (…) mekend om een stijve, één goede om zijn foute stijve uit te wissen…Een halve stijve desnoods, íéts’. (Muus 2021) Er gebeurt niets. Alec Dumoulin uit De jongen die van de klif sprong legt zichzelf op om voor zijn twintigste door een meisje ontmaagd te worden om niet de risee van zijn vriendengroep te worden. Het seksuele contact boezemt hem angst in omdat hij bang is te snel klaar te komen. ‘Ik wist dat dat de meest geuite vrouwenklacht was.’ (Raatgever 2022) Hoe heteromannen zich in bed horen te gedragen weet hij precies: ‘Als Dumoulin ging penetreren, moest dat op erotisch eredivisieniveau gebeuren.’ (ibid.).
Aan de ‘heroriëntatie’ gaat een ‘desoriëntatie’ vooraf, in de vorm van afwijzing en uitsluiting. De personages zien geen ruimte voor zichzelf binnen de heteronormatieve omgeving van school, gezin en sport. Een jongen die opgewonden raakt van andere jongens hoort niet op school, niet tussen de verjaardagsvisite waar oom Cor Alec waarschuwt niet met een jongen thuis te komen (‘daar doe je je vader denk ik geen plezier mee’ – Raatgever 2022), niet in de kleedkamer, niet op het sportveld en niet in het logeerbed.
Disorientation can be a bodily feeling of losing one’s place, and an effect of the loss of a place: it can be a violent feeling and a feeling that is affected by violence, or shaped by violence directed toward the body.
Ahmed 2006
De eigen oriëntatie volgen is nagenoeg onmogelijk. De personages hebben allemaal al op jonge leeftijd ervaren dat (het vermoeden van) een lhbt-identiteit tot psychisch en fysiek geweld leidt. Het is niet alleen het homoseksuele heden dat nauwelijks te verdragen is voor de lhbt-jongeren in de besproken romans; ze realiseren zich volgens Ahmed ook dat een toekomst als homoseksuele man niet veel goeds belooft:
For a life to count as a good life, then it must return the debt of its life by taking on the direction promised as a social good, which means imagining one’s futurity in terms of reaching certain points along a life course. A queer life might be one that fails to make such gestures of return.
Ahmed 2006
Alle hoofdpersonen hebben moeite zich een toekomst voor te stellen waarin ze zichzelf kunnen zijn. Pep forceert zichzelf gevoelens te ontwikkelen voor een studiegenote omdat ze volgens hem zo goed bij elkaar zouden passen. Hij fantaseert over een toekomst met haar: ‘Eindelijk kon ik het leven leiden als ieder ander. Een toekomst met hond, kind en vrouw. Een toekomst zonder problemen.’ (Keppel 2022) Ahmed noemt zo’n heteroseksueel ideaalbeeld in The Promise of Happiness (2010) een ‘happiness script’. ‘Happiness scripts could be thought of as straightening devices, ways of aligning bodies with what is already lined up.’ (Ahmed 2010) De belofte van geluk kan mensen met een lhbt-identiteit verleiden tot een heteroseksueel leven. Pep hoopt zelfs dat zijn studiegenote hem van zijn homoseksualiteit zal verlossen:
Liefde op het eerste gezicht, dat moest dit zijn. Tien jaar lang had ik erop gewacht, op gehoopt, dat er een meisje zou komen als zij. Een meisje bij wie ik meteen het gevoel zou hebben dat het klopte, tot wie ik me niet alleen mentaal maar ook fysiek aangetrokken voelde. Al die tijd moest het een fout zijn geweest – en ik in de war.
Keppel 2022
Voorbeelden van queer geluksscenario’s hebben de homoseksuele hoofdpersonen niet. Victor uit Niemand ziet het wil wel geleerde worden. ‘Maar ik was homo. Wat moet je dan?’ (Verroen 2019) Ook als Bram een jaar of twintig is en een vriend heeft, lukt het hem niet zichzelf te spiegelen in een verliefd heteroseksueel stel op een bankje. In de toekomst is er geen plaats voor hen en vooral niet voor hem, denkt hij.
