40 jaar tandeloos (58)
Je kunt niet zeggen dat A.F.Th. van der Heijden zijn lezers in De tandeloze tijd voortdurend lastig valt met details over bomen. Er komen wel wilgen, populieren en eiken voor, maar slechts sporadisch, en meestal als een decorstuk. Het allermeest worden bomen aangeduid als boom.
Toch zijn er twee cruciale bomen in het leven van Albert Egberts. In beide gevallen gaat het nauwelijks over hoe de boom eruit ziet, maar eerst hoe hij klinkt, en dan hoe hij ruikt.
De eerste boom valt in 1972, in een incident dat wordt beschreven in De gevarendriehoek. Albert probeert met Marike de Swart in zijn souterrain dat hij van een hospita huurt van zijn impotentie af te komen. De hospita heeft een vriend die op allerlei manieren misbruik van haar maakt, en op een avond besluit de kerselaar die in haar tuin staat om te hakken om zo meer zicht te krijgen. Hij lijkt op zeker moment, dronken, onverrichterzake te vertrekken, maar als hij eenmaal weg is, valt de boom alsnog om:
Toen begon het… Buiten klonk een klaaglijk gepiep, langzaam overgaand in een langgerekt kreunen – te monotoon om van een dier te kunnen zijn. Het gekreun, een knarsen bijna, ging steeds meer op gekraak lijken… Door het ruisend geluid dat erbij kwam, had hij zekerheid.
Het is precies deze gebeurtenis die Albert van zijn impotentie afhelpt. Die impotentie, is de suggestie, had te maken met het feit dat Albert als kind ’s nachts in bed zo stil mogelijk was blijven liggen om te voorkomen dat zijn vader diens dreigementen tot uitvoer zou brengen. Dat trauma bracht van alles tot stilstand – nu eindelijk iemand een dreigement ten uitvoer brengt, durft Albert zich pas weer te bewegen.
De tweede boom staat in het gelijknamige Kastanje a/d zee, het vooralsnog alleen bibliofiel verschenen deel 7. In 1975 gaan Albert en Marike af en toe naar de kust (waar precies, dat laat de verteller omstandig in het midden) om daar onder die kastanje te vrijen. Maar ook hier wordt de vorm van de boom nauwelijks beschreven. Het gaat om de mengeling van zeelucht en de geur van paardenkastanje die de geliefden tot vervoering weet te brengen (het “parfum Kastanje a/d Zee”). Het is ook een geur die zich in Alberts geheugen aan Marike zelf gaat hechten, of in ieder geval aan haar seks (Van der Heijden schrijft sex): de kastanjegeur van sperma vermengd met de ziltige geur van haar vrouwelijkheid.
De boom droop bijna van z’n eigen rijpe bloei. De geur, in combinatie met de zeelucht was overweldigend – aards en tegelijkertijd onaards. (…)
Ze lieten zich er helemaal van doordrenken – tot ze vanzelf gulzig aan het minnekozen sloegen, Marike nog gretiger dan Albert. Als ze urenlang over het strand en door het duin geklost hadden, rook het meisje altijd wat sterker dan in de hygiënische omgeving thuis. Hoe ontstuimig Albert ook met zijn tong in haar woelde, haar pittige geur loste geheel op in de zilte, bittere wolk van zee en bloei die uit de boomkruin neerdaalde. Hetzelfde gold ook voor zijn eigen plengoffer, dat door de nauwelijks bewegende hand van Marike tot stand kwam.
‘In bed vind ik je altijd zo waanzinnig ruiken,’ zei ze, zich over zijn onderlichaam buigend. ‘Nu lijk je wel reukloos, met die boom erbij.’
Geur speelt sowieso een belangrijke rol in Kastanje a/d zee: de geur van zeep, de geur van shag. Als hij bij Marike als het parfum Kastanje a/d Zee meent te ruiken omdat ze met een andere man is geweest, wordt Albert pas echt jaloers.
Overigens wordt ook het geluid van de kastanje in Kastanje a/d zee even gereveleerd: Marieke heeft zichzelf aangeleerd te ejaculeren, en op een keer spattert het vocht op papier:
Als ochtenddauw door een onverhoeds briesje kon worden opgetild om verderop neer te strijken op een verdroogd kastanjeblad, dan zou het zo klinken
Op twee cruciale momenten in het seksleven van Albert en Marike spelen bomen een belangrijke rol. Bedenk je eigen freudiaanse interpretatie. Maar in beide gevallen worden ook heel andere aspecten van de boom beschreven dan de puur visuele.
Nicolaï Jerez zegt
Hoe dan ook, de schrijver onderdrukt onbewusten gevoelens die niet mogen ontsnappen aan zijn intellectuele creatief proces. Heeft niet iedereen dit? Freudisme is nog steeds een speeltje voor de ongemakken die intellectuele hebben: Ook Marieke kan ejaculeren.