Een intrigerende discussie, in het nieuwe nummer van het Journal of Sociolinguistics: moet er een raciolinguïstiek komen, een discipline die het verband tussen ras en taal bestudeert? De discussie is aangezwengeld door een artikel van de Amerikaanse geleerden Jonathan Rosa en Nelson Flores en verschillende andere geleerden reageren erop.
Rosa en Flores hebben de laatste jaren enig opzien gebaard met hun betoog voor wat ze een raciolinguïstisch perspectief noemen: een manier om kritisch naar de bestaande taalwetenschap te kijken omdat deze in hun ogen te veel gebaseerd is op ideeën die uit koloniale tijden stammen: ideeën als zouden er ‘betere’ talen bestaan en ‘mindere’ talen. Dat idee is weliswaar al lang officieel verlaten, maar het zit er volgens Rosa en Flores nog steeds in.
Toonhoogteverschillen
In hun nieuwe artikel pleiten Rosa en Flores dan juist weer tegen een aparte discipline die raciolinguïstiek zou heten. Dat zou de studie van de relatie tussen ras (of racisme) en taal te veel tot een subdiscipline maken, terwijl zij juist willen dat al het taalkundig onderzoek in een raciolinguïstisch perspectief wordt bezien.
Hun artikel, en de discussie die daarop volgt in het Journal of Sociolinguistics laten vooral ook zien hoe ingewikkeld de kwestie is. Er zijn bijvoorbeeld geleerden die erop wijzen dat dat hele idee van raciolinguïstiek zelf vooral een westers idee is: wie de taalsituatie in grote delen van Sub-Saharisch Afrika of Papoea-Nieuw Guinea wil bestuderen, kan weinig met dit soort begrippen, want de notie ras speelt in die gebieden volgens die geleerden geen rol.
Mij lijkt het sowieso een probleem dat het hele begrip ras nogal Amerikaans is. Als Europeaan ben ik geneigd bij een raciolinguïstisch perspectief te denken aan de manier waarop de biologie (laten we zeggen: een bepaald gen) bepaalt hoe iemand spreekt. Er is bijvoorbeeld mogelijk enige reden om te veronderstellen dat bepaalde mensen sommige toonhoogteverschillen beter kunnen horen dan andere. Talen die gebruik maken van zulke toonhoogteverschillen worden relatief vaker (maar niet altijd) gesproken door groepen waarin dat gen veel voorkomt.
Witte mensen
Maar dat is totaal niet wat Rosa en Flores bedoelen. Zij gebruiken ras geloof ik meer als een sociale categorie, zoals in het algemeen in Amerika race met veel minder problemen wordt gebruikt dan in Europa.
Ik moet daarbij zeggen dat ik de argumenten van Rosa en Flores dat racisme inderdaad tot in de haarvaten zit van de bestaande taalwetenschap maar moeilijk kan onderschrijven. Het is misschien waar dat ras, in de sociale, Amerikaanse, betekenis, te vaak over het hoofd voor wordt gezien, en in dat verband is een specifiek op de relevante kwesties gerichte raciolinguïstiek juist wel een goed idee, maar een raciolinguïstisch perspectief op alles (de studie van de geschiedenis van het Hittitisch, die van de syntaxis van het Fries, die van de mogelijkheid van genderneutrale voornaamwoorden) allemaal voortdurend in het licht moeten worden bezien van racisme. Het is bovendien ook een feit dat ik echt nog nooit een taalkundige heb ontmoet die meende dat bepaalde talen minderwaardig waren aan andere.
Er is, denk ik, wel degelijk een probleem, en daarin hebben Rosa en Flores volkomen gelijk: de taalwetenschap is wereldwijd een onderneming voor witte mensen. Daar moet nodig wat aan veranderen. Maar ik weet niet of dat lukt door race centraal te stellen in al het onderzoek.
Jona Lendering zegt
Dit vond ik erg interessant. Dank je wel.
Jona Lendering zegt
Overigens begrijp ik de afbeelding van Jac. van Ginneken niet.
Marc van Oostendorp zegt
Jac. van Ginneken schreef een boek met de titel ‘Ras en taal’.
Jona Lendering zegt
Dat wist ik niet. Dank je wel.