De veldnamen Vloet en Staaijen treft men aan tussen de vestingsstad Heusden en de dorpen Aalburg, Genderen en Heesbeen. Op onderstaande kaart is de situatie anno 1879 weergegeven. De Staaijen worden hier abusievelijk de Buitenstraatjen genoemd. De Vloet, hier op de kaart met een letter d, bevindt zich in het midden van de kaart. Op de kaart ontbreekt de Bergsche Maas, deze gegraven waterloop wam pas rond 1900 tot stand en loopt ook nu nog van Heusden westwaarts tussen de dorpen Genderen en Heesbeen door.
De Vloet en de Staaijen
Op oude kaarten van het gebied tussen Aalburg en Genderen ziet men percelen met de naam De Vloed (met d of t) en De Staaijen.
– Vloet, 1398 (ene marghen lants liggende in die Vloet; RANB, coll. schaduwarch. nr. 299, nr. 28)
– die Vloetzijde, 1426-1450 (Goederenlijst Sint Truiden)
– die Steyen, 1429 (de helft van 10 mergen lands, neffens de Heesbeensche Steege, geheten die Steyen; leen van Holland; Van Bokhoven, 1961, p. 68)
– Staaijen, 1832, (Kad. kaart, Gem. Eethen, blad E 1)
Fragmenten kadastrale kaart 1832. De Hooge Groene Steeg (met wetering) loopt zuidwaarts naar de in 1707 gebouwde watermolen in Heesbeen.
Hieronder gaan we in op de vragen:
- Wat betekenen deze woorden;
- waarom zijn deze percelen zo genoemd;
- is er een relatie met een molen;
- waar komt het woord vloet nog meer voor;
- kunnen we een revival verwachten van het begrip vloet.
Betekenis van de woorden
De Etymologiebank geeft een helder antwoord op wat een vloed is: in Brabant werd het woord vloet (of vleut) gebruikt als aanduiding voor een laaggelegen, met regelmaat onderlopend hooiland aan een waterloop. De betekenis van het woord staai is op de Etymologiebank ook snel te vinden: dammetje tegen water, dam, stuw, waterkering. Twee namen voor groepen percelen, gerelateerd aan een overvloed aan water. Een waterbergingsgebied en een groep percelen met waterkeringen, zouden we nu zeggen.
Waarom zijn de percelen zo genoemd?
Voor de ontstaansgeschiedenis van deze namen moeten we terug naar 1277. Toen kregen op 23 juni de geërfden van Aalburg, meer specifiek ‘de inwoners van Aalburg die goederen bezitten te Hufslag, Enge en Vergede’, toestemming om hun water voortaan naar de uitwatering bij Heesbeen af te voeren. Robert, ridder van Heesbeen, en Jan, heer van Heusden, waren degenen die toestemming gaven. De namen van deze drie deelgebieden verklaard:
Hufslag is het gebied bij de dijk waarvoor de erachter gelegen hoeven onderhoudsplichtig zijn, elke hoeve voor een afgepaald stuk dijk.
Enge is de aanduiding voor beteelbare hogere gronden, doorgaans oeverwalgronden
Vergede is de naam voor boomgaard die in het rivierenland (Bommelerwaard en omgeving) vaker voorkomt. (aldus Schönfeld, Veldnamen in Nederland)
Waarom moest Aalburg voortaan afwateren bij Heesbeen? Het antwoord zit hem in regionale ontwikkelingen rond en aan de Maas bij en boven Heusden, die mede door de Abdij van Berne in gang gezet waren. Er werden hier graaf- en ontwateringswerkzaamheden uitgevoerd, die kortweg tot resultaat hadden dat er veel meer Maaswater langs Aalburg ging lopen. De wetering van Aalburg (aangegeven op de kaart uit 1879) mondde uit in de Maas nabij Heusden. Die uitwatering werd onbruikbaar (er waren immers nog geen poldermolens). Men moest dus wel een alternatief ten westen van Aalburg via de Romeins-middeleeuwse Maas bedenken. Dit vanwege basaal waterstaatsrecht. Ieder gebied moest ingevolge de basisprincipes daarvan zijn eigen waterproblemen oplossen, en als je een ander gebied nodig had, mochten de eigenaren daarvan van het water van de buren geen (financiële) last hebben.
