Soms komt een proefschrift precies op tijd voor de maatschappelijke discussie. Dat geldt in ieder geval voor Lidy Zijlmans die vandaag in Nijmegen promoveert, op een proefschrift over welke rol vaardigheid in een vreemde taal speelt bij studiesucces aan de universiteit. (Ik ben, voor de duidelijkheid, een van de promotoren.)
Zijlmans moest het doen naast een baan – als docent Nederlandse taalvaardigheid voor buitenlandse studenten op onze campus – dus ze heeft er lang genoeg over gedaan om veranderingen te kunnen zien. Haar aandacht werd oorspronkelijk getrokken door berichten dat Duitse studenten, en daarvan zijn er hier betrekkelijk veel, al is het maar omdat we vlakbij de grens zitten, het een stuk minder goed deden dan Nederlandse. De vraag was in hoeverre daarbij een rol speelde dat die Duitsers in een vreemde taal studeerden en de Nederlanders niet. Want het was in de tijd dat de meeste bachelor-opleidingen nog Nederlandstalig waren.
Eigen land
In de loop van de ongeveer tien jaar dat Lidy af en aan kon werken aan haar proefschrift veranderde de situatie in hoog tempo. De oorspronkelijke vraag kon niet meer worden gehandhaafd, want juist de Duitse studenten kozen, begrijpelijkerwijs, in groten getale voor de Nederlandstalige opleidingen. De vraag werd dus nu anders: in hoeverre maakte het ook voor Nederlandse studenten uit of ze in het Nederlands of in het Engels studeerden?
Inmiddels is de taal van universitaire opleidingen hét taalpolitieke onderwerp van het moment – vrijwel alle politieke partijen besteden er aandacht aan, en bijna allen pleiten ze voor een terugkeer naar zoveel mogelijk Nederlands. Uit Zijlmans’ proefschrift kunnen ze weinig argumenten halen voor die stelling, want zij vond eigenlijk niet dat het gebruik van een vreemde taal echt problemen veroorzaakten. Voor zover de Duitsers het indertijd slechter deden had het eerder te maken met de relatieve sociale isolatie waarmee buitenlanders aan een Nederlandse universiteit te kampen hebben, óf met het feit dat veel van de studenten die de grens oversteken dat doen omdat ze naar eigen zeggen te lage punten hebben om in eigen land aangenomen te worden.
Echt belangrijk
Ook in de huidige situatie vond Zijlmans weinig verschil. Ze onderzocht bijvoorbeeld de invloed van taalfouten op de beoordeling van tentamenvragen. Daarvoor manipuleerde ze échte antwoorden op échte vragen, zodanig dat er versies waren van hetzelfde antwoord met meer of minder fouten in het taalgebruik. Het bleek weinig uit te maken: er is geen correlatie tussen hoe goed het taalgebruik is en hoe hoog het punt dat beoordelaars toekennen. Het ging zo ver dat sommige antwoorden die op de grens van het onbegrijpelijke waren, toch nog goede, soms heel goede, beoordelingen konden krijgen: als de corrector maar kon herkennen dat hier iemand probeerde een juist antwoord te formuleren.
Nu kun je van die manier van corrigeren ook weer van alles vinden – waarom zou een docent niet af en toe ook op de vorm van het gebodene reageren? – maar in ieder geval maakte dit geen verschil tussen onderwijs in de eerste of in de tweede taal.
Onlangs beweerde Aleid Truijens in de Volkskrant dat Engelstalig onderwijs betekent dat ‘docenten en studenten niet op de toppen van hun kunnen zijn’. Nog even los van wat dit dan betekent voor de talloze Nederlandse studenten voor wie het (standaard-)Nederlands niet de moedertaal is, is er ook weinig bewijs voor dat dit inderdaad zo is, of in ieder geval, dat die toppen van het kunnen echt belangrijk zijn voor studiesucces.
Het proefschrift staat hier
Iris Breetvelt zegt
Op basis van de analyses van de gegevensverzameling over Duitse en Nederlandse studenten die aan de Radboud Universiteit in het Nederlands of Engels onderwijs volgden, is minder reden dan Marc van Oostendorp meent, om te concluderen dat studeren in een tweede taal (L2) geen afbreuk zou doen aan de studieprestaties.
Johanna de Vos (2019) vergeleek in haar dissertatie (chapter 6 van haar proefschrift Naturalistic Word Learning in a Second Language) Nederlandse studenten die het eerste bachelorjaar psychologie volgden in een Nederlandstalige track (L1) met 3 groepen L2, namelijk Nederlandse studenten die deze opleiding in een Engelstalige track volgden en Duitse studenten die deze opleiding in een Nederlandstalige of in een Engelstalige track volgden. De studieprestatie werd afgemeten aan het aantal behaalde studiepunten (ECTS), de studie-uitval en het gemiddeld tentamencijfer. Op die laatste indicator werd een significant verschil (0,55 punt op een schaal van 1-10 punten) gevonden ten nadele van onderwijs in L2, vergeleken met dat in L1. Helaas werd niet de feitelijke studiebelasting gemeten en vergeleken tussen L2 en L1. Met meer Inzet van studie-uren kunnen studenten immers voor grotere moeilijkheid van L2 compenseren, waardoor een prestatieverschil wordt geëlimineerd.
