Nederlands in Zuid-Afrika, Zuid-Afrikaanse schrijfsters in het Nederlands
Het was 1989 en ik verkende mijn weg in Stellenbosch, Zuid-Afrika vanachter een tweelingwandelwagen. Via onverharde sypaadjies hobbelden Thomas, Brandaan en ik naar de Botaniese Tuin. Daar was zoveel moois te zien. Maar het leukste vonden zij het houten bruggetje. Dat gaf veel lawaai als je er snel overheen rende. Op een gegeven moment vond ik het wel welletjes en zeeg ik uitgeput neer op een tafeltje bij de waterlelievijver. Maar ik zat nog niet, of ik kreeg een onbehagelijk gevoel. Ik keek eerst onder het tafeltje, niets te zien. Toen ik opstond, schrok ik. Had ik me daar op een grafsteen gezeten, een grafsteen van grijze leisteen die tot een tafeltje was omgebouwd en waarin, zo las ik tot mijn verbijstering, een Nederlands grafdicht gegrift was:
Graft-dicht
Hier rust in ‘t stof des doods myn teergeliefde spruyten
Aan ’t hart van mynen Echtgenoot
Tot eens ook d’ eige serk me met hen sal besluyten
in d’arm die ons natuur ontsloot
De nacht des grafs klaart op, niet altyd is het donker
Door WEDERZIEN in EEUWIGHEID!
De godsdienst is de star wiens helder licht gevlonker
Myn Hoop de hoogste vreugd bereid.
Wat? Man en kinderen dood? Maar ze hoopt op een wederzien in eeuwigheid? Ik keek naar mijn tweeling, rilde, dacht aan mijn man en zei: Μη γενοίτο! Mag dit toch nooit gebeur nie! Het was de eerste Nederlandse tekst van een vrouw uit Zuid-Afrika die tot mij sprak. Onopgemerkt, anoniem, vroom, in het Nederlands, en een gelegenheidsgedicht bij een vreselijke drempelmoment in haar leven. Dat zou ik nog vaker zien.
Ik legde de tekst van de grafsteen apart. Eerst moest de bloemlezing met Nederlandse gedichten van Anna Maria van Schurman, de eerste studente in Europa, klaar, toen het proefschrift over haar werk in het Latijn, Grieks, Hebreeuws en Frans. Pas in 1999 kon ik Saskia de Vries van van Amsterdam University Press een lijst van 200 namen en teksten van schrijvende vrouwen in het Nederlands in Zuid-Afrika laten zien. Ze wilde het graag en later Maaike ook.
Maar het leven laat zich niet altijd sturen. Er kwam een opdracht voor een ander boek tussen door, een intercontinentale verhuizing, een scheiding, ongeluk, AUP, LUP, etc. In 2009 kwam ik Annemarie van Niekerk in Leiden toevallig tegen en kreeg ik het idee om samen met haar dat droomboek te maken, niet alleen met Nederlandse maar ook met Afrikaanse teksten, van 1652 tot nu.
Dat boek ligt nu, juni 2019, voor ons, en hoe prachtig is het geworden. Baie dankie, Annemarié, Maaike, LUP (Anniek, Romy, Amber en Antoinette) en Dineke, Jaap, Janneke, Rike, Cathy, Marry, Riet, Emma, Marlene, Antjie en lees maar verder op bladzijden 954-958.
Boek, wij sturen je de wereld in. Mag je een inspiratiebron zijn voor veel verder onderzoek, niet alleen in Zuid-Afrika, Nederland maar ook in Suriname, het Caïribisch gebied, Amerika en Indonesië waar ook veel werk van vrouwen in het Nederlands te vinden is.
Het Nederlands in Zuid-Afrika
Het Nederlands in Zuid-Afrika kent een ononderbroken schrijftraditie van 1652 tot 1925, vanaf 1800 gedeeld met het Engels. Het Nederlands kreeg zelfs een standbeeld in Burgersdorp in 1893 en daarop staat te lezen, Vrijheid voor de Hollandsche Taal ( en niet Overwinning der Hollandsche Taal!! Die vrijheid voor het Nederlands heeft maar tot 1925 geduurd toen het Afrikaans dat al eeuwenlang gesproken werd een officiële taal werd. Het Nederlands verdween uit het zicht en er vond een drievoudige discriminatie plaats: Men beperkte ten onrechte de Afrikanerliteratuur tot Afrikaans en vergat dat de meeste literatuur tot 1900 Nederlandstalig is. Men vond ook dat het Nederlands bij de Lage Landen hoorde, en Afrikaans bij Zuid-Afrika. Toen men dan eindelijk academische studie begon te doen naar het corpus Nederlandstalige teksten in Zuid-Afrika – dan zag men slechts mannenwerk. Als ik dan op teksten van vrouwen wees, haalde men de schouders op en zei misprijzend, ach, vrouwenwerk.
Dat verwijt kreeg veel vroege vrouwenletterkunde, of het nu in India, Zweden, Denemarken, Engeland, Schotland, Duitsland, Nederland, of in Amerika was. Het werd buiten de canon gehouden In ons boek willen wij daarom de vergeten vrouwen in het Nederlands een stem geven. Zo is ook beter te zien hoe de ontwikkeling van het Nederlands naar Afrikaans zich bij vrouwen voltrekt en kunnen de Afrikaanstalige schrijfsters van nu hun voormoeders in het Nederlands omarmen.
