De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen 2.1
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de aangroeiende reeks vind je hier. In dit stukje gebruiken ze hun eigen ervaringen met het Engels doorheen hun leven, Jan als boomer en Eline als millennial, om aan te geven hoeveel er op korte tijd is veranderd. Van daaruit belichten ze in het volgende stukje hoe uitzonderlijk de huidige positie van het Engels in de wereld is en waarom.
Jan is een boomer, en heeft dus vanop de eerste rij meegemaakt hoe Britse en Amerikaanse film én The Beatles én Elvis Presley én kauwgum en bluejeans hun plaats opeisten in de belevingswereld van het continent. Een oorlog had hij net niet meer meegemaakt, maar van de hang naar culturele en zelfs identitaire vrijheid was hij volop getuige. Zijn eerste single was If I Had A Hammer van de Texaan Trini Lopez, een versie van een politieke song van Pete Seeger ter ondersteuning van de Amerikaanse Progressive Party en later nog ingezet in de campagne tegen de Vietnamoorlog. Nog later ook vertaald door Claude François, want zo ging dat toen ook: Angelsaksische popmuziek werd zo snel mogelijk naar de thuistaal vertaald. Zijn eerste elpee was Laughing Cavalier van The Wallace Collection, een unitair Belgische groep die in de fameuze Abbey Road-studio’s was gaan opnemen, dichter bij The Beatles kon je niet geraken. Hoewel: bij zijn eerste bezoek aan Londen in 1969 stapte hij in de taxi die net John Lennon aan Abbey Road had afgezet voor een sessie voor het gelijknamige album. De Engelse taal stond synoniem voor ontdekking, vrijheid, bevrijding, het Grote Leven. Omarmen, die handel dus, en jezelf groter voordoen dan je toen eigenlijk was. Maar het Engels was het Engels, en Nederlands was wat je op school geleerd kreeg en in een slordiger vorm sprak op de speelplaats. Toen in datzelfde jaar 1969 Woodstock zich voltrok als three days of love, peace and music, en een jaar later de film in de gemeentelijke filmzaal werd getoond, was de overlevering totaal. Dit was dé gereedschapskist waarmee je een eigen identiteit kon bouwen. Op een moment dat Leuven Vlaams probeerde te worden (waarover later meer), was Jan in het Brusselse jeugdclubcircuit met heel andere dingen bezig.
Toen de keuze voor een hogere studie door eliminatie naar Germaanse taal-en letterkunde wees, was dat niet om Gezelle beter te doorgronden, maar om zo snel mogelijk het oeuvre van Jack Kerouac en William Burroughs te mogen verslinden en daar nog punten voor te krijgen ook. Een week taalbad in Canterbury was één groot feest. Even groot was dan ook de teleurstelling toen het thesisplan om de wederzijdse beïnvloeding van William Burroughs en het oeuvre van de bands Soft Machine en Steely Dan te bestuderen stuitte op een kordaat njet van de promotor: “Maar Burroughs, dat is toch geen literatuur?” Terug naar af, dus, en dan maar snel op acht weken een thesis bij mekaar pennen over een dichtbundel van Robert Graves.
De liefde voor de Britse en Amerikaanse cultuur, en de taal, werden er niet kleiner door, en een eerste bezoek aan New York medio jaren tachtig voelde als thuiskomen. Sinds die tijd neemt Jan kinderen en intussen kleinkinderen bij hun achttiende verjaardag mee voor een weekje Big Apple. Niet om hen onder te dompelen in het Engels, wél om hen aan den lijve te laten ondervinden hoe het voelt om je 24/7 te kunnen laven aan een superdiverse en constant evoluerende cultuur en samenleving.
Hoe het Engels vanuit managementtaal en technologie is binnengesijpeld in het Nederlands, heeft hij zelf zien gebeuren. Hij stond erbij en keek ernaar. Het zal wel overwaaien, dacht hij. Niets is minder waar. De management assistants en soft skills zijn here to stay. En daar zijn intussen bij jonge mensen cool, nice, fakking en Oh my God bijgekomen. Voor het leven, misschien. Ongelukkig is hij daar niet écht van, maar wel lichtjes bedroefd dat het palet om emoties of zakelijke aangelegenheden uit te drukken, stilaan verarmd lijkt. En de gebruiker dus stilaan dreigt afgesneden te worden van een rijkdom aan woordenschat en uitdrukkingen.
Eline is dan weer een millennial. Bij gebrek aan kindvriendelijke Nederlandstalige programma’s keek ze als ze ziek was in de lagere school overdag BBC, met ondertitels for the hearing impaired. Als jonge tiener keek ze Friends en leerde ze zo toen al oh my God zeggen. Je weet wel, met veel pauzes en intonatieverschillen. Ze zong als tienjarige even vaak mee met Queen en R.E.M. als met Clouseau, soms wat naast de toon of in Engels-bij-benadering. Hoe die tekst van de cat’s in the cradle and the silver spoon nu precies hoorde, ontdekte ze pas jaren later. Dactylo volgde ze nog net op de elektronische tikmachine, maar de vervolmaking van blind typen voltrok zich in Word Perfect 5.0. Blauw scherm, witte letters. Ze was nog niet goed hersteld van de verbazing van wat een mens niet allemaal kan vinden op die Encarta-cd-rom of het internet nestelde zich in haar leven. Eerst met een inbellijn – en een boze moeder wanneer de kosten te hoog opliepen – dan met LAN-kabels, wifi en hotspots. Van de eerste chatkamers op chat2.be kroop ze via de hausse van sociale media samen met alle andere internetgebruikers wereldwijd uiteindelijk zelf aan het stuur van de contentmachine.
Geboeid door die Engelse aanwezigheid in haar bestaan, en met een passie voor Nederlandstalige literatuur, ging ze Germaanse Taal- en Letterkunde studeren. Waarom we niet ‘ns wat onderzoek zouden uitvoeren naar al die Engelse woorden in het Nederlands, vroeg intussen professor-emeritus Dirk Geeraerts haar aan het einde van de opleiding. In de zestien jaren die sindsdien verstreken probeerde Eline de vraag te ontmantelen wat het Engels nu precies doet met het Nederlands. Dat deed ze in een onderzoekscontext die zelf steeds meer op het Engels gericht werd, met meer Engelstalige output dan Nederlandstalige, en met de intrede van Google Scholar als bermudadriehoek van de kennis. Ze zag hoe haar eigen kinderen als vliegen op stroop reageerden op Engelstalige input, en via YouTube-filmpjes al als kleuter blue car en red car aan hun mentale woordenboek toevoegden. Ze surfen zich als bijna-tieners intussen een been af, zoeken met DeepL of Google Translate de vertaling van de regels in hun games die ze niet snappen, verrijken hun eigen Nederlands met best friends forever, cuties en losers, en – warempel – kijken ook Friends en leren zo ook oh my God zeggen. Met pauzes en intonatieverschillen.
De kinderjaren van Elines kinderen versus de kinderjaren die ze zelf beleefde. De kinderjaren van Eline versus die van Jan, die intussen al zeven kleinkinderen kan observeren die niet vies zijn van een ça va, cool en bummer meer of minder. We leerden ons elk op onze eigen manier verhouden tot het Engels, die grootmacht uit de talenwereld. Net hoe uitzonderlijk de positie van het Engels in de wereld is, lichten we in dit eerste deel van onze reeks toe, met voldoende aandacht ook voor de vraag hoe het Engels die positie heeft kunnen verwerven.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het volgende artikel in deze reeks: Waarom het Engels: unieker dan je denkt
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen
Laat een reactie achter