40 jaar tandeloos (63)
Bij het verschijnen van ieder nieuw deel van De tandeloze tijd putten de uitgever en de recensenten zich uit in verzekeringen dat dit nieuwe deel toch echt ook zelfstandig gelezen kan worden. Er komen weliswaar personages in voor die ook al in eerdere delen verschenen, en er wordt ook anderszins af en toe verwezen naar eerdere delen, maar dat stoort heus niet als je De helleveeg, Kwaadschiks of Stemvorken ter hand neemt.
Het is natuurlijk commercieel en uit het oogpunt van leesbevordering zeer verstandig om dit te zeggen, en het is ook vast waar. Maar uiteindelijk is De tandeloze tijd toch ook echt één kunstwerk, waarvan je ieder deel beter gaat begrijpen door ieder ander deel. En dat gaat beide richtingen op: je kunt ook de eerdere delen beter begrijpen door de latere te lezen – wonderlijk genoeg, want het is evident dat de schrijver van Vallende ouders geen idee had van een deel als Stemvorken en wat daarin aan de orde zou komen.
Zo komen we in Stemvorken te weten dat Albert Egberts ‘in zijn studententijd’, dus in de tijd die beschreven wordt in Vallende ouders en De gevarendriehoek een theorie ontwikkeld had die ‘Scheiding der Geesten’ heette:
die moest aantonen dat het ene bewustzijn zich nooit met het andere kon mengen. Hij had het me ooit, om indruk te maken, geprobeerd uit te leggen, maar ik vermoed dat de vergeefsheid van zijn poging een bewijsstuk te meer vormde dat ons beider geesten gedoemd waren gescheiden te blijven.
Die Scheiding der Geesten, de onkenbaarheid van de ene mens van de ander, is een belangrijk thema in Stemvorken, dat de verhouding beschrijft tussen een voormalig fotomodel, die vooral bekend is van de maskers die ze opdeed in de modebladen, en een vrouw die als medewerkster bij de ongediertebestrijding te maken krijgt met de duistere kanten van het menselijk bestaan.
Daarnaast is Stemvorken vooralsnog ook dé roman waarin Van der Heijden in de huid van een vrouw kruipt en zijn stem aan haar leent – waarbij dan kennelijk altijd meteen de vraag opdoemt of het wel kan, of deze schrijver dat wel kan. Dat is een vraag die ook in de roman zelf aan de orde komt, in ieder geval in verband met Harry Mulisch en diens roman Twee vrouwen.
Maar bij nadere beschouwing is dit thema prominent aanwezig geweest in alle eerdere delen: het onbegrijpelijke gedrag van Albert Egberts senior voor junior, het mysterie rondom het gedrag van de moord op haar ouders verdachte Hennie A. Het universum van Van der Heijden is bevolkt door personages die elkaar misschien proberen te begrijpen of te manipuleren, maar uiteindelijk toch niet echt tot de geest van die ander weten door te dringen.
Het dieptepunt in de hele cyclus wordt wat dit betreft misschien wel bereikt als Zwanet, dan nog een jong meisje, in het Vondelpark verkracht wordt (in Stemvorken verwijst ze ernaar met ‘aangerand’), zich geheel ontdaan tot Ernst Quispel redt, die denkt dat ze een erotisch spelletje met hem speelt en dan de hele handeling om die reden nog eens overdoet.
De ultieme onkenbare is in dit wereldbeeld natuurlijk God. Dat mensen tot Hem bidden en Hem prijzen is ook een misverstand:
Hele volkeren hebben hun God, al dan niet met offers, dankbaarheid betuigd voor Zijn inspanningen. Ik vermoed dat ze Hem stiekem als zondebok vereren: Hij is immers verantwoordelijk voor de ondraaglijke willekeur van al het bestaande. Laten we Hem in plaats van De Schepper De Zondebok noemen… of kortweg, zoals God in het Kroatisch heet, Bok… Bok de Willekeurvorst.
De observatie dat de Kroatische naam voor God Bok is, wordt ook gemaakt in Het hof van Barmhartigheid, Maar hier wordt de toespeling op ‘zondebok’ nog niet gemaakt. God is hier een ‘oude bok’, iemand die de mens daadwerkelijk de hele tijd dwars zit:
Mijn hypothetische “God” is de gehate verzamelnaam voor… en nu doe ik maar even net of ik een definitie opdreun… “datgene wat, tot ons grote verdriet en onze machteloze woede, sterker is dan wijzelf zijn”… of op z’n minst “al wat ons, tot onze grote frustratie, tegenwerkt, dwarsboomt…” Het Kroatische woord voor God, las ik laatst in een tijdschrift, is “Bok”… Klinkt al beter dan “God”… De Oude Bok. Mooi. Ik noem die van mij De Oude Remschoen… daarmee is Hij niet slecht getypeerd. Hij is de grote weerstrever… de grote beknotter… Strooier van pikzwarte roet in ons eten.
Hier is van een scheiding der geesten (van de menselijke geest en de Heilige Geest) nog geen sprake. God is wel degelijk Wie Hij is. Op het inzicht dat Hij ook een Zondebok is, moet de lezer duizenden pagina’s doorlezen tot in Stemvorken.
Laat een reactie achter