40 jaar tandeloos (66)
Een vulgaire manier om de heteroseksuele mannensoort in twee groepen te verdelen, is door ze op te splitsen in billenmannen en borstenmannen. Twee politieagenten doen dat in Kwaadschiks en vragen aan de psychopathische hoofdpersoon Nico Dorlas tot welke categorie hij zichzelf rekent. “Ik ben”, zegt hij, “cunt-struck“. De politieagenten blijken ook een Nederlandse vertaling van het begrip te kennen. “Kutjedol, zo noemen wij dat hier.”
Een obsessie met de primaire vrouwelijke geslachtskenmerken kenmerkt heel veel personages in De tandeloze tijd. De Nederlandse vertaling komt niet meer terug, maar het Engelse woord blijkt in Stemvorken de titel te zijn van het naslegwerk over de vrouwelijkheid van Albert Egberts:
Albert had me op een dag eindelijk inzage gegeven in Cuntstruck, zijn encyclopedie van het vrouwenlichaam.
In Het hof van barmhartigheid en Onder het plaveisel heet de ‘encyclopedie van de vulva’ nog De kapel. In dat laatste boek zet Albert ook uiteen welke kapel hij precies bedoelt: die van Franciscus:
‘Twee jaar terug was ik in Assisi,’ ging Albert verder. ‘Als je daar het station uit komt, zie je het oude Assisi boven je in de heuvels liggen. Vlak bij het station staat een dom, betrekkelijk nieuw nog, die over een oude kapel heen is gebouwd. Ik weet niet meer wat die kapel zo bijzonder en zo heilig maakte, wel dat ze het de moeite waard hadden gevonden het bouwwerkje in een complete basiliek te verpakken. Koepels, torens, zijbeuken… alles om dat kostbare kleinood te eren, en tegelijk te beschermen. Ik had mijn metafoor bij de kladden. De borsten en billen als koepels, armen en benen als torens en pilaren… een complete, rijk gewelfde tempel, enkel en alleen om een vochtige crypte in het vooronder van het middenschip te bewaren.
In Stemvorken leest Alberts vrouw Zwanet, inmiddels zelf gefascineerd door de vulva van haar geliefde, de dan (in 1997) nog altijd ongepubliceerde encyclopedie:
Ik herkende een passage over een basiliek in het dal bij Assisi, een kerk van recenter datum dan de gebouwen boven op hun heuvel. Ik was daar zelf met Albert geweest, ik wist waar hij op doelde. De basiliek was over een oude kapel heen gebouwd, die zich nu tussen de fundamenten bevond en erdoor beschermd werd. Dat was de vaginale crypte waar de kathedraal omheen gebouwd was. Al die zuilen en koepels bewaakten in heel hun monumentaliteit de kwetsbare vulva.
Het is het voordeel dat Van der Heijden zichzelf gegeven heeft: dat hij in 2021 een personage kan laten praten die zich in 1997 een passage herinnert die zijn hoofdpersoon rond 1977 moet hebben geschreven, en waarover hijzelf in 1996 verslag deed in een roman. Schrijvers die alleen maar losse romans schrijven kunnen niet zo gemakkelijk terugkeren naar oude beelden.
Naar aanleiding van die encyclopedie Cuntstruck merkt Zwanet nog iets opmerkelijks op:
Albert kon in zijn ongepubliceerde werk bloemrijker en lyrischer uit de hoek komen dan in het gedrukte. Wie had ook weer gezegd dat elke schrijver er zoiets als een ‘schaduwoeuvre’ op na hield? De waarheid bloeide blijkbaar minder uitbundig in het volle zonlicht.
(Ik weet niet zeker wie de schrijver was die hier bedoeld wordt, de term wordt in verband met allerlei Nederlandse schrijvers gebruikt, zoals Harry Mulisch en Renate Dorrestein.)
Het is heel wel denkbaar dat deze passage niet alleen gaat over Albert, maar ook over A.F.Th. In zijn oeuvre doet zich, in ieder geval de laatste paar jaar, het eigenaardige verschijnsel voor dat er maar liefst twee delen van de Tandeloze tijd (Kastanje a/d zee en Stultifera navis) verschenen zijn voor een slechts heel select publiek. In het nawoord van Kastanje brengt Van der Heijden dit in verband met het feit dat dit een van zijn ‘lievelingsteksten’ is. Er is denk ik ook wel wat voor te zeggen om deze titels relatief ‘bloemrijk en lyrisch’ te noemen, in een oeuvre dat op zich natuurlijk al behoorlijk bloemrijk en lyrisch is.
Daar komt bij dat er in de loop van de tijd allerlei delen zijn aangekondigd (Da Vinci op de Veluwe, bijvoorbeeld, waarnaar in Stemvorken ook nog even wordt verwezen). En iedere liefhebber van het oeuvre weet dat de schrijver thuis nog talloze ordners heeft staan met werken die wel of niet zullen verschijnen. Misschien zit daar ergens ook De kapel nog tussen, of Cuntstruck.
Het is alsof het schaduwoeuvre de kapel is waarover de basiliek van het openbare werk is heengebouwd.
klaasdeschrijver zegt
Mooi