Ongemerkt gaan de jaren voorbij. Over herinneringen schijnt een glans van strijklicht. Vroegere geliefden worden opgeroepen, reizen worden opnieuw beleefd en wat werd gelezen ligt opgeslagen in het geheugen. Een vertaler op leeftijd verzamelt zijn gedachten en ziet om met een milde glimlach. Geen geweeklaag over karige contracten, beroerde bezoldiging of onstuitbare ontlezing. Hans van Pinxteren schrijft over zijn liefde voor het vertalen van de schrijvers die hem al zijn leven lang als vrienden vergezellen: Michel de Montaigne, Gustave Flaubert, Arthur Rimbaud, Lao Zi.
Hoe ouder hoe vrolijker is een boek vol ‘beschouwingen en verhalen over reizen en verdwalen, schrijven en vertalen, liefde en vriendschap’, opgetekend door een vertaler wiens lot, zo tekent hij met gevoel voor zelfrelativering op, al in zijn achternaam besloten lag: zoals de apostelen met pinksteren in vele tongen begonnen te spreken en zodoende de basis legden voor wat vertalen wezenlijk is, zo heeft Hans van Pinxteren zijn leven in dienst gesteld van het vertalen van vooral Franse literatuur voor Nederlandstalige lezers.
Meer nog dan om teksten gaat het Van Pinxteren om de schrijvers zoals zij in hun werk aanwezig zijn, als levende auteurs. Alleen wie zich gedurende lange tijd volkomen inleeft in de schrijver, diens tijd en diens stijl, kan in een vertaling recht doen aan het wezenlijke van hun werk. Als een schrijver vele jaren of zelfs decennia aan een roman of bundel werkte, geeft het eenvoudig geen pas om dat werk (Flauberts Salammbô, Montaignes Essais) in korte tijd te vertalen. De vertaler zal moeten afdalen in de waanzin van Rimbaud, toegang moeten krijgen tot de werktafel van Flaubert en hij zal de toren van Montaigne moeten beklimmen. Om een meesterwerk recht te doen “moet je de geest ervan diep tot je door laten dringen en niet al te vaak op de klok kijken.” Van Pinxteren spreekt zich niet uit over kunstmatig-intelligente software en geavanceerde vertaalmachines, maar het bovenstaande zinsdeel zouden beleidsmakers die de geest en de wetenschap willen offeren aan het snelle succes van wat moet doorgaan voor een 21st-century skill diep tot zich door moeten laten dringen. Geduld is van levensbelang, niet alleen voor Flaubert.
De essays in Hoe ouder hoe vrolijker vormen een snoer van herinneringsbeelden met als belangrijkste motief: de pogingen van mensen om elkaar te verstaan. Liefdevol schrijft Van Pinxteren over zijn vader en moeder, over luidruchtige ooms, over een gestorven geliefde, over gedreven leermeesters, loyale uitgevers en vrienden. Net als mensen, weet hij, zullen ook vertalingen verouderen. “Je kunt slechts hopen dat je de geest van het werk hebt overgebracht in een stijl die zo dicht mogelijk die van de schrijver benadert en die toegankelijk en begrijpelijk is voor je tijdgenoten.” Intussen zingt Van Pinxteren de lof van de ouderdom. Hij schrijft over de steeds grotere lenigheid van geest die de ouder wordende Montaigne in zijn late essays aan de dag legt en over de perfectionering van de techniek van Flaubert.
Na het lezen van Hoe ouder hoe vrolijker besefte ik hoeveel boeken van Hans van Pinxteren ik in de kast heb staan: Madame Bovary, ‘lluminations, Essais. en nu dit rijke boek met beschouwingen die – trouw aan de ziel van Montaigne – volstrekt eerlijk en persoonlijk zijn en voortdurend het eigen beperkte ik overstijgen. Het lezen van dit boek is als het voeren van een goed gesprek met iemand die de tijd voor je neemt.
Hans van Pinxteren, Hoe ouder hoe vrolijker. Beschouwingen en verhalen over reizen en verdwalen, schrijven en vertalen, liefde en vriendschap. Zaandam: Uitgeverij Oevers, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever
Laat een reactie achter