40 jaar tandeloos (59)
In zijn nawoord bij het in 2016 alleen bibliofiel verschenen Kastanje a/d zee noemt A.F.Th. van der Heijden dat boek een ‘erotische studie van jaloezie in al z’n facetten en verschijningsvormen’. Als we de cyclus als geheel verdelen in twee perioden (de delen die verschenen zijn tussen 1983 en 1996, en de delen die verschenen zijn na 2013), dan valt meteen op dat die jaloezie vrijwel geheel ontbreekt in de eerste helft, terwijl hij een rol speelt in bijna alle na 2013 verschenen delen. Omgekeerd is de impotentie, die zo belangrijk is in de eerste periode, vrijwel geheel afwezig in de tweede. De uitzondering op beide generalisaties is De helleveeg, waarin impotentie en jaloezie allebei wel nebenbei aan de orde komen zonder een echt belangrijk thema te zijn. Dat deel is daarmee een schakel tussen de vroege en de oude periode.
Wat hebben impotentie en jaloezie met elkaar te maken? Ze betreffen allebei buitenstaanders van het seksuele verkeer: wie impotent is, kan zelf (tot op zekere hoogte natuurlijk) niet meedoen, wie jaloers is, vindt het onverdraaglijk dat mensen buiten hem om seks hebben.
Die rol van de buitenstaander wil Albert Egberts steeds opheffen: hij wil af van zijn impotentie en in Kastanje a/d zee wil hij af van zijn jaloezie. In beide gevallen gebruikt hij daar Marike de Swart voor: zij helpt hem in 1972 van zijn seksuele onmacht af, en in 1975 moet ze hem ook van zijn jaloezie afhelpen (al is het maar de vraag of dat laatste nu wel helemaal lukt).
Heel interessant is het verschil tussen de manier waarop de vertellers van de verschillende delen met Marike omgaan. In De tandeloze tijd is dat vrouwen er steeds meer in beeld komen. In de vroegste delen zijn ze bij wijze van spreken nog moeders of hoeren: ze worden vooral op hun uiterlijk beoordeeld, personages en vertellers benaderen ze over het algemeen wat neerbuigend – tenzij ze moederfiguren zijn. Marike komt er wat mij betreft in de eerste helft van de serie bijvoorbeeld niet echt goed vanaf. Albert heeft wel veel seks met haar, maar nauwelijks een gesprek.
Maar in Kastanje a/d zee wordt ze ineens een echt mens, met name in de magistrale slotscene van deze voor Van der Heijdens doen korte roman: haar twee minnaars, Albert Egberts en diens vriend Hans Krop, hebben vlak na elkaar seks met haar gehad en staan nu op straat om haar te vechten. Voor het eerst in de hele cyclus (afgezien van wat korte passages over de politieagente Elbarte Huistra in het tegelijk met Kastanje verschenen Kwaadschiks) is de verteller alleen met een vrouw en haar gedachten:
Nu zat ze hier rokend te luisteren naar hoe haar twee minnaars elkaar het ziekenhuis in sloegen, terwijl hun vermengde zaad zich in haar binnenste oploste tot… tot niets eigenlijk. Zoals je ook de hardste en fonkelendste parels kon laten oplossen, mits je ze in de juiste chemische vloeistof wierp.
Marike is met dit alles nog steeds nauwelijks een handelende persoon: ze is een plaats waar de twee mannen elkaar hebben ontmoet. Ze kiest er ook telkens zelf nauwelijks voor om seks te hebben, ze laat zich daartoe steeds heel gemakkelijk verleiden.
Tegelijkertijd leidt al het zogenaamd handelen van de mannen, en zeker van Albert, nergens toe. Hij probeert van zijn jaloezie af te komen op de manier waarop hij in eerdere delen ook van zijn fascinatie voor seks probeert af te komen: door zich te overvoeren. In dit concrete geval doet hij dat door zijn vriendin seks te laten hebben met zijn vriend. Maar hoewel zij allebei dus wel doen wat hij wil, weigert zijn eigen lichaam en zijn eigen gevoelsleven. Terwijl hij ze ziet doen waar hij ze om gevraagd heeft, beseft hij dat het hemzelf niet lukt:
Het leek alsof zijn maag kromp en met kippenvel omkleed raakte. Hij had een kuur ter bestrijding van zijn chronische minnennijd opgezet, en nu gebruikten de vrijwillige medewerkers zijn jaloezie om hem in hun macht te krijgen. Het absolute tegendeel van wat hij nastreefde. Albert had ze als regisseur een empathische rol toebedeeld, en het draaide eropuit dat hij zelf in hun vuige spel als voetveeg behandeld werd.
Dat kippenvel op de maag leidt er uiteindelijk toe dat hij moet braken in de wasbak – een “jaloers orgasme”, zoals vriend Hans het treffend noemt. Je kunt de illusie hebben dat je de wereld onder controle hebt, als een regisseur of een (toneel)schrijver, maar je eigen lichaam is uiteindelijk het grootste obstakel.
Laat een reactie achter