Het geluk dat ze uitstraalden maakte me misselijk. Even zag ik mezelf op het bankje zitten samen met Sam, maar ik kon het beeld niet kloppend krijgen. Ik zou nooit op dat bankje kunnen zitten met Sam.
Nooit –
Je bent een vieze homo.Ik was een homo, een flikker, een gay, een homofiel, een homoseksueel, een nicht, een poot, een bruinwerker, een relnicht, een kontneuker. De realiteit trapte me met volle kracht in mijn gezicht. Ik kon het niet langer negeren. De waarheid was helder, kalm en schel, en resoneerde na in mijn bestaan.
Volk 2022
Een gaystel op de tennisbaan doet de 19-jarige Alec uit De laatste man ernaar verlangen twintig jaar ouder en gesetteld te zijn. Hij wil wel samenwonen met een man, maar niet de obstakels overwinnen die zijn heteronormatieve omgeving opwerpt.
Want wat had ik graag de komende twintig jaar al afgestreept. In één keer die schijnbaar onoverbrugbare meters overgestoken tussen mijn postpuberbestaan en die verrukkelijke Vinex-vrede die de twee mannen uitstraalden. Verdwenen die onrust, gedoofd dat vuur van zelfhaat en uitgeplozen dat raadsel van wie ik nu werkelijk ben.
Raatgever 2022
Vinex-vrede: uitgesteld geluk
Vrijwel geen enkele hoofdpersoon is voor het eindexamen in staat zijn ouders te vertellen dat hij homoseksueel is. Al het worstelen met het gevoel ‘anders’ te zijn en het lijden onder de pesterijen vindt jarenlang in eenzaamheid plaats. De personages zien stuk voor stuk enorm op tegen hun coming-out, die pas tegen het einde van de romans plaatsvindt. Op de ouders van Victor in 1947 na, vinden alle ouders het prima dat hun kind homoseksueel is, zolang het gelukkig is.
‘Het belangrijkste is dat het jou gelukkig maakt.’
Keppel 2022
‘Het belangrijkste voor ons is dat jij gelukkig bent.’
Volk 2022
‘Of jullie nou hetero of homo zijn, dat maakt ons allemaal niks uit, als jullie maar gelukkig zijn.’
Chabot 2020
De verwachting van ouders dat hun homoseksuele kind gelukkig wordt, die volgens Ahmed (2010) in vrijwel alle queer fictie voorkomt, is een problematische opdracht omdat het kind gelukkig moet worden volgens de verwachtingen van de ouders. Er klinkt ook in door dat de ouders ongelukkig worden als het kind er niet in slaagt gelukkig te worden. ‘Het maakt niet uit’ of ‘Het geeft niks’, is een andere veel gehoorde reactie op coming-outs. Wobies moeder combineert de geluksverwachting met deze onverschilligheid in Confettiregen. De vader van Pep reageert deels zo in De laatste man. ‘Hij reageerde zoals ik had gehoopt. Alsof het hem niet kon schelen, en toch wel. Zakelijk, en tegelijkertijd met medeleven.’ (Keppel 2022) Dergelijke uitspraak noemt Ahmed paradoxaal: ‘if you have to say something does not matter, it usually implies that it does’ (2010). En juist voor de homoseksuele kinderen doet seksuele oriëntatie ertoe. Ze hebben jarenlang verborgen gehouden wie ze waren omdat ze niet binnen het heteroseksuele stramien passen. Ze hebben aan den lijve ondervonden dat het heel veel uitmaakt of je homo- of heteroseksueel bent.
Ouders en vrienden vragen zich ook af waarom ze zo lang hebben gewacht het te vertellen. De vader van Wobie wist al sinds zijn zoon twee was dat hij homoseksueel was. ‘Waarom heb je het me niet eerder verteld?’ vraagt Alecs moeder (Raatgever 2022). De reactie van Peps vriend Floris luidt: ‘Yo, Kep, waarom heb je het niet gewoon verteld?’ (Keppel 2022). Lees de roman van je eigen zoon respectievelijk vriend, en die van Chabot, Muus en Volk, zou je de moeder en Floris willen toeschreeuwen.