Ik kan u nu vertellen over Maria van Hoeven, een wijnboerin op Meerendal, moeder van elf kinderen die in 1733 liefdesbrieven aan haar liefste Ziel schreef. Of voorlezen uit de autobiografie van een Kaapse moeder in Israel, Machteld Smith die twee echtgenoten en tien kinderen aan de dood verloor, maar toch nog een zendingspost op Bethelsdorp begon. Of kennis laten maken met de Bosmanschrijfsters die over zichzelf schreven dat ze tot dichten onbekwaam’ waren of de levenslustige Johanna Duminy aan het woord laten. Wat te denken van een ‘samenspraak tusschen een Moeder en har Dogter over het Assterven van haar minnaar? Wat was er in vredesnaam aan de hand in huize Hamman waar de moeder zegt..‘Uw papa is reeds zoo op u verliefd’. Met Windhoek, schieten en veel bier zijn we bij het originele reisjournaal van Johanna Grobbelaar beland. Haar taal is al doorspekt met Afrikaans.
Van één vrouw hadden we geen tekst maar de stem van *Eva Krotoa het knappe dienstmeisje en tolk van Jan van Riebeeck dat haar leven zo droevig op Robbeneiland eindigde spreekt direct tot ons in zeventiende eeuwse Nederlands in zijn Daghregister. Met haar beginnen we dan ook ons boek.
De teksten geven een kijkje in een wereld die een andere onbekende geografische, sociale, en historische werkelijkheid weergeeft, een koloniale geschiedenis met alle gruwelijkheden die daar aan kleven. Maar ook de prachtige natuur, de Cango-grotten bij Oudtshoorn, de aardbevingen in Kaapstad in 1810. De reis per schip naar Zuid-Afrika of het gruwelijke leven in de Britse concentratiekampen.
Voordat u nu gelijk aan het lezen slaat, eerst nog wat kenmerken die deze Nederlandstalige Zuid-Afrikaanse vroege vrouwenletterkunde deelt met de andere vroege vrouwenlitteratuur in Europa en Amerika.
1.Veel werk is anoniem, of onder pseudoniem geschreven, initialen M.N of Zijne Moeder. Pas in 1897 staat Miss J. Grobbelaar op de titelpagina van haar ReisJournaal naar Damaraland. Dat is honderd jaar nadat de drukpers in Zuid-Afrika überhaupt toegelaten werd.
2. Veel van het Nederlandstalig vrouwenwerk werd in manuscript bewaard. Heel soms is het na hun dood door mannen gepubliceerd. Dat geldt in dit boek voor meer dan 80% van de Nederlandstalige teksten. Men heeft dan ook nauwelijks weet van andere eigentijdse of eerdere schrijfsters die als voorbeeld, als moeder of zuster kunnen dienen, ook omdat de geschriften nauwelijks circuleren of afgeschreven worden.
3. Het christendom heeft in de westerse wereld een dominant stempel gedrukt, heel lang ook in Zuid-Afrika. Daardoor was de opleiding voor de meeste meisjes beperkt. Ze trouwden jong en kregen grote gezinnen. Voor hen was de bijbel het enige literaire monument waarmee ze in aanraking kwamen. Hun werk is dan ook minder gelaagd. Slechts als ze gestudeerde geleerde mannen, broers, vaders of ooms hadden dan profiteerden ze daarvan in hun werk, Maria de Vooght en Petronella Camijn bijvoorbeeld en de gezusters Neethling die via de netwerken van hun predikantenbroers en vaders zelf in Nederland, Engeland en Zwitserland konden publiceren.
5. Het gebrek aan tijd. Susanna Bosman schreef dat haar werk ‘in tusschentijd gedaan’ was.
6. Net als Virginia Woolf snakten de vrouwen ook in Zuid-Afrika naar een eigen kamer. ‘Echter gevoelde ik een wensch om toch een stil vertrekje te hebben daar ik mij ongestoord in kan afzonderen” zo schreef Susanna Smit.
7. genderklacht ‘en voor de eerste maal [was ik] daar meede regt beleedigd dat ik een vrouw en geen man was, ja waarlijk dat was mij een groote kwelling. Ik wenschte telkens dat ik in plaats van een vrouw te zijn, toch liever een man was. En dat alleen, omdat ik dan de knapzak op de rug kon neemen En van den eenen kraal tot den anderen kon loopen om het Evangelie te Prediken’
8. Gebrek aan zelfvertrouwen: Ik schrijft wel op blaatjes papier Maar voor wie is het, wie zal het leezen? Met geene talent geest daargesteld door geene zwier van schrijfkonst verzierd . Nagelaten door een arm ongeacht mensch zal het welligt als vuil papier verscheurd worden’, schreef Susanna Smit.
9. De geschriften zijn vooral ontroerende egodocumenten die de ervaringen van de vrouwen beschrijven in brieven, dagboeken, journalen, overdenkingen, gelegenheidsgedichten, teksten voor de jeugd, en (religieuze) autobiografieën. Veel van wat er in Zuid-Afrika geschreven werd, volgde wat er in Europa gebeurde, MAAR HEEL ver in tijd en afstand.
Laat een reactie achter