Inleiding
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de reeks vind je hier. Hieronder een inleiding op de reeks en een blik op de bedoeling erachter.
Eind 2019 volgden wij mekaar op als sprekers op een studiedag over de toestand en perspectieven voor het Nederlands. De studiedag was een initiatief van de Belgische Kamer van Vertalers en Tolken samen met de Taalunie en het het Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers (NGTV) in de vertaalwereld. Jan kwam als auteur van Heerlijk Helder eerst met ‘Over hands-on en can do’. Hij gaf weer hoe het Engels de vacatureteksten diep was binnengeslopen om er wellicht nooit meer weg te gaan. Eline had het daarna over haar onderzoek naar de invloed van het Engels op het Nederlands.
Allebei leefden we, zeker toen, in de overtuiging dat we moesten aanvaarden dat het Engels meer en meer infiltreert in het Nederlands, en dat het allemaal toch nog niet zo erg is. We zijn bijna vier jaar later, en het alarmisme over het Nederlands en verengelsing is er niet minder om. Getuige het nimmer afgeronde debat over de toepassing van de taalwetgeving in het universitair onderwijs.
Tijd voor een overzicht. Wat kunnen we nu eigenlijk echt vertellen over die invloed van het Engels op ons Nederlands ? In de marge daarvan kwam dan vanzelf de vraag opduiken wat ‘ons’ Nederlands dan wel mag inhouden. Wie zijn die ‘ons’ vandaag? Is er zoiets als ‘het’ Nederlands? Hoe haakt het verhaal van het Engels in op al die taalfenomenen die vandaag het Nederlands kleuren: jongerentaal, bijvoorbeeld, of de letterzuinige taal op snelle sociale media als Twitter, de weerspiegeling van de maatschappelijke diversiteit in onze taal, of de veelgehoorde klachten over ‘ontlezing’ en tanende schrijf- en spreekvaardigheid bij nieuwe en jonge taalgebruikers. Dat zijn veel thema’s voor twee mensen.
Dus reisden we met trein en fiets het Vlaamse land rond om uit de mond van zowel ervaringsdeskundigen als onderzoekers en beleidmakers te horen in welke realiteit zij leefden, of we ons volgens hen ongerust moeten maken over de toekomst van het Nederlands, en waarom. We doken met de neus in de boeken, lazen opiniestukken en bestaand onderzoek. Het trok ons blikveld open, en bevestigde weer hoe het verhaal van het Engels is verweven met zo vele andere werven van taalgebruik en taalbeleid.
Dat willen we in deze reeks laten zien, maar niet zonder het kernadvies van defensiespecialisten trouw te blijven: choose your battles carefully. We bedanken voor een wilde donquichotterie die ons in een narratief zou inschrijven dat zo breed is dat het niets meer bijbrengt. Zo zullen we het Engels toch, als rode draad, voldoende centraal stellen in onze reeks. Verder maakten we een paar keuzes rond wat we niét gaan doen.
- We zoeken in ons verhaal geen systematische vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland. Onze focus ligt in eerste instantie op de Vlaamse context, en daar hebben we vanuit historisch perspectief ook goeie redenen voor. Die lichten we later nog toe. Natuurlijk verwijzen we op verschillende plaatsen wel naar Nederland: zowel de gelijkenissen als de verschillen in de omgang met het Engels tussen Noord en Zuid zijn vaak te opmerkelijk om ze niet te vermelden. Evengoed vergelijken we waar het handig is met Noorwegen, Frankrijk, of andere landen.
- We zoeken geen grote uitspraken, gewichtige conclusies of cultuurpolitieke stemmingmakerij. We zullen geen antwoord geven op de vraag ‘hoe erg het nu wel allemaal is’. Dat is niet alleen omdat die vraag eigenlijk bijzonder moeilijk te beantwoorden valt – het hangt er maar vanaf wat je telt, hoe je telt en waar je telt. Het is vooral omdat deze reeks geen promopraatje wil zijn voor het Engels, maar evenmin voor het zuivere Nederlands – wat dat ook moge zijn. We willen vooral context bieden en aantonen op welke verschillende manieren het Engels en het Nederlands interageren. Dat kan er misschien toe bijdragen dat elk voor zichzelf tot conclusies kan komen.
Wel zetten we toegankelijkheid voorop. Er zijn bij ons weten nog geen moppen van het type “een taalliefhebber en een onderzoeker zaten eens samen op café”, maar de combinatie van onze twee archetypes zou hopelijk toch enerzijds voldoende luchtige en leesbare, en anderzijds voldoende kritische en geïnformeerde tekst moeten opleveren. Dat we dan ook nog ‘ns uit andere generaties komen, kan het verhaal alleen maar versterken. Dankzij de gesprekken die we samen hebben gevoerd met diverse betrokkenen integreren we ook de stem van echte taalgebruikers en taalprofessionals in allerlei contexten, van het onderwijs via de zorg naar het culturele veld en academia.
Maar laten we beginnen bij het begin. Het Engels heeft een unieke positie in de wereld vandaag. Hoe is dat zo ver kunnen komen? Dat lees je volgende week!
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het volgende artikel in deze reeks: Waarom het Engels: de boomer en de millennial
Laat een reactie achter