Andel is een dorp aan de Afgedamde Maas tussen Heusden en Woudrichem. Eigenlijk zijn het twee dorpen. Zuidelijk, zo men wil bovenstrooms, ligt Op-Andel. Noordelijk ligt Neer-Andel. Op-Andel is het oudste dorp, maar door een oprukkende Maas is het zwaartepunt van de bebouwing in Neer-Andel terecht gekomen. Neer-Andel is ooit ook wel Uut-Andel genoemd, ofwel het Andel op afstand, Andel-buiten, in modern Nederlands. De vele oude vermeldingen van Andel staan in de bijlage bij deze bijdrage.
De Afdamde Maas, Neer-Andel, Op-Andel en (linksonder Op-Andel) de Kammet en, rechtsonder, de Veense Peel (topotijdreis 1925)
Het toponiem Andel komt, als de latere kopie van het verloren gegane origineel correcte informatie bevat, rond 850 op schrift als Analo. Analo is, men zie de Etymologiebank, onder Op-Andel, eerder vertaald als hoger gelegen plek (ana) in het lichte, open bos (lo). Ana en Lo zijn volgens van Berkel en Samplonius, de auteurs van de betreffende passage op de Etymologiebank, Oudnederlandse woorden.
Er is ook een andere interpretatie. Deze is van Lauran Toorians, kenner van het Keltisch. Het Keltische woord anam dat volgens hem ten grondslag zou kunnen liggen aan Andel betekent ‘moeras’ of ‘peel’ (zie onder).
Er is, gegeven deze taalkundige discussie, alle aanleiding om ook vanuit historisch-geografisch perspectief naar de namen (en het oude landschap) van Andel te kijken. Wellicht kan een meer historisch-geografische analyse duidelijkheid scheppen in deze discussie. Deze discussie voeren we in de volgende paragrafen.
Daarna willen we verklaren waarom Andel al eeuwenlang in wezen twee namen heeft gehad en nog steeds heeft: een naam in de sfeer van Anle-Andel en een naam in de sfeer van Èèl/Ael. Historisch taalkundige Yoïn van Spijk leverde input voor deze analyse, waarvoor onze dank.
Op-Andel tussen de velden met de Keltische naam Kammet en de Maas
Keltoloog Lauran Toorians oppert in zijn bijdrage ‘Endlicher’s Glossary, an attempt to write its history’ in: Juan Luis Garcia Alonso (ed.), Celtic and other Languages in Ancient Europe. Aquilafente 127 (Salamanca 2008) 153-184 (pp 173- 174 voor Andel) dat de naam Andel Keltische wortels heeft. Toorians verwijst voorzichtig naar de plaatsnaam Veen, de naam van het buurdorp.
Uit eerder informele contacten met Lauran Toorians begrepen we dat de naam van de gronden pal ten zuidwesten van Andel, de Kammet, ook een Keltische achtergrond heeft. Kammet heeft te maken met het Keltische woord Kam of Cam, dat we terugzien in de Beierse Kammelt-rivier en het Engelse toponiem Cambridge en mogelijk ook in Chaam (Kaam) in Brabant. Kam staat voor bocht in de rivier, voor een meander. En die ferme bocht in de Maas zien we goed in het bovenste kaartje.
De taalkundige analyse van Toorians
Toorians wijst op de Oud-Ierse woorden an voor water en enach voor moeras. Hij oppert dat het woord ana(m) in het Gallisch-Keltisch terugkomt in een aantal Noord-Franse plaatsnamen als Ennecourt (Anacurt 1183), Ennemain (Anemagn 1170) Ennequin (Anakin 1147), Ennetieres bij Lille (Anatirs in 1038)). Ook de riviernaam Enna bij Duinkerken zou tot de categorie anam-namen behoren.
Het Keltische woord an(am) betekent moeras. Andel is de meest noordelijke plaats met dit mogelijkeanam-element in de naam.
