De linkse partijen hebben de minste aandacht voor taalkwesties. Je zou kunnen denken dat aandacht voor het Nederlands, het Fries of de regionale talen te nationalistisch is, maar daar staat bij deze partijen niet veel tegenover: ook geen aandacht voor Engels of migrantentalen, bijvoorbeeld. Een linkse taalpolitiek is natuurlijk wel degelijk mogelijk, maar de gedachtevorming daarover is bij de huidige partijen ver te zoeken.
GroenLinks/PvdA
PvdA en GL onderscheiden zich in hun gezamenlijke verkiezingsprogramma vooral van andere partijen voor de vraag hoe het taalonderwijs precies georganiseerd moet worden. Zo wil de partij dat de verplichting voor werkzoekenden om aan taaleisen te voldoen wordt afgeschaft omdat deze mensen ‘met vertrouwen’ tegemoetgekomen moeten worden. Tegelijkertijd heeft de overheid wel een verplichting namelijk om (over inkomensondersteuning) voor te lichten op ‘B1-niveau’. (Dat ‘B1’ een heel misleidende term is waar het gaat over de begrijpelijkheid van teksten, zien we door de vingers.)
Daarnaast moet de overheid zich wel inspannen om het taalniveau van allerlei burgers op peil te brengen. Zo moeten kinderen met een taalachterstand voorrang krijgen bij kinderopvang en moeten gemeenten ervoor kunnen kiezen om op scholen extra taallessen te laten aanbieden. Ook inburgeraars moeten Nederlands kunnen leren en de overheid moet erop toezien dat dit alleen door ‘erkende bureaus’ gebeurt. Bovendien moet de kwaliteit van de docenten ook worden gestimuleerd:
We zorgen ervoor dat NT2-docenten betere arbeidsvoorwaarden krijgen.
De strekking van het taalbeleid is voortdurend dat de burgers zelf mogen bepalen of ze gebruik maken van de mogelijkheden om beter Nederlands te leren, maar dat anderen die mogelijkheden wel moeten garanderen:
Arbeidsmigranten die zich langdurig in Nederland vestigen moeten de taal kunnen leren. Kennis van de Nederlandse taal is goed voor het welzijn van arbeidsmigranten, hun veiligheid op de werkvloer en de sociale cohesie in Nederland. Werkgevers worden verplicht om taallessen te faciliteren onder werktijd.
Waar het gaat om vluchtelingen meent de partij dat de manier waarop het met Oekraïeners is gebeurd voortaan model. Dat zie je overigens in meer verkiezingsprogramma’s. Een voor de hand liggende vraag is dan of die Oekraïeners (Europeanen, sprekers van een Indo-Europese taal) wel zo typisch zijn voor andere vluchtelingen.
Over regionale talen zijn Groenlinks en PvdA betrekkelijk uitgebreid – ze noemen alle talen met enige status, behalve gebarentaal – met wel een bijzondere twist:
We zetten ons in voor behoud en bevordering van door Nederland erkende (streek)talen zoals het Frysk, Nedersaksisch, Jiddisj, Sinti-Romanes, en de op de BES-eilanden erkende talen Engels en Papiaments. We streven naar ambitieuzere naleving van het door Nederland geratificeerde Europees Handvest voor Regionale of Minderheidstalen. Er wordt in het bijzonder meer geïnvesteerd in het behouden en bevorderen van de Nedersaksische taal. Met betrekking tot het Frysk hebben we bijzondere aandacht voor de positie van het Frysk in de rechtbank en bij de overheid.
Je kunt je afvragen waarom in dat eerste rijtje het Limburgs niet genoemd wordt, dat net zo goed erkend is als het Fries en het Nedersaksisch, Jiddisch en Sinti-Romanes. Die vraag wordt nog iets prangender als daarnij blijkt dat er ‘in het bijzonder’ meer in het Nedersaksisch moet worden geïnvesteerd. Iets verderop in het verkiezingsprogramma wordt echter wel degelijk vermeld dat er ‘meer geïnvesteerd moet worden in de Limburgse taal’. Toch blijft er dan iets wringen: die oproep voor het Limburgs staat in een apart stukje voor de provincie Limburg, terwijl het Nedersaksisch in een waarlijk nationaal deel van het programma wordt genoemd.
Hoe dan ook wordt over de talloze andere minderheidstalen, bijvoorbeeld van migranten, verder niets gezegd.
Over het Engels in het hoger onderwijs hebben PvdA en GroenLinks in vergelijking met andere partijen weinig te zeggen. Er wordt alleen aangedrongen op ‘aanscherping’ van de Wet op hoger onderwijs, “zodat de keuze voor Engelstalige opleidingen beter onderbouwd wordt”. Het gaat dus kennelijk alleen om de onderbouwing.