Of de hoofdpersonen na hun coming-out, of beter gezegd: door hun coming-out, gelukkiger worden, komt de lezer niet in alle romans te weten. Chabot einidigt positief en hoopvol. Raatgevers hoofdpersoon is opgelucht als hij zijn moeder heeft verteld dat hij ‘waarschijnlijk ook op jongens’ (Raatgever 2022) valt. De hele waarheid in één keer vertellen lukt hem niet. Ook zijn vader weet nog niet dat hij homoseksueel is. Na zijn gedeeltelijke coming-out gaat hij op reis en daarna op kamers. In het coming-outhoofdstuk van Keppels roman overheerst de angst voor zijn vaders reactie: ‘In mijn hoofd was er geen andere dan afkeuring.’ (Keppel 2022) Voor Bram van Volk verandert er tegen zijn verwachting in niets:
Toen ik uit de kast kwam, dacht ik dat dat het laatste hoofdstuk was van mijn zorgen omdat ik geen geheimen meer had, maar niets bleek minder waar. Mijn grootste geheim is misschien wel het feit dat ik mezelf nooit heb geaccepteerd.
Volk 2022
Matty blijft er in De afwijking helemaal alleen voorstaan. Zijn trainer, die ook als een soort vaderfiguur fungeert, zadelt hem op met de verantwoordelijkheid het gevecht met de buitenwereld aan te gaan. Wat hij voor wie voelt en hoe daarop wordt gereageerd, ziet deze heteroseksuele man als een puur persoonlijke aangelegenheid.
En je gaat terugvechten. Kijk. Het maakt me niks uit wat je allemaal voelt, onder de douche, of in bed, of in de klas of waar dan ook. Heel veel mensen maakt het niks uit. Sommigen wel. En dat is moeilijk. Maar wat er in jou gebeurt is helemaal jouw zaak. En wat je straks ook voelt, of voor wie: jij gaat je niet meer verzetten. Niet dáártegen. Want dat – hoor je me? – dat is precies wat jij de hele tijd hebt zitten doen. Jij verzet je tegen alles in jou en accepteert alles wat vanbuiten komt. Het moet dus precies andersom. Voortaan ga jij accepteren wat in je zit. Ja? En dat gelul van buitenaf – dáár ga jij tegen vechten.
‘Hoe…’
Muus 2021
Voordat Matty het gevecht aan kan gaan, overlijdt zijn trainer onverwacht. ‘[T]he process of coming out and being out is an ongoing site of possibility and struggle’, stelt Ahmed (2010). Zonder coming-out is een homoseksueel leven nauwelijks mogelijk, maar vertellen dat je je tot leden van het eigen geslacht aangetrokken voelt, is ook geen recept voor geluk.
Tobberige teksten
Het is gemakkelijk om de besproken romans als tobberig of navelstaarderig af te doen. Je kunt ze ook op een andere manier lezen. Ahmed stelt dat we ons kunnen afvragen ‘hoe queer fictie ongeluk toewijst en lokaliseert, en hoe queer fictie andere verklaringen voor queer ongeluk kan bieden in plaats van haar hoop te vestigen op alternatieve beelden van gelukkige queers.’ (2010) De teksten leggen bloot dat lhbt-(zelf)acceptatie in Nederland nog niet vanzelfsprekend is. De hoofdpersonen zijn ongelukkig omdat hun omgeving vijandig of onverschillig op hen reageert. Ahmed: ‘It is because the world is unhappy with queer love that queers become unhappy’ (2010)
Uit onderzoek van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) blijkt dat jongeren met een regenboogidentiteit zich vaak onveilig voelen, vooral op school.
Zij ervaren doorgaans meer angst, depressie, paniekaanvallen en suïcidaliteit dan heteroseksuele jongeren. Een belangrijke periode van hun leven, waarin zij bezig zijn met identiteitsvorming, vriendschappen aangaan en zich oriënteren op de toekomst, wordt gekleurd door onveilige ervaringen en onbegrip van sommige mensen in hun omgeving.