Historisch geografische analyse 1
Op-Andel in de Romeinse en middeleeuwse tijd
Daar waar anam staat voor moeras, is het vanzelfsprekend dat we op zoek gaan naar het moeras bij Op-Andel.
Op-Andel was al bewoond in de Romeinse tijd. Vondsten getuigen daarvan. Op-Andel is in de loop van de middeleeuwen ‘aangevreten’ door de Maas. B.W. Braams geeft in zijn proefschrift over middeleeuwse ontginningen aan dat de koppen van de akkers van de naast de nederzetting liggende Kammet verdwenen zijn. Ook zouden vanwege het afkalvingsproces door de oprukkende Maas de belangrijke gebouwen naar Neer-Andel ‘geëvacueerd’ zijn. De kerk uit Op-Andel zou wellicht eerder ter plekke van de huidige Maas gestaan hebben en in de eeuwen voor 1200 al herbouwd zijn op hogere gronden van Op-Andel.
Andel in de bocht van de Afgedamde Maas met in rood en groen historische rivieren met hun oeverwal. Bron: Kim Cohen: Uiterwaarden Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingen, Uikav 2014)
Op-Andel ligt, het kaartje illustreert dit, in de bocht van de Maas, aan de zuidzijde. Men ziet dat de oeverwal bij Andel groen gekleurd is. Dat betekent dat deze millennia voor Christus al tot stand kwam, dankzij de zogenoemde Biesheuvel-rivier, en dus geen resultante is van afzettingen door de (huidige) Maas; deze zijn rood gekleurd en dat betekent: van na het begin van de jaartelling. Precies bij de bocht loopt het groen verder landinwaarts. Daar liggen de Kammet en de Duizendmorgen. Ongetwijfeld waren er voordien op die oeverwallen kenmerkende lichte bossen.
Het gebied tussen Andel en de Bommelerwaard
Onderstaande kaart laat zien dat de Maas in de loop van de (Romeinse, middeleeuwse) tijd steeds dichter langs Andel is gaan lopen.
[ill]
De Maas lag ooit tot in de middeleeuwen aan de overzijde van de Maas. De kleuren geven de tijd aan waarin (nog) sedimenten werden afgezet. Groen = voor begin jaartelling. Bron: K. Cohen: Uikav 2014.
De kaart verraadt nog meer. Zo zien we dat riviertjes uit de Bommelerwaard voor de Romeinse tijd hierheen stroomden (nrs. 94 en 113 op de kaart). Ooit lag de Alm (nr. 6 op de kaart, tak van de Maas, de Maas is nr. 32 op de kaart) ter plaatse van de huidige oostoever.
Dit alles bijeengenomen roept tot in en na de Romeinse tijd een beeld op van een kletsnat gebied, waar water uit de Bommelerwaard en van de Maas samenkomt. Het samenkomen van rivieren en riviertjes zal regelmatig tot overstromingen geleid hebben met een drassig laag gebied tussen de hogere punten als gevolg.
Aanvankelijk, tot de Romeinse tijd, kon de Maas ook nog afvoeren via de Dusse en (langer nog) via de Romeins-middeleeuwse Maas (het Oude Maasje) bij Heusden en Heesbeen. Niet alleen door vernatting maar ook vanwege de aanvoer van water uit de Bommelerwaard eerder, kunnen we moerasveenvorming ten oosten van Op-Andel al voor de Romeinse tijd niet uitsluiten.
