Omdat we middenin de appel- en perenoogst zitten, worden ook de namen appel en peer meer gebruikt dan anders en dan worden ze al gauw ook onderwerp van een stukje.
Wat ik al wist voordat ik nader onderzoek deed, was: appel is geen Romaans leenwoord, dus is die naam wellicht in onze streken ontstaan, ruim genomen dan. Peer is wel een Romaans leenwoord, kijk maar naar ’t Frans dat poire heeft. Tussen haakjes: gelijkenissen tussen woorden worden duidelijker zichtbaar als je de klinkers weg denkt of weglaat. Peer wordt dan: p..r (Nederlands) naast p..r (Frans)! Klein kunstje dus.
We kennen allemaal de uitdrukking ‘je kunt geen appels met peren vergelijken’. Een dooddoener van jewelste want juist appels en peren kun je heel goed met elkaar vergelijken. En dat ga ik hier doen, omdat er naast overeenkomsten (klokhuis, steeltje, hard fruit) ook veel verschillen zijn tussen appel en peer.
Appelbomen komen in Nederland al meer dan 2000 jaar voor, sterker nog: er zijn in de Alblasserwaard verkoolde appeltjes gevonden die dateren van zo’n 4000 voor Christus. Dat, gevoegd bij de constatering dat er geen Indo-Europese basisvorm te reconstrueren is, leidt tot de conclusie dat appel een substraatwoord is, dat wil zeggen een woord dat afkomstig moet zijn uit een onbekende taal die hier gesproken werd voordat de Indo-Europese Kelten en Germanen zich hier gevestigd hebben.
Dat past ook goed bij ’t gegeven dat de appel al 10.000 jaar voor Christus in delen van Europa in het wild verzameld werd. Omdat de benaming appel daar ontstaan is en doorgegeven werd aan de elkaar opvolgende bewoners, heet zo’n woord een ‘erfwoord’. De oudste vermelding van ’t woord appel in ’t Nederlandse taalgebied is overigens pas van 1146.
Alle Germaanse en Romaanse talen hebben voor de peer een naam die afgeleid is van ’t Latijnse pirum. Maar ook met ’t Finse päärynä en ’t Ierse piorra is dat ’t geval. Daaruit mag je wel concluderen dat de peer en z’n naam dankzij de Romeinen in al deze gebieden terechtgekomen zijn en dat de peer hier dus een niet-inheemse vrucht is en dat z’n naam een leenwoord is. Het Latijn zelf heeft ’t woord weer ontleend aan een onbekende taal uit ’t Middellandse Zeegebied.
De oudste vermelding is uit 1240, pere, perboom, maar jaartallen zeggen natuurlijk niets over de werkelijke ouderdom van zulke woorden. ’t Woord pere moet wel dateren uit de periode dat de Romeinen onze gebieden veroverden en bezetten. Dat waren de eerste eeuwen van onze jaartelling. Dat de Romeinen al veel langer met de peer vertrouwd waren en dat er toen ook al een perencultuur geweest moet zijn, blijkt wel hieruit dat de Romeinse historicus Plinius de Oudere (23-79 na Chr.) in zijn Naturalis historia wel 38 perenrassen vermeldde.
Spreekwoorden en uitdrukkingen met peer zijn er niet veel. De bekendste is wel: met de gebakken peren zitten. Daar hoort uitleg bij. Gestoofde of gebakken peren zijn een bijzondere lekkernij, die je alleen klaarmaakt voor bijzondere gasten. Als die dan niet komen opdagen, zit jij mooi met je gebakken peren. De uitdrukking met de gebakken peren zitten is op den duur gaan betekenen ‘ergens voor moeten opdraaien’, ‘op de blaren moeten zitten’, ‘in moeilijkheden zitten’.
Dan de appel. Die komt juist veel voor in spreekwoorden en uitdrukkingen. De website die ik geraadpleegd heb, noemt er 28, waaronder: De appel valt niet ver van de boom; een appeltje voor de dorst; een schip met zure appelen. Met hem heb ik nog een appeltje te schillen. Enzovoorts.
Ik ken ook geen liedje waarin de peer de hoofdrol speelt, maar weer wel een met de appel, namelijk Appels van Gerard van Maasakkers, met dit als refrein:
Want er gao niks, qua kicks
Niks boven ‘ne goeien appel
Niks, nee niks
Niks boven ‘ne goeien appel
Sorry, peer.
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, oktober 2016
Arend Quak zegt
De appel mag dan pas laat zijn geattesteerd, maar de appelboom (onl. apuldra) wordt al in de plaatsnaam Apeldoorn [in villa wel Marca Appoldro] in 792-93 in een oorkonde voor het klooster Lorsch vermeld. Gezien het suffix -drô gaat het om een oude afleiding, want dit suffix verschijnt ook in woorden als du. Flieder, Wacholder, Holunder.
Jan Stroop zegt
Dank je voor je mooie aanvulling, Arend. Ik denk nu ook aan Appeltern, maar dat is van veel later datum.
Arend Quak zegt
Volgens het Lexicon van Nederlandse toponiemen heb je groot gelijk. Ook in Duitsland vind je deze naam terug.
Hans Beelen zegt
Kleine aanvulling op dit weer heel mooie stuk van Jan Stroop: de wilde peer (inmiddels in de Benelux vrijwel uitgestorven) was in de prehistorie in gematigde Europese contreien wel degelijk een inheems gewas. In Ypenburg zijn in 1998 bij archeobotanisch onderzoek perenpitten aangetroffen in een bewoningslaag uit het Neolithicum (5.300-2100 v. Chr.), voor ons land een unieke vondst. Hoewel niet zo smakelijk als de later door de Romeinen ingevoerde gecultiveerde peren, stond de wilde peer kennelijk al op het menu van de bewoners van de Lage Landen, samen met andere in Ypenburg aangetroffen voedingsmiddelen: gerst, emmertarwe, braam, framboos, vlierbes, hazelnoot, sleepruim en wilde appel. Het opgravingsraport is te vinden op https://www.biax.nl/resources/content/report_file_175_118.pdf. Helaas weten we niet hoe de peer destijds werd genoemd.
Hans Beelen zegt
pardon: opgravingsrapport
Jan Stroop zegt
Dank voor de interessante aanvulling (met compliment), die de etymologie van de namen van deze gewassen kan onderbouwen.