Uitsluiting komt zeer veel voor. Slechts 53 procent van de jongens op de middelbare school wilde in 2016 bevriend zijn met een homoseksuele jongen. Ruim een kwart wijst vriendschap met een homoseksuele jongen af. Een op de vijf leerlingen is ‘neutraal’. Homoseksuele jongens en lesbische meisjes worden op school aanzienlijk vaker het slachtoffer van pesten, mishandeling en seksueel geweld dan hun heteroseksuele leeftijdsgenoten (Scholte et al. 2016).
Die realiteit weerspiegelen de besproken romans. Toegenomen acceptatie van homoseksualiteit en gelijkberechtiging voor de wet betekent niet dat er een einde is gekomen aan pestgedrag en uitsluiting. Dat het kiezen voor iemand van hetzelfde geslacht nu geaccepteerd en acceptabel is, is volgens Ahmed een illusie die
both conceals the ongoing realities of discrimination, nonrecognition, and violence and requires that we approximate the straight signs of civility. So yes, we must stay unhappy with this world.
Ahmed 2010
Romans over lhbt-personages kunnen voor queer jongeren een bron van herkenning en identificatie zijn. Heteroseksuele lezers kunnen iets ervaren over ‘de ander’ en het eigen verstikkende waardensysteem. Voor welke lezers zijn de besproken teksten over ongelukkige lhbt-jongeren geschikt? Raatgever (1980) zegt in een interview met homolifestylemagazine Winq het boek geschreven te hebben dat hij zelf had willen lezen als middelbare scholier maar ‘nooit kon vinden’. Hij kende geen romans over homoseksualiteit in zijn puberteit, op een boek van Gerard Reve na dat hij voor zijn leeslijst probeerde te lezen en dat hem bang maakte.
Wel pakte ik ooit een boek van Gerard Reve op. De titel kan ik me niet herinneren, maar het ging over een man die op straat een jonge jongen verleidde. Ik vond het eerder eng dan leuk. Is dacht: is dit het spel waar ik straks in terechtkom? Ik heb het halverwege dichtgeslagen en was weer een stapje verder bij een coming-out vandaan.
Kamphorst 2022
De Parool-journalist geeft in zijn eigen krant toe dat hij een luie lezer was op het vwo die meer samenvattingen dan romans las, maar dat hij wel graag boeken met coming-outverhalen had willen lezen (Raatgever 2022b). Als Raatgever, die puber was in de jaren negentig van de vorige eeuw, betere leesadviezen had gekregen van zijn docenten of zelf eens een bibliotheekcatalogus had geraadpleegd, had hij tientallen romans kunnen vinden met jonge lhbt-personages in de hoofdrol, van Andreas Burnier tot James Baldwin tot Violette Leduc tot Rita Mae Brown tot Adriaan van Dis tot Willem Bijsterbosch tot Jeanette Winterson tot David Leavitt tot Alan Hollinghurst tot Edmund White tot Edward van de Vendel. Al deze auteurs hebben tussen 1955 en 1999 romans geschreven over coming-outs, conflicten met ouders, problemen op school en eerste en latere liefdes die een stuk minder tobberig zijn dan Raatgevers eigen verhaal en de romans van Chabot, Keppel, Muus en Volk. Wat hun recente teksten overtuigend doen, is de sombere werkelijkheid van het onvrije leven van Nederlandse lhbt-jongeren in de jaren 1995-2020 weergeven.
Op die mimesis is niets aan te merken. Maar is dat waar jonge queer lezers genoegen mee zouden moeten nemen? Hebben zij niet niet ook behoefte aan lef en hoop, possible worlds (Meretoja 2018) en een duidelijker happiness script? De hoofdpersonen worden zo overweldigd door angst en schaamte dat de romans weinig perspectief bieden. Van enige narratieve verbeelding is geen sprake. Ze scheppen geen mogelijke werelden waarin homoseksueel geluk bereikbaar of vanzelfsprekend is. Literatuur is juist in staat om stereotypen te betwisten en nieuwe mogelijkheden te bieden op het gebied van ervaringen, gevoelens, gedachten en acties (Meretoja 2023).