In en na de Romeinse tijd nam de waterafvoer hier toe. Dit niet alleen door het afgesloten raken van de Dusse als Maas-afvoertak, maar ook door boskap bovenstrooms en klimaatverandering. Het zal in dat licht zo zijn dat het gebied tussen de toenmalige nederzetting en de toen nog verder oostelijk liggende Maas steeds vaker en langer overstroomde. Vlak bij de rivier zal zich op de oever een klein oeverwalletje van zwaarder materiaal gevormd hebben. Dit kalfde regelmatig af, maar zal als opstaand randje het terugstromen van water uit het moeras naar de Maas bemoeilijkt hebben. Zodoende ontstond tussen Andel en de rivier een soort ‘soepbord’, dat langdurig onder water stond, zodat daar ideale omstandigheden voor moerasvorming waren. Sterk stromend hoog water zal eventueel veen in het gebied af en toe deels ‘weggespoeld’ hebben. Het eindbeeld is dat er ten oosten van Andel een imponerend gebied was, een ruig, kletsnat, door sterke stroming veranderend en geleidelijk verdwijnend gebied. Het is goed verklaarbaar dat hier de anam-naam voor moerasland vandaan komt. Toch kijken we ook naar het gebied ten oosten van Andel en andere dorpen, omdat daar regelmatig het toponiem peel opduikt, de vertaling van het Keltische anam.
De huidige Afgedamde Maas bij Op-Andel. Men ziet de Maas met een bocht uit het oosten afkomen op de Hoge Maasdijk (rechts). Het riet en de ruigte bij de oever op de foto geven een impressie van hoe het moeras hier ooit grootschalig geweest kan zijn. (Foto: Agnes Advocaat)
Historisch geografische analyse 2
Het gebied ten westen van de oeverwal van Op-Andel
Van hoe de toestand was in de Kammet voor de (her)ontginning in de middeleeuwen is er geen geschreven of getekend beeld. Behalve dat we weten dat Op-Andel en de hogere gronden in de Romeinse tijd in gebruik waren (maar tot hoever?) weten we niet veel van het gebied in de tijd dat er Keltisch werd gesproken. Maar de kaart van de stroomgordels van historische rivieren verraadde dat Op-Andel met de Kammet en Neer-Andel op hoge gronden lagen van een 2000 jaar voor Christus al gevormde oeverwal van de zogenoemde Biesheuvelrivier. Dat is geen plek waar veen kan ontstaan. Veen vraagt immers een lage, kletsnatte omgeving. Uit bodemkundig onderzoek uit 1957, ten behoeve van de ruilverkaveling, blijkt dat er geen veen in de grond zit in de Kammet.
Als we de blik verder richten, richting Veen, zien we juist naast de Duizendmorgen de Veense Peel. Men zie het bovenste kaartje in deze bijdrage. Peel is, zoals al gezegd, de vertaling voor het anam-woord voor moerasgebied.
Ligt er in de aanwezigheid van een moerasgebied richting Veen een aanknopingspunt voor de stelling dat de Duizendmorgen en Kammet even vanaf de oeverwal ook moeras kenden? We vergelijken het gebied onderaan de oeverwal bij Op-Andel met dat in Veen.
Hoogtekaartje uit 1957 (fragment). Rood = hoog, links bij de Wilhelminasluis, rechts bij Veen. Oranje is iets lager, geel nog lager en groen het laagste. Bron: Sonneveld 1957.
Deze twee situaties vergelijkend kan men constateren dat het regenwater van de Veense oeverwal stagneerde bij een westelijker oeverwal. In de kom kon zo veen groeien. Bij Andel is er geen de waterafvoer blokkerende oeverwal op de kaart te zien. Daar kon, afgaande op de hoogtekaart uit 1957, het water vrijwel overal afstromen en kon dus geen moeras met veenvorming ontstaan.
Voor grote met veen opvullende laagtes moest men – dit blijkt uit Peel-toponiemen en de hoogtekaart – naar Veen of elders langs de Maas. Omdat veen/moeras niet kenmerkend was voor het gebied ten westen van Op-Andel, en elders daarentegen veel meer nat gebied aanwezig was, is het (te) weinig aannemelijk dat een moerasachtige toestand (ver) ten zuidwesten van Andel de naamgeving anam veroorzaakte.
Keltisch of Oudnederlands?
De in de Etymologiebank (bij Op-Andel) gegeven Oudnederlandse naam verklaring “Andel komt van hoger gelegen licht open bos” heeft door de analyse van Toorians minstens aan kracht ingeboet. Maar we mogen deze interpretatie zeker nog niet naar de prullenbak verwijzen. Historisch-geografisch zijn de Oudnederlandse en de Keltische verklaring mogelijk.
