Vorige week schreef Marc van Oostendorp hoe zijn dochtertje hem uitschold met de nieuwgevormde term blinderik. Dat vond hij bijzonder, want nieuwvormingen op -erik zijn volgens het Taalportaal zeldzaam, en zouden vaak ook wat artificieel klinken. Nu schrijft het Taalportaal ook dat “[t]he suffix -erik is more popular in Belgian Dutch than in the North.” Ook in de tweede editie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS2) staat te lezen dat “[d]e productiviteit van -erik […] in het Belgisch Nederlands groter [is] dan in het noordelijke Nederlands”, maar in de derde, herziene editie van de ANS (ANS3) is die kwalificatie van de geografische verspreiding weggevallen. Zou een woord als blinderik inderdaad makkelijker gevormd worden in het Belgische Nederlands? Met andere woorden: is woordvorming op -erik inderdaad productiever in het zuiden?
Voor mijn proefschrift – volgens planning begin 2024 te verdedigen aan de UGent – reflecteer ik over de methodologische moeilijkheden om in ANS3 een pluricentrische beschrijving van de Nederlandse grammatica aan te bieden. Daarvoor verken ik bij 24 grammaticale verschijnselen de noord-zuidvariatie op basis van corpusonderzoek in krantentaal, en woordvorming op -erik is een van die verschijnselen. In de krantencomponent van SoNaR spoorde ik alle substantieven op die gevormd zijn op -erik. Dat levert de gegevens in onderstaande tabel op. De vormen dieperik en beverik trof ik ook aan, maar die heb ik buiten beschouwing gelaten: dat zijn immers zaaknamen, en geen persoonsnamen.
BN | NN | |
slechterik | 163 | 47 |
dommerik | 41 | 2 |
viezerik | 17 | 8 |
slimmerik | 12 | 12 |
luierik | 20 | 0 |
ambetanterik | 19 | 0 |
bangerik | 15 | 3 |
stommerik | 11 | 1 |
botterik | 5 | 5 |
lomperik | 4 | 5 |
gemenerik | 6 | 0 |
braverik | 2 | 4 |
stouterik | 3 | 2 |
flauwerik | 3 | 1 |
dwazerik | 2 | 0 |
plezanterik | 2 | 0 |
valserik | 1 | 1 |
vuilerik | 1 | 0 |
tofferik | 0 | 1 |
goeierik | 0 | 1 |
vlotterik | 0 | 1 |
fouterik | 0 | 1 |
saaierik | 0 | 1 |
bozerik | 1 | 0 |
TOTAAL | 328 | 96 |
voorkomens per miljoen woorden | 2.15 | 1.62 |
In die tabel lijkt het alsof woorden op -erik heel wat frequenter zijn in Belgisch Nederlands (BN) dan in Nederlands Nederlands (NN), maar dat komt gedeeltelijk ook doordat het Belgische corpus meer woorden telt dan het Nederlandse (152 288 524 vs. 51 381 224 woorden). Als we het aantal voorkomens per miljoen woorden bekijken, dan komt -erik nog steeds vaker voor in BN dan in NN, maar het verschil is al een stuk minder groot.
Om de productiviteit in beide landen te vergelijken, kunnen we bekijken hoeveel verschillende woorden er gevormd zijn met -erik in de beide nationale variëteiten. Naast een aantal gemeenschappelijke vormen (slechterik, dommerik, viezerik, slimmerik, bangerik, stommerik, botterik, lomperik, braverik, stouterik, flauwerik, valserik) zijn er zowel voor België als voor Nederland vormen die enkel in die ene variëteit worden geattesteerd in ons corpus. Voor België gaat het om luierik, ambetanterik, gemenerik, dwazerik, plezanterik, vuilerik en bozerik. Voor Nederland gaat het om tofferik, goeierik, vlotterik, fouterik en saaierik. In België zijn er iets meer verschillende vormen dan in Nederland (19 vs. 17), maar nog opvallender is dat er in Nederland meer hapaxen zijn, i.e. vormen die maar één keer voorkomen: voor NN zijn er 8, terwijl er voor BN 3 zijn. De vormen die enkel in NN voorkomen, zijn bovendien allemaal hapaxen. Die hapaxen kunnen worden geteld om in te schatten hoe gemakkelijk de categorie -erik-nomina wordt uitgebreid met nieuwe leden (zie bv. Baayen 2009).