De oudere auteurs, die Raatgever had kunnen lezen, bieden wel uitzicht op een ander en beter leven. Ook hun protagonisten hebben het moeilijk, maar ze zijn strijdbaar en niet slechts bang, ook niet voor clichés. Ze wachten niet met hun geluk tot het allerlaatste hoofdstuk of zelfs de epiloog. Ze hebben lak aan maatschappelijke conventies en traditionele ouders, en duiken waar nodig onder in subculturen die (seksuele) vrijheid bieden. Raatgevers Alec is zo bang om voor homo aangezien te worden dat hij bloost als de geschiedenisleraar over keizer Hadrianus vertelt die een relatie met de jonge Griekse Antinous had. Hij denkt dat meneer De Ridder erop uit is hem te outen. De auteur Raatgever voelde zich op zijn beurt niet vrij om zijn expertise over het Songfestival in zijn roman te verwerken.
Ik heb geprobeerd te spelen met het stereotiepe beeld dat veel mensen van homo’s hebben. Daarom heb ik mijn Songfestivalkennis niet in het boek verwerkt, maar mijn verleden bij een tennisclub wel.
Kamphorst 2022
Edward van de Vendel verwerkt zijn kennis van het Songfestival in zijn trilogie Dagen van de bluegrassliefde (1999), Ons derde lichaam (2006) en Oliver (2015) gelukkig wel. Het middelste deel van het drieluik is vrijwel geheel gewijd aan het Songfestival. Clichés en stereotypen binnen de homogemeenschap worden gerepresenteerd en bevraagd, wat bijdraagt aan acceptatie en diversiteit. Identiteit is nooit eenduidig. Waarom zou je geen stoere sporter kunnen zijn die idolaat is van het Songfestival?
Buitenlandse geluksscenario’s
De teksten van Chabot, Keppel, Muus, Raatgever en Volk kunnen jonge lezers die twijfelen aan hun seksuele identiteit of moeite hebben te accepteren dat ze homo, lesbisch, bi, queer of transseksueel zijn herkenning bieden, maar zijn hun boeken niet minstens zo belangwekkend voor leraren, antipestcoördinatoren, orthopedagogen, schoolbestuurders, ouders, psychologen, sporttrainers en andere volwassenen die dagelijks met jongeren te maken hebben? Zij bevinden zich in een positie van waaruit ze het leven van jongeren kunnen verbeteren, maar ze hebben blijkbaar geen idee hoeveel homofobie voorkomt in de gangen op school, de kleedkamers op de sportclub en in de hoofden van pubers en hoeveel invloed deze vijandigheid heeft.
Ik ken de schoolwereld uit de recente regenboogromans van twee kanten. Als mentor begeleid ik een 15-jarige jongen die door medeleerlingen werd uitgescholden voor ‘homo’ en zulke angsten ontwikkelde dat hij niet meer naar school durft, ook niet nadat het pesten gestopt was. Vorig schooljaar werd ik zelf gecyberpest door een leerling omdat ik met een vrouw getrouwd ben. Ze had een aantal TikTok-filmpjes over me gemaakt die de hele school rond zijn gegaan. Ik werd twee dagen nageroepen in de gangen door leerlingen die ik niet kende. In beide gevallen bestond er bij de functionarissen die verantwoordelijk zijn voor een veilig schoolklimaat geen enkele urgentie om een einde aan het pestgedrag te maken. Dat ik bleef doorwerken en niet uit zou vallen – ik durfde ook niet meer naar school – vond mijn leidinggevende wel urgent. ‘Je moet niet capituleren.’ Een besef dat zulk pestgedrag systemisch zou kunnen zijn, en niet een geval van individuele pech, kwam bij niemand op.
Zijn er naast de oudere teksten van Burnier, Brown, Van Dis, Leavitt, Van de Vendel, Winterson enz. geen hedendaagse autofictionele romans over jonge queerpersonages te vinden die een gedurfder, subversiever en vrolijker karakter hebben en die al in het heden een glimp van een gelukkige toekomst laten zien? Die zijn er zeker, maar nauwelijks in Nederland. Wel in Frankrijk, Zweden, India, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In de Indiase roman Chemie van de liefde (2011) van Abha Dawesar heeft het zestienjarige schoolmeisje Anamika uit Delhi drie lesbische relaties tegelijk. Ze houdt haar relaties geheim, maar komt wel in opstand tegen de patriarchale orde. Haar moeder steunt haar dochter impliciet door het heteronormatieve wereldbeeld van haar echtgenoot te bevragen: ‘Geloof je echt dat er maar één weg naar geluk bestaat terwijl er zoveel verschillende soorten mensen zijn?’ (Dawesar 2011) Anamika maakt haar vader duidelijk dat ze natuurkundige wil worden, niet met een man wil trouwen en dat hij op moet houden te geloven dat ‘een en hetzelfde recept ons allemaal gelukkig [kan] maken’ (ibid.)