Daarom nog een gedachte over de onderscheidenheid vaneen Keltische achtergrond van Analo. Er waren in het rivierengebied volop hogere plekken met licht open bos. Het nabijgelegen Uppel ontleend zijn naam aan licht, open bos (zie Etymologiebank). Analo als naam voor hoger gelegen bos is niet onderscheidend ten opzichte van andere dorpen.
Onderaan de westelijke hellingen van oeverwallen, waar aflopend regen- en kwelwater zich in laagten met lisdodden verzamelde, liggen te ver weg van Op-Andel om als naamgever aangemerkt te worden.
Gelet op dit alles is het toenmalige, imponerende, in de streek unieke riviermoeras de meest voor de hand liggende reden voor een Keltische naam voor Andel.
Tussenconclusie 2: Er moet in en na de Romeins-Keltische tijd ten oosten van Op-Andel sprake geweest zijn van een ruig moerasgebied, dat steeds natter en kleiner werd. De verklaring dat Andel voortkomt uithet Keltische anam is hiermee terdege te onderbouwen. Het minder markant moeras als in de Peel bij Veen in thans binnendijks gebied is niet een aannemelijke naamgever.
Andel en Ael
Hieronder behandelen we de kwestie van de twee namen: Andel/Anle versus Ael/Èèl.
Er zijn volop oude vermeldingen van Andel. In de bijlage staan uitvoerige vermeldingen. Hier vatten we samen.
- In 850, althans in een kopie van circa 1150, vinden we Analo
- In 1259 vinden we Anle
- In de 13e en 14e eeuw vinden we vaak Anle. Andel zien we dan in Hollandse oorkonden opduiken.
- Rond 1500 lezen we ook Opael en Neerael
- In later eeuwen zien we steeds vaker Andel.
- Incidenteel zien we ook Opaalse kerk (1599) en Eijl (1627).
Hoe kunnen we deze ontwikkeling van de naam verklaren? En hoe verklaren we Andel naast Ael?
Andel is Ael. (Foto: Agnes Advocaat)
Historisch-taalkundig is te verklaren hoe Analo uiteindelijk Andel plus Ael werd. Met dank aan persoonlijke mededelingen van Yoïn van Spijk de volgende waarschijnlijke verklaring van de taalveranderingen rond dit toponiem.
Analo wordt Andel
- In het Middelnederlands werd door een in die tijd vaker optredende klinkerverdoffing Analo tot Anle.
- Vervolgens zijn er twee verschillende dingen gebeurd om de combinatie van een [n] en een [l] te vermijden. Onze talen ‘houden’ daar namelijk niet zo van als die twee medeklinkers niet tot los gebruikte woorddelen behoren (zoals in aan-leggen).
2a. In bepaalde variëteiten is er een epenthetische medeklinker ingevoegd. De combinatie van [n] en [l], beide tandkasmedeklinkers, is uit elkaar gehaald door een [d]: Anle werd Andel. In dezelfde periode zijn ook woorden als donre en kelre veranderd in donder en kelder, waarbij de [d] de [n] of [l] en de [r] uit elkaar haalde. De [r] is net als de [l] een tandkasmedeklinker.
2b. In andere variëteiten moet de [n] geassimileerd zijn aan de [l]: Anle werd Alle. Ook dat proces zien we terug in andere woorden met combinaties van tandkasmedeklinkers. Zo is Holtland veranderd in Holland, komt de dialectnaam Gôol van Goirle (via de vorm *Goorl) en komt Rilland van Rietland.
Kortom, eenvoudig gezegd, Anle is een doffere vorm van Analo en Andel en Alle zijn ontstaan omdat in het Nederlands de letters n en l in korte woordjes niet goed achter elkaar passen.
Waarbij we tot slot zijdelings nog opmerken dat het woorddeel lō ‘open plek’ kan zijn voortgekomen uit het Germaanse *lauhaz of *laoha, dit is onduidelijk.