Die hapaxen zijn niet noodzakelijk nieuwvormingen. Dat blijkt ook doordat twee vormen die maar één keer voorkomen in NN, nl. stommerik en flauwerik, wel behoorlijk frequent zijn in BN. Bij de andere hapaxen lijkt het voor mijn gevoel wel om minder gangbare vormen te gaan, die mogelijk ook wat artificieel aanvoelen – hieronder geef ik de context waarin ik ze geattesteerd heb.
Toch worden enkele agenten ook omschreven als ‘toffe peren’. Zoals agent Ed, die meedeed aan de bingo, of zijn collega, die meeging naar de winkel om een bromfietshelm te kopen. Of die tofferik die beloofde een bekeuring te verscheuren indien een gestolen dienstrijwiel zou worden terugbezorgd bij het bureau Lodewijk van Deysselstraat. (SoNaR, NN NP)
Ze vertelt de geschiedenis van twee broers in Glasgow ; de één, Harbour (Rawlins), is de stabiele goeierik, die tegen de klippen op de boekhandel van wijlen Pa draaiend houdt; de ander, Wilbur (Sives) is de egocentrische creatieveling, verwikkeld in een bittere, vruchteloze flirt met zelf-moord. (SoNaR, NN NP)
Maar als ze tien keer een blok tegenover zich vindt, dan verandert Leferink in de sluwe volleybalster die altijd een uitgang binnen een kluwen blokkeersters weet te vinden. Dat is de Leferink op zijn best, de vlotterik met de snelle linkerarm die gisteren in Sneek overigens geen moment te ontdekken viel. (SoNaR, NN NP)
Thieu Vaessen hoorde het verbouwereerd aan. Hij was een paar minuten met stomheid geslagen en begon zich daarna, eerst aarzelend en daarna wat zelfverzekerder, te verdedigen maar de indruk die bleef hangen, was die van één fouterik tegenover twee goeieriken. (SoNaR, NN NP)
Saaierik Moberg moet Ahold redden. (SoNaR, NN NP)
Hoewel Lee zijn eigen ding wou doen, kon hij het roemruchte verleden van de groene bozerik niet helemaal negeren. Door middel van gastrollen bracht hij hulde aan de mensen die de Hulk groot maakten. (SoNaR, BN NP)
In NN zijn er dus meer hapaxen dan in BN. Kunnen we daaruit concluderen dat woordvorming op -erik productiever is in BN dan in NN? Niet per se, want er zijn ook veel meer hits voor -erik in BN dan in NN, en dat maakt het moeilijk om het aantal hapaxen te vergelijken (zie bv. Gaeta & Ricca 2006). Als we uit de Belgische data een willekeurig sample trekken van 96 hits (dus even veel als in de Nederlandse data), dan bevat dat 15 types en 6 hapaxen. Het verschil met de NN dataset (17 types en 8 hapaxen) is dan al veel minder groot.
Op basis van het bovenstaande lijkt er dus in ieder geval weinig bewijs dat er in België makkelijker nieuwe woorden op -erik worden gevormd dan in Nederland, al komen vormingen op -erik er wel iets vaker voor. Als er al productiviteitsverschillen zijn, dan lijkt het suffix zelfs net in NN gemakkelijker te combineren met nieuwe grondwoorden. We hebben ons hier wel beperkt tot krantentaal: het is goed mogelijk dat het noord-zuidverschil zich anders aftekent in informelere genres. Misschien is er ergens een slimmerik die dat wil uitzoeken?
Bibliografie
Baayen, Harald. 2009. Corpus linguistics in morphology: morphological productivity. In: Anke Lüdeling, Kytö, Merja (ed.), Corpus linguistics: an international handbook, 900-919. Berlin: Mouton de Gruyter.
Gaeta, Livio & Davide Ricca. 2006. Productivity in Italian word formation: a variable-corpus approach. Linguistics 44(1). 57-89.
jprondas zegt
In het “Kinderen voor Kinderen” -corpus komt een liedje voor dat helemaal rond het “-rikken”-verschijnsel opgebouwd is. Rik Rik viezerik, Rik Rik stommerik, Rik Rik gemenerik, Rik Rik Rik… Buiten het krantencorpus komt “gemenerik” dus toch al één keertje in het NN voor… Die nul leek me aan de magere kant.