De Franse schrijver Arnaud Cathrine (1973) schreef een rauwe roman, Een liefde (2022), over de Parijzenaar Vince (15). De puber wordt net als zijn fictionele Nederlandse leeftijdgenoten gepest en mishandeld omdat hij homo is, maar hij vecht terug. ‘Flikker, ik ram erop, kankerhomo, ik ram erop, vuile nicht, ik ram erop, mietje, ik ram erop.’ (Catherine 2022: 9) En Vince heeft een veelzijdig leven waarbinnen ook op een positieve manier ruimte is voor zijn seksuele identiteit. Hij is een gewaardeerde dj op feestjes, kijkt zonder gêne naar homoporno, fantaseert over een relatie met zijn favoriete seksacteur, verkent de homodatingapp Grinr en hoopt op een tedere eerste keer, die ‘KLASSE’ is, in het echte leven (Catherine 2022: 10). Een coming-out blijft hem bespaard. Zijn moeder weet al lang dat hij op jongens valt. Hij krijgt een relatie met zijn jeugdvriend Octave, die hun gemeenschappelijke vriendin Louise jaloers maakt. Als Octave hem dumpt, gaat Vince bijna aan liefdesverdriet ten onder. Veranderen: methode (2022) van de jonge Franse sterauteur Édouard Louis (1992) biedt een heel uitgebreid ontsnappingsscript. Omdat zijn leeftijdgenoten en familieleden vinden dat Eddy praat als een meisje en te veel naar jongens kijkt, wordt hij sinds zijn prille jeugd gepest en vernederd. Hij kiest voor een nieuwe school in een andere plaats en verandert zichzelf in Édouard, een intellectuele jongen die het helemaal gaat maken in Parijs. Stap voor stap slaagt hij erin zijn droom te verwezenlijken.
In de populaire graphic novelserie Heartstopper (2019-2023) over een groep vrienden en vriendinnen op chique Engelse scholen schetst de Britse Alice Oseman allerlei soorten queer levens, verliefdheden, relaties en geluksscenario’s. De muzikale Charlie (14) wordt verliefd op Nick (16), de ster van het rugbyteam van de school. Als de liefde wederzijds blijkt, worstelen de jongens af en toe met de vraag wie ze gaan vertellen over hun relatie, maar ze genieten vooral van hun afspraakjes en het zoenen. De omgeving waarin ze verkeren, is niet honderd procent veilig, er is echter wel plaats voor een jong homostel. De ruimte die deze buitenlandse romans homoseksuele pubers bieden hun geluk na te streven is een verademing. Lijdzaam accepteren dat je niet wordt geaccepteerd is gelukkig niet het enige scenario waarover jongeren kunnen lezen.
Literatuur
Ahmed, Sara, Queer Phenomenology. Orientations, Objects, Others, Durham 2006.
Ahmed, Sara, The Promise of Happiness, Durham 2010.
Bongers, Jesper, Denk níet aan een roze olifant. Een verkennend onderzoek naar queerrepresentatie in het Nederlandse literatuuronderwijs (MA-scriptie), Nijmegen 2021.
Butler, Judith, Gender Trouble. Feminism and the Subversion of Identity, New York 1990.
Butler, Judith, Bodies That Matter. On the Discursive Limits of “Sex”, New York 1993.
Cathrine, Arnaud, Een liefde, Amsterdam 2022. Uit het Frans vertaald door Vincent Oostelbos en Jacques Dohmen.
Chabot, Splinter, Confettiregen, Amsterdam 2020.
Dawesar, Abha, Chemie van de liefde, Amsterdam 2011. Uit het Engels vertaald door Bert Meelker.