Ael en Eijl
Wat de klinkerlengte betreft: de eerst aangetroffen vorm is Alle, maar de latere vormen Ael en Èèlwijzen op een lange klinker. Waarschijnlijk is er naast Alle ook een vorm Ale ontstaan maar is die niet opgeschreven. De wegval van de slot-e gebeurt in de taalgeschiedenis regelmatig; vergelijk bedde > bed en helle > hel. Fonetisch is zo’n lange klinker door wegval van de [n] goed te verdedigen.
De namen Andel en Ael zijn vervolgens elk een eigen leven gaan leiden. Andel is de schrijftaalvorm geworden, terwijl Ael in de volksmond bewaard bleef . Vergelijk het schrijftalige Waalwijk met het volkstalige Wòllek, dat zich al vroeg uit Walewyc heeft ontwikkeld, of Udenhout naast d’n Uunent. De kans is groot dat de notabelen die Andel, Waalwijk en Udenhout schreven, het een seconde later gewoon over Ael, Wòllek en d’n Uunent hadden.
Tot slot: de verandering van een aa-klank in een èè-klank (Èèl) zoals we die een enkele keer aantreffen is niet vreemd, want die twee klanken liggen fonetische heel dicht bij elkaar. De klankverandering die daarvoor heeft gezorgd heeft destijds wellicht ook andere woorden meegenomen, maar dat is lastig na te gaan als het Andelse dialect later is beïnvloed door de zuidelijkere dialecten, zeker in het rivierengebied, waar de contacten nogal eens veranderd zijn. Op klinkergebied is het in dit geval koffiedik kijken. We durven er dus geen harde uitspraken over te doen, anders dan dat Ael zich prima uit Analo kan hebben ontwikkeld.
Eindconclusie
De naam Analo voor Andel kan op historisch-geografische gronden zowel teruggaan op een Keltisch woord voor moeras als aan een Oudnederlands woord voor hoger gelegen, licht open bos. De historisch geografische gegevens maken de Keltische verklaring , zoals Toorians die heeft gegeven, het meest aannemelijk.
De namen Andel en Ael hebben, met diverse spellingsvarianten, al eeuwen naast elkaar bestaan als schrijf- naast spreektaal. Via een (verdwenen) woord als Ale kunnen beide namen afstammen van Analo.
Oude vermeldingen van Andel
- Nomina geografica Neerlandica
- 814 (in een kopie van ca. 1150!) Analo
- 1259 Alle
- 1272 Anle
- 1369 Anle en Andel, het eerste in Latijnse oorkonden, het tweede in Hollandse oorkonden
- 1410 Andel
- 1455 Anle
- Ca. 1500 Opael en Neerael. Volgens vd Aa zeggen de landlieden (Op- of Neer-) Eil of Èèl,
Bron: Nomina geografica Neerlandica, tijdschrift voor toponymie en taalgeografie, 1885.