In dit geval is de hinder van de graafwerkzaamheden bij Heusden voor Aalburg (en het aan de westzijde van de afwatering gelegen Genderen) opgelost door het graven van een wetering naar de Heesbeense afwatering. Enkele weilanden werden ingezet als waterberging. We zien dat deze percelen in eigendom waren of waren gekomen van de ridder van Heesbeen, die tot de familiekring van de heren van Heusden behoorde. Blijkbaar had de Heusdense heren- en ridderfamilie zo Aalburgers schadeloosgesteld. Voorkomen moest worden dat Genderen last kreeg van het Aalburgse water. Daarom werden langs de Hoge of Groene Steeg en mogelijk ook westwaarts bij de Genderse wetering staaijen, kades aangelegd. Zo hoefde niemand last te hebben van deze nieuwe afwateringsroute. Hier zien we dus dertiende-eeuws polderen!
Is er een relatie met een molen?
Weides die onder water gezet kunnen worden, waterafvoer van Aalburg plus (al bestaand) water afkomstig van weilanden van Heesbeen, zou dat geen ideale kans zijn om een door water in beweging gezette molen neer te zetten? In andere plaatsen in Brabant en Vlaanderen had men bij waterafvoeren en vloeten door water in beweging gezette graanmolens. Bij de Vloet in Volkel en bij vloeten langs Brabantse beken was dit het geval. In Volkel zijn diverse oude molentoponiemen aangetroffen bij de Vloet.
Bij Heesbeen zijn geen oude watertoponiemen aangetroffen. Alleen ver naar het zuidoosten, bij Oud-Heusden, is er een Molenkamp. Die heeft niets te maken met de afwatering bij het Romeins-middeleeuwse Maasje.
Als we de situatie rond 1275 nader bezien, wordt duidelijk waarom er geen gebruik gemaakt werd van de kans een graanmolen door waterkracht in beweging te zetten. Ten eerste, in die eeuw begon de opkomst van door wind aangedreven graanmolens. Ten tweede, de feodale heren verdienden via het maalrecht aan het malen van graan. De heer van Heusden had ongetwijfeld geen behoefte aan een extra graanmolen buiten de vesting. Dat zou hem geld kosten!
Komt het woord vloet nog elders voor?
Het woord vloet komt in Brabant en Vlaanderen voor. In Vlaanderen is er een plaatsnaam Molenvloet. Ook bij Best en langs de beken en, zoals gezegd, bij Volkel zijn er vloeten of vleuten. Bij Volkel en Best is de naam overgegaan op een woonbuurt. De Vloet bij Genderen lijkt de noordelijkste vloet-locatie. In Brabant kwamen techniek en daarmee denkelijk ook de terminologie uit Vlaanderen.
Noordelijker is het woord vloet in de betekenis van overstromingsweilanden niet aangetroffen. Als men bedenkt dat in het Hollandse veenweidegebied door gebrek aan stevige oeverwallen de reliëfverschillen veel geringer waren dan in het landschap van beekdalen en rivieren, is dat begrijpelijk. Tot rond 1400 waren er immers geen poldermolens die met windkracht het water naar hoger gelegen plekken konden stuwen. In een plat weidegebied kon men geen ‘waterbak’ boven het grasland maken. In het Veluwegebied zijn in de loop der eeuwen beekstelsels aangepast, zodat de beken (‘sprengen’) het water daar brachten waar het voor (papier)molens nodig was om het molenseizoen te verlengen.
Er zij nog opgemerkt dat de plaatsnaam Vleuten bij Utrecht haar naam aan dezelfde woordfamilie dankt. De -eu- klank is ontstaan door umlaut, wat duidt op oostelijke invloed (G. van Berkel & K. Samplonius (2018), Nederlandse plaatsnamen verklaard).
Nieuwe Vloeten…
De oorspronkelijke betekenis van het woord vloet is vergeten. Maar er is kans dat het woord een terugkeer in het vocabulaire van deze eeuw krijgt. Door klimaatverandering met droge zomers tot gevolg neemt de behoefte aan wateropslag toe. De provincie Noord-Brabant en enkele waterschappen en gemeenten onderzoeken of oude molenvloeten in de beekdalen weer in ere hersteld kunnen worden als wateropslaggebied. Nu niet voor molens, maar voor boeren en beekvissen in droge tijden.
Overheidsbeleid is circulair, zei ooit iemand. Hij bedoelde daarmee dat oude ideeën vaak opnieuw tevoorschijn komen. In Brabant haalt men nu dus 1000 jaar oude waterstaatsgeschiedenis uit de kast om nieuwe problemen te tackelen. Cultuurhistorische werken in een nieuw jasje. Cultuurhistorie in ere herstellen gaat hand in hand met aanpak van klimaat-en verdrogingsproblematiek. De moderne woordenboeken kunnen het woord vloet zo een plek geven.
Laat een reactie achter