Kamphorst, Martijn, ‘“Tijdens mijn coming-outtournee ontdekte ik een zwembad vol liefde” Stefan Raatgever over De jongen die van de klif sprong en zacht terechtkwam’. Winq 27 april 2022.
Keppel, Pepijn, De laatste man, Amsterdam 2022.
Louis, Édouard, Veranderen: methode, Amsterdam 2022. Uit het Frans vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre.
Meretoja, Hanna, The ethics of storytelling: Narrative hermeneutics, history, and the possible. Oxford 2018.
Meretoja, Hanna, Expanding our sense of the possible: Ten theses for possibility studies. Possibility Studies & Society, 0(0) 2023.
Muus, Dries, De afwijking, Amsterdam 2021.
Nederlands Jeugdinstituut, ‘Een veilige omgeving voor lhbtqia+-jongeren’.
Oseman, Alice, Heartstopper 1 t/m 5, Amsterdam 2019-2023. Uit het Engels vertaald door Niels van Eekelen.
Raatgever, Stefan, De jongen die van de klif sprong en zacht terechtkwam, Amsterdam 2022a.
Raatgever, Stefan, ‘“Ik moet jullie wat vertellen” – waarom een coming-out nog steeds moeilijk is. Het Parool 29 januari 2022b.
Scholte, R., Nelen, W., Wit, W. de en Kroes, G., Sociale veiligheid in en rond scholen, Nijmegen 2016.
Verroen, Dolf, Niemand ziet het, Amsterdam 2019.
Volk, Adriaan, Later als ik vliegen kan, Utrecht 2022.
Ronny Boogaart zegt
Mooi stuk, Marie-José!
Er is nog meer inspiratie onderweg: https://kleineuil.nl/boeken/hij-hem-een-abc-van-regenboogboeken/
Heleen Rutgers zegt
Interessant essay, Marie-José!
Thomas Olde Heuvelt, spreekt ook veel jongeren aan met zijn horrorverhalen waarin veel personages gay zijn; hij is bovendien heel open over zichzelf en zijn vriend op o.a. Instagram. Verder zou ik leerlingen aanmoedigen om Hanna Bervoets, Ted van Lieshout en Gerbrand Bakker te lezen. Gloei van Edward van de Vendel lijkt me verplichte kost voor elke mentor en schoolleider.
Erg heftig, dat je totaal niet gesteund werd door je schoolleiding.
Frank Norbert Rieter zegt
Goed en boeiend artikel. Het zou interessant zijn om aanvullend eens te onderzoeken of de genoemde romans ook daadwerkelijk door homojongeren gelezen worden, en hoe zij ze waarderen. Een aantal titels is ontzettend veel verkocht, maar dat zegt nog niet zoveel over het effect op specifiek deze doelgroep. Mijn eigen waarneming is dat een deel van de lhbt+ mensen deze boeken juist bewust links laat liggen. Ze kennen al dat drama al en hoeven er niet opnieuw in te worden ondergedompeld. Heartstopper is onder de homojeugd denk ik veel meer gelezen en gewaardeerd dan Splinter Chabot. De vraag waarom de hoofdpersonages zoveel moeite hebben om hun identiteit te accepteren kan ook verklaard worden door de uitgeverijen. In Nederland heerst nog altijd de sterke overtuiging dat ieder element in een roman functioneel moet zijn en moet bijdragen aan het drama. Het gevolg is dat boeken waarin homoseksualiteit (etc) in sterke mate als probleem wordt ervaren een grotere kans hebben om de markt te bereiken, dan boeken waarin homo;s ‘onfunctioneeel en toch dominant’ aanwezig zijn. Waarom moet i homo zijn? is al snel de vraag van een redacteur. Dat is in ieder geval mijn eigen ervaring geweest, de afgelopen twintig jaar. Ook heteroseksuele auteurs kiezen er volgens mij vaak voor de homoseksualiteit van een-personage te problematiseren, of er een stereotype van te make. Ook hier; mijn eigen waarneming. Een evenknie van wat voor film gedaan is met The celluliod closet en Disclosure zou voor de Nederlandse literatuur de moeite waard zijn.