Aanvullend: Braams “Oude topografische elementen…”
- Willelmus de Anle, 1213 (leenman van Dirk van Altena; Van den Bergh, OHZ I, no. 228) 44
- de tienden van Andel, 1258 (Korteweg, 1948, r. 16)
- die gherichten van Ghiesene ende van Anle, 1311 (Korteweg, 1948, r. 47)
- Op-Andel, 1451 (de Op-Andelse kerk; Van Bavel, 1972, r. 864) 45
- Op Andel, 1865 (Kuyper)
- Uutandle, 1382 (Korteweg, 1948, r. 157)
- Uut-Andel, 1390; (des papen lant van Uut-Andel; Korteweg, 1948, r. 193)
- beyde die Andelen, 1545 (groote waersman van beyde die Andelen ende Giessen; Korteweg, 1948, r. 391)
- Neer-Andel, 1883 (Top. kaart 1:25000, blad 549)
Voorts:
- Andelse Hoochte, 1601 (idem, nr. 754)
- Andelre Broeck, 1461 (Van Bavel, 1972, r. 1083)
- Andeler Brouck, 1637 (ARA, VTH 1398) 47
- Andelsche Broek, 1865 (atlas van Kuyper, gemeente Giessen)
- Gemene Steeg van Op-Andel, 1468 (Kort, 1995b, nr. 102)
- Op Andelse Stege, 1533 (RAU, arch. Kapittel van Oudmunster, nr, 754)
- die op Andels Steege, 1601 (ARA, VTH 1405
- Uitandelse Steeg, 1358, (3 morgen 4 hont land in Andel genaamd Uitandelse steeg; Kort, 1997b, nr 4)
- Uyt Andelse stege, 1533 (RAU, arch. Kapittel van Oudmunster, nr. 754)
- (l) die needer Andelse steege, 1601 (ARA, VTH 1405)
- Neer Andelse Steeg, 1602 (RAU, arch. Kapittel van Oudmunster, nr. 754)
- de tienden van Andel, 1258 (Korteweg, 1948, r. 16)
- Op-Andelse kerk, 1451 (Van Bavel, 1972, r. 864)
- Opaalse Kerk, 1599 (Kort, 1995b, nr. 102A)
- Capelle tot Uutandele, 1382 (Korteweg, 1948, r. 157)
- de nederste kerk, 1396 (Kort, 1995b, r. 99)
- Heynrics hofstat van Andel twintich roeden breet ende twintich roeden langc, 1390 (Korteweg, 1948, r. 193)
- den Hoff tot Andel, 1686 (SLHA, ORA Andel, 7, p. 68)
Bron: B.W. Braams, Oude Topografische Elementen in het Land van Heusden en Altena, Heusden 2000
En tot slot:
In de 14e eeuw komen we nog drie keer de naam Anle tegen. In 1311 als dorpsnaam (Rechtsbronnen van Woudrichem, nr.47), in 1321 bij de Vrouwe van Anle (J Molmans over de St Janskerk in Den Bosch 1931) en in 1375 bij Arent van Anle (Woudrichemse rechtsbronnen, nr.8)
In 1627 wordt een voorvader van een tak van de familie Van Andel gedoopt. Diens naam: Gijsbert Teunisz. Van Eijl.
Olivier van Renswoude zegt
Dank voor deze belangwekkende verhandeling.
Ik zie een kleine mistik: u heeft de Beierse stroomnaam Kammel als Kammelt gegeven. Verder, de klankstand Cam- in Cambridge is betrekkelijk jong. Tot aan de Normandische tijd heeft de overlevering steevast vormen als Grantebrycg voor deze oordnaam. Volgens Ekwall is de verbastering dan ook te wijten aan Normandische invloed.
De oudere vormen van Kammet zijn zo te zien Kammit (17e-18e eeuw) en Cammelt (1491), maar verbeter me a.u.b. als ik die verkeerd heb of belangrijke mis. De oudste van deze wijst op een vroeg verbasterde samenstelling met het woord holt, dat in de betekenis ‘bos’ ook mannelijk kon zijn, zoals in de Haarlemmer hout bijvoorbeeld. Het MNW stelt dat deze geslachtswijziging wel gekomen is door misbegrip van het verbogen lidwoord den.
Aangezien de Kammet aan—of vroeger ook op—de oude oeverwal stond is het evengoed mogelijk zo niet waarschijnlijker dat de naam eenvoudig een samenstelling is met kam in de zin van ‘opstaande rand’. Vergelijkbaar in het overdrachtelijke gebruik is muil in Muilwijk, enkele kilometers verderop, zoals u reeds in een stuk op deze webstede besproken heeft.