De Vos, J. F., Schriefers, H., & Lemhöfer, K. (2020). Does study language (Dutch versus English) influence study success of Dutch and German students in the Netherlands?. Dutch Journal of Applied Linguistics, 9(1-2), 60-78
Uit de dissertatie van Lidy Zijlmans bleek de relevantie van beheersing van L2, want het taalvaardigheidsniveau NT2 van Duitse studenten die Nederlandstalig onderwijs volgden, vertoonde een redelijke en significante correlatie met behaalde studiepunten na het eerste half jaar (0.459 (p < 0.01)) al nam dat af aan het einde van het eerste jaar. De correlatie met het gemiddelde tentamencijfer was sterker (0.625 (p < 0.01)) en weliswaar iets gezakt maar nog steeds significant na een jaar (0.502 (p < 0.01)) (p.173). Vaardigheid in L2 hing samen met studiesucces in termen van aantal ECTS en gemiddelde tentamenscore.
Voorts zijn er nog een paar kwalitatieve constateringen die raken aan de onderwijskwaliteit in L2: bij discussie in werkgroepen in L2 blijven studenten te zeer achter in begrijpen en formuleren om volwaardig bij te dragen. Docenten bleken in hun rol als tentamencorrector bedreven in het destilleren van de kennis van de student, ondanks een gebrekkige formulering van het antwoord door de student in het Engels als L2. Dat helpt om prestatieverschillen af te vlakken.
Met dit proefschrift zijn de effecten van Engelstalig onderwijs op leerpresentaties nog steeds niet eenduidig vastgesteld (zoals eerder geconstateerd in Van den Doel, R., de Graaff, R., Edwards, A., van Beuningen, C., & Breetvelt, I. (2021). Effecten van Engels als voertaal in het hoger onderwijs: leeromgeving, leerprocessen, leeropbrengsten.).
“Zijlmans moest het doen naast een baan – als docent Nederlandse taalvaardigheid voor buitenlandse studenten op onze campus”. Dat is opmerkelijk want ze was dus werkzaam aan een universiteit, waar krachtens bijlage M art.2.1 van de cao-nu voor docenten met wetenschappelijke ambities het combinatieprofiel Docent en Promovendus met een eenmalig tijdelijk dienstverband van in principe zes jaar mogelijk is. Laat dat 10 jaar geleden niet tot de mogelijkheden hebben behoord, of laat ze vaardigheidsdocent zijn, een aanstelling als promovendus had mogelijk moeten zijn. Voor zo’n onbezoldigde buitenpromovendus incasseert de universiteit €83.000 nu het proefschrift voltooid is.
Marc van Oostendorp zegt
Zijlmans werkte niet rechtstreeks bij de universiteit, maar bij het talencentrum. InTo Languages.
Iris Breetvelt zegt
Naast uitvoeren van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en de impact daarvan verzorgen, is het exploiteren van hieraan gerelateerde studentenvoorzieningen en -faciliteiten een vierde activiteit van de Radboud Universiteit. De cursusactiviteiten van Radboud in’to Languages dat aan de RU verbonden is, zou daaronder begrepen kunnen worden.
De RU heeft volgens haar jaarrekening verbonden partijen, o.a. Radboud University Holding B.V. (p.132/133 en 171/172) maar maakt geen melding van dit universitair talencentrum. Het Inspectierapport ‘Verwarring in veelvoud – de juridische organisatie van instellingen voor hoger onderwijs’ (https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2023/06/13/verwarring-in-veelvoud-de-juridische-organisatie-van-instellingen-voor-hoger-onderwijs ) maakt duidelijk dat veel HO-instellingen voor studenten, personeel en zelfs toezichthouders, een juridisch ondoorzichtige structuur hebben, hetgeen de rechtsbescherming van studenten en personeel niet ten goede komt. Met universitaire taalcentra (https://www.nut-talen.eu/leden/ ) zoals Radboud in’to Languages is m.i. het scholingsaanbod taal- en communicatie dat grotendeels gericht is op de universitaire gemeenschap in een private jas gestoken o.a. om de cao-nu te ontwijken.
Marc van Oostendorp zegt
Oké, dankjewel voor deze informatie! Ik heb daar nooit bij stil gestaan. Voor de transparantie (en om het tegelijkertijd allemaal nog ondoorzichtiger te maken): In’to Languages heeft een aantal jaar (2017-2021) aan de faculteit betaald om een deel van mijn aanstelling te bekostigen. Ik was gewoon hoogleraar en daarnaast voor 0,1 bijzonder hoogleraar, namens In’to. Inmiddels is die constructie er niet meer en ben ik alleen maar in dienst van de faculteit. (Die 0,1 is vervallen.)
Ik geloof dat In’to een relatie heeft met de Faculteit der Letteren en formeel niet met de universiteit als geheel. Dat kan misschien verklaren waarom ze niet in de jaarrekeningen voorkomen.
Breetvelt zegt
Die universitaire talencentra danken hun bestaansreden merendeels aan de internationalisering en verEngelsing van het academisch onderwijs. Privatisering van deze universitaire talencentra had doorgaans kostenbesparing als motief en voordeel voor de universiteit. Door docenten een arbeidsrelatie op freelance basis te bieden (https://www.ru.nl/radboudintolanguages/over-ons/onze-vacatures/freelance-docent-duits/ ) kan met schijnzelfstandigheid op loonkosten en werknemersrisico’s worden bespaard. Door dividend uit te keren aan de universiteit, een bijzondere leerstoel te bekostigen of als valorisatie te dienen, strekt een privaat talencentrum de universiteit tot voordeel. Zie dit artikel van de Onderwijsvakbond over de status van docenten bij universitaire talencentra als zzp-ers: https://onderwijsblad.nl/article.asp?ArtikelID=14715 .
Marc van Oostendorp zegt
Nogmaals dank!