BIJ1
De grootste ambitie heeft het verkiezingsprogramma van BIJ1 op het gebied van de laaggeletterdheid:
Er komen meer toegankelijke mogelijkheden om mensen die laaggeletterd zijn bij te staan en ondersteunen waar nodig. Iedereen moet makkelijke toegang hebben tot een openbare bibliotheek. Op dit moment zijn in Nederland 25% van onze 15-jarigen laaggeletterd. Dat aantal moet de komende 4 jaar tot maximaal 5% worden teruggebracht.
Vier jaar is heel korte tijd, vooral omdat de 15-jarigen over 4 jaar nu al aan het eind van hun basisschoolcarrière staan. (Overigens wordt het aantal van ‘25% van onze 15-jarigen’ ook wel betwist.)
Het enige andere speerpunt dat ik kan ontdekken, kwam bij de vorige verkiezingen bij meer partijen voor:
Informatie van de overheid wordt standaard toegankelijk gemaakt, in begrijpelijke taal en beschikbaar in braille.
Het is opvallend dat dit de enige manier is waarop BIJ1 streeft naar grotere inclusiviteit van de taal. Aandacht voor genderneutraal of postkoloniaal taalgebruik staat zelfs bij BIJ1 niet op de agenda.
SP
De SP is mogelijk de partij die het minste zegt over taal. Kenmerkend is misschien wel dat zo’n beetje de enige passage in het verkiezingsprogramma dat het onderwerp aanraakt het volgende is:
Voor een succesvolle integratie krijgen statushouders en migranten zo snel mogelijk goed onderwijs door de overheid; in taal, voor het werk en voor de inburgering, ook met aandacht voor de grondwettelijke rechten en plichten die we in ons land kennen. Specifiek beleid komt er voor mensen met een grote afstand tot onze samenleving, zodat problemen als taal en werkloosheid, maar ook eer-gerelateerd geweld en genitale verminking, beter kunnen worden aangepakt.
Taal is, met andere woorden, een probleem.
Partij voor de Dieren
Als enige partij komt de Partij voor de Dieren in het verkiezingsprogramma met een diagnose van de problemen met het leesonderwijs.
Leesvaardigheid is een voorwaarde voor succes voor bijna alle schoolvakken. De Partij voor de Dieren pleit voor meer leestijd in schoolverband. Leesplezier wordt bevorderd door het leesmateriaal meer aan te laten sluiten bij de interesses van de leerling.
DIt is natuurlijk minstens een even grote ambitie als die om het aandeel leerlingen met leesproblemen terug te brengen van 25 naar 5%.
Meer dan andere partijen presenteert de Partij voor de Dieren onderwijs voor asielzoekers als een recht in plaats van een plicht:
We maken een einde aan uitzichtloosheid in asielzoekerscentra. Mensen die verblijven in een asielzoekerscentrum kunnen zich voortaan ontplooien en hebben recht op goede begeleiding, taalcursussen en zorg, en minderjarigen hebben recht op onderwijs.
Er wordt niet gespecificeerd wel talen er in deze cursussen moeten worden aangeboden. Als het gaat om welzijn, zou je kunnen beargumenteren dat het ook goed is als hier andere talen dan Nederlands worden geleerd, zoals andere Europese talen of talen uit de regio van herkomst. .
Jona Lendering zegt
“Een linkse taalpolitiek is natuurlijk wel degelijk mogelijk”: hoe zou je het voor je zien?
Je stipt genderneutraal en postkoloniaal taalgebruik aan, en ik kan me voorstellen dat je kansengelijkheid zou willen noemen. Rechtvaardigheid, in de zin dat de eisen die we stellen aan elke arbeidsmigrant eveneens gelden voor de directrice van het Stedelijk Museum in Amsterdam die weigerde Nederlands te leren, lijkt me eigenlijk nog wel het belangrijkste, maar is niet specifiek links.
Marc van Oostendorp zegt
Het is gelukkig niet mijn taak om verkiezingsprogramma’s te schrijven. Maar ik zou me kunnen voorstellen:
– aandacht voor meertaligheid van de leerlingen in alle niveaus van onderwijs;
– herinvoering van (een betere vorm van) onderwijs in eigen taal en cultuur vanaf de basisschool zoals dat 20 jaar geleden is afgeschaft;
– in het algemeen aandacht voor de meertaligheid die de Nederlandse samenleving kenmerkt om daar het beste uit te halen voor onze hele samenleving;
– streven naar een internationale wereldorde op taalgebied die democratisch is en multicultureel en (dus) niet exclusief gericht op het Engels.
Jona Lendering zegt
Dank je wel.
Berthold van Maris zegt
Inderdaad, zo zou het in hun programma’s moeten staan.