Daarmee vervalt de ondersteuning voor een Keltische oorsprong voor het eerste lid van Andel, ouder Analo, maar die leek me bij voorbaat al onwaarschijnlijk in dit overweldigend Germaanse gebied. Die naam blijft in vorm en betekenis nog immer uitstekend te duiden als een samenstelling met het voorzetsel aan, ouder ana, zoals ook in Aanhouw, ouder Anahou (Oost-Vlaanderen). De vergelijkbare opbouw van Uppel sterkt deze duiding juist aanzienlijk. Dat dorp ligt nog op enige afstand van Andel, niet vlak ernaast, dus in hun onmiddellijke omgeving zouden beide dorpen zich genoeg onderscheiden met een verwijzing naar hooggelegen bos.
bas van andel zegt
Dank Olivier,
ik reageer kort.
1. Jij spreekt over een overweldigend Germaans gebied. Toorians heeft diverse artikelen geschreven over toponiemen ten zuiden van de toenmalige Maas (en de Alm hier kun je zien als zijrivier van de Maas) waarin hij aangeeft te vermoeden dat plaatsnamen als Heesbeen, Heusden, Orthen een Keltische achtergrond hebben. Afgaande hierop zitten we bij de Maas en de Alm nog in Keltisch gebied.
2. Op historisch-geografische gronden is een kam, rand niet aannemelijk. De Kammet dankt zijn ontstaan vooral aan de zogenoemde Biesheuvelrivier, zo’n 4000 jaar geleden. Die vormde geen stroombed met scherp contrast russen rivier en oeverwal, maar vormde meer een grote overstromingsvlakte, waarin her en der verhogingen voorkwamen. Rivieren als de Alm en de Dusse hebben veel stoerder oeverwallen gemaakt. En daar inderdaad elk een toponiem met een vooruitstekend “kop”, een muil op hun conto. Ik vind een kam in de zin van een opstaande rand niet passen bij de relatief bescheiden oeverwallen zoals je die op de hoogtekaart ook kunt zien.
Olivier van Renswoude zegt
Beste Bas,
Bedankt voor je antwoord.
Ik heb meerdere stukken van Toorians gelezen. Zijn duiding van de meermaals voorkomende oordnaam Heusden bijvoorbeeld, als ware deze afkomstig van Gallisch *Coslo-dūnon, is allerminst overtuigend, alleen al omdat geen van de Heusdens ooit met een l overgeleverd is. Hetzelfde geldt voor zijn herleiding van Orthen (eerst Hortina, 800-50, afschrift 1170-5) tot een verondersteld Gallisch *Uxello-dūnon. Voor beide zijn ondertussen een Germaanse herkomst aan te wijzen zonder wringen met klanken.
Mijn oprechte eerbied ten spijt, wat ik tot nog toe gezien heb van Toorians en de zijnen in dezen zijn hooguit bescheiden mogelijkheden, niet zelden met ad hoc aannames, en beslist geen sterke aanwijzingen voor een echte Keltische onderlaag in oordnamen, laat staan bewijzen. Ondertussen tonen onze waternamen, doorgaans de oudste namen die we hebben, dat juist het Germaans tot ver in het zuiden van de Lage Landen diep geworteld is of was.
Dat die oeverwal niet bijzonder steil was wil ik wel aannemen, maar ook een betrekkelijk lage oeverwal zal door zijn langwerpige bos als een kam prijken tussen stroom en veen. Dat deze zich onderscheidde door bos zien we aan het tweede lid van Analo en waarschijnlijk ook Kammet.
En zo kom ik op een ander bezwaar. Waarschijnlijk hebben beide namen in elk geval dus een Germaans woord als tweede lid. Hybride namen zijn mogelijk maar zeldzaam en dus bij voorbaat onaannemelijk bij gebrek aan sterke ondersteunende aanwijzingen. Het zou al anders zijn als er ook een An en een Kam los overgeleverd waren met onmiskenbare verwijzing naar ‘veen’ en ‘(stroom)bocht’, maar zelfs dan zou het geen uitgemaakte zaak zijn.
Bas van Andel zegt
1. Gelukkig weten we alletwee dat we de ultieme waarheid niet kunnen bewijzen. Bij Andel, zo staat ook in het verhaal, is vanuit historisch geografische optiek de gedachte van Toorians goed te verdedigen. Een langwerpig bos op de Kammet zal overigens al in de Romeinse tijd verdwenen zijn geweest, gelet op vondsten. Ook bij een Heesbeen is de Keltische verklaring vanuit hist geogr optiek voor mij sterker dan bijv de verklaring met Hessen of heesch als kreupelhout. Dat laatste vind je niet op een vruchtbare oeverwal. En ik besef dat je gelijk hebt dat de diverse Aa ‘ s in Brabant qua naam afstammen van het Germaanse aha. Misschien was er in de loop der tijden een verschuivende taalgrens, het verleden houdt zijn geheimen ook qua taal. En melanges van Keltisch en Germaans zijn dan niet vreemd.
2. Een door Toorians wel geopperde Kam_naam sec als door jou gevraagd is Chaam . Vanuit mijn optiek vind ik dat realistisch. Als je de oude Chaamse beek ziet, een sterker meanderende beek ken ik niet.
3. Laten we vooral de discussie voortzetten vanuit diverse optieken. Het is een illusie dat we het laatste woord hier ooit over kunnen zeggen.
Olivier van Renswoude zegt
Wel, er stond kennelijk nog een bos tussen stroom en veen toen de namen Andel/Analo en Kammet/Cammelt gegeven werden, getuige het tweede lid in die namen zelf.
Toorians wil Heesbeen, ouder Hasibenni e.d., herleiden tot een afleiding van een Gallische mansnaam *Cassi-bannos. Los van onder meer de m.i. onoverkomelijke bezwaren tegen de daarvoor veronderstelde, benodigde klankontwikkelingen en de telkens weer gedane aanname van een nog productieve Germaanse klankverschuiving: die duiding houdt ook geen enkele rekening met het landschap ter plekke. Inderdaad, een verband met hees ‘kreupelhout’ is tevens uitgesloten, maar dat bewijst de vorm alleen al, want de klinker in hees was oorspronkelijk een tweeklank. Er zijn gelukkig andere duidingen mogelijk.
Chaam is echter niet onmiskenbaar een verwijzing naar een stroombocht, te minder als de beek destijds ook al zo onaanzienlijk was. En ook klankmatig ontbreekt daar een dwingende reden om de oorsprong in het Keltisch te zoeken.
We zijn het in elk geval eens over de waarde van de redetwist! Dank daarvoor in dezen.
.Bas van Andel zegt
Laten we het geen redewist noemen. Maar gezamenlijk, vanuit diverse optiek, zoeken naar de echte redenen van vernoeming. Vanuit besef dat ieder zijn best doet, maar niemand de waarheid in pacht heeft. Alleen dan komen we dichter bij *de* waarheid!
Frits zegt
Ook in de provincie Groningen ligt een dorp met deze naam, met lidwoord: Den Andel.
Bas van Andel zegt
Op de Etymologiebank staat onder Den Andel een naamsverklaring met kweldergras
Bas van Andel zegt
Etymologiebank: afgeleid vanvkweldergras
Pek van Andel zegt
L.s.,
Mij is altijd wijs gemaakt dat ‘andel’, van ‘aandeel’, komt, van aan-deel: de de binnenbocht van een rivier aanslibt, er komt een ‘deel’ ‘aan’. In de provincie Groningen ligt Den Andel, nu een paar kilometer van de kust af, die ook is aangeslibd, in de loop der eeuwen.
En in het land van Altena, liggen de dorpen met het woord ‘Andel’ in de naam, ook inmiddels niet meer aan de oever, want die is inmiddels fors aangeslibd.
Mijn familie komt oorspronkelijk uit dat land van Altena, is vandaar naar Den Briel verhuisd. In ons familiewapen, staan klavertjes drie, als teken van weidebezit, en twee gekruiste enterhaken met steel, waarmee indertijd bootjes en/of schepen naar de wal werden getrokken om er vervolgens vee in te laden en te vervoeren, bijvoorbeeld naar de markt, voor de verkoop.
Pek van Andel, Feerwerd (Gn.), die door Groningers vaak Van den Andel wordt genoemd.