De onverwachte, en vooral ook onverwacht grote, overwinning van de PVV bij de onlangs gehouden verkiezingen voor de Nederlandse Tweede kamer, heeft in het land veel beroering gebracht en ook veel pennen in beweging gezet. Daarbij was het een column in De Volkskrant van 1-12 jl. die mij ook om een geheel andere, taalkundige reden, interesseerde. Peter Middendorp becommentarieerde daarin de verkiezingswinst van de PVV onder de titel : “Het is de overwinning van iedereen die een coalitie met de PVV ‘centrum-rechts’ wil noemen”. Middendorp somde achtereenvolgens diverse karakteriseringen op van de deze verkiezingszege, in een reeks onderling gelijksoortige, mantra-achtige alinea’s, beginnend met de frase: “Het is de overwinning van mensen die …”, beurtelings verkort hernomen met de vervolgfrase “Van iedereen die …” Zo luidde de zesde alinea aldus: “ Het is de overwinning van mensen die niet hebben nagedacht over de invloed van Rusland op de PVV – over hoe Poetin de EU straks niet langer alleen met Hongarije en Slowakije hoeft te ondermijnen, maar daarbij misschien ook van Nederland wel enige hulp mag verwachten.“
Het was de hierop volgende, zevende alinea die in het bijzonder mijn aandacht trok. Die ving aan aldus: ‘’Van iedereen ook die vergeten was hoeveel schade Donald Trump in vier jaar heeft kunnen aanrichten – en nog steeds aanricht. Op een haar na kon de democratie uit zijn greep worden gered. Het kwam aan op een paar dappere functionarissen, die onder dreiging hun werk durfden te blijven doen, of Trump was misschien in zijn opzet geslaagd.’’
De voorlaatste zin van deze alinea:
(1) Op een haar na kon de democratie uit zijn greep worden gered.
had stilistisch zeker beter verwoord kunnen zijn als:
(1a) Op het nippertje kon de democratie uit zijn greep worden gered.
maar de intentie van de schrijver was toch wel duidelijk. Hij verduidelijkt die bovendien verder met zijn slotzin:
(2) Het kwam aan op een paar dappere functionarissen die onder dreiging hun werk durfden te blijven doen, ofTrump was misschien in zijn opzet geslaagd.
Het is een interessante context. Middendorp weet wat hij wil zeggen en formuleert dat scherp, maar toch lijkt de meest voor de hand liggende formulering hier net even gemist. Het Nederlands heeft hier immers een kant en klare zinsconstructie voorhanden. Middendorp gebruikt die niet rechtstreeks, maar komt er in zijn dubbele omschrijvingen rakelings dichtbij.
Zowel (1) als (2), en eens te meer de combinatie ervan, roepen onmiddellijk de gedachte op aan die bijzondere, tweeledige zinsconstructie, die tot ons aller taaleigen gerekend kan worden. Het gaat hier duidelijk om een ondertype van de negatieve of-constructie*, die sedert Bos’ dissertatie (1964) vaak, maar weinig adequaat, wordt aangeduid met de term ‘balansschikking’. Daarmee gevormde uitdrukkingen beginnen met een negatieve of minimaliserende voorzin, als in dit geval: “Het scheelde niet veel / maar weinig / maar een haar / nog geen haar …”, om te vervolgen met een nazin ingeleid door het voegwoord of, waarinin dit gevaleen niet gerealiseerde, maar ternauwernood gemiste/ontwekenstand van zaken (SvZ) wordt geschetst. Die SvZ is verder vrij ter invulling aan de spreker, in het onderhavige geval bijvoorbeeld met:
(1b) ‘’… of de democratie kon niet / niet meer uit Trumps greep worden gered’’,
of met:
(1c) “… of Trump was misschien in zijn opzet geslaagd”.
In (1b) is de SvZ in nazin negatief geformuleerd, en in (1c) positief, maar in beide gevallen betreft het een irrealis. Het gaat voor de spreker om een hypothetische consequens, een als negatief ingeschat, te vermijden gevolg. Het was een dreigend alternatief. Dat gevolg zou daadwerkelijk of alsnog gerealiseerd zijn, als het in de voorzin aangegeven verschil dat niet (op het nippertje) verhinderd zou hebben. In (1) wordt deze minimale verhindering compact omschreven als: ‘’op een haar na’’, met andere woorden: het scheelde maar een haar. Die uitdrukking kunnen we weer negatief expliciteren/resumeren met de parafrase: meer ontbrak er niet aan. In (2) wordt zij uitvoerig verwoord als: “het kwam aan op een paar dappere functionarissen, die onder dreiging hun werk durfden te blijven doen”. Ook in (2)wordt de verhindering als praktisch minimaal voorgesteld. De ‘verhinderings-sterkte’ daalt in beide gevallen vrijwel tot een minimum, maar net niet tot nul.
Hoe is dan de waarde van het voegwoord of in deze situatie (als in 2) te beoordelen? Die is eigenlijk ‘gemankeerd’ disjunctief. Het is een asymmetrischeverhouding, totaal niet ‘in balans’. Er is geen sprake van een keuze, maar van een dreigende nadering tot vervulling, een onvervulde consequentie, een ontsnapping, een met moeite irreëel gebleven alternatief. Dit asymmetrische of kan ook elders in ultimatieve zin worden gebruikt, zoals in :
(3) Handen omhoog of ik schiet!
Hier is sprake van een potentialis. Als de voorwaarde in de voorzin niet wordt vervuld, treedt de consequens in werking. De voorzin is hier op zichzelf niet negatief of minimaliserend, maar er zit wel een element van uitsluiting in: als niet p, dan q. De implicatie is: als wel p, dan niet q, maar dat is geen logisch noodzakelijk gevolg (alleen als p dan niet q), doch slechts een aanname, een kwestie van vertrouwen. De afstand tot realisatie is hier in absolute, binaire termen gesteld.
Evenals in (3) is in (1) en (2) is het disjunctieve element of dreigend, maar blijft het op onderscheiden wijze ‘gemankeerd’. Gaat het in (3) om een niet gerealiseerd, maar nog te vermijden alternatief, in (1) en (2) betreft het een niet gerealiseerd, maar op het nippertje vermeden alternatieve consequens. De afstand tot realisatie wordt in (a) geïmpliceerd, en in (b) geëxpliciteerd. We kunnen het alternatief-disjunctieve karakter van de voorzin verduidelijken door de invoeging in de nazin van een ‘resumptief’ element, dat het alternatief blootlegt, namelijk het ‘binaire’ bijwoord anders, dat immers een omgekeerde conditie (-p) markeert, en gelezen kan worden als: ‘’als dat niet zo was’’. Eigenaardig genoeg echter geeft de voorzin geen absolute voorwaarde aan, maar een gekwantificeerde, die we met een ‘scalaire’ minimaliseerder kunnen expliciteren: ‘’meer (ruimte was er) niet OF / ANDERS (volgde) q // minder (ruimte was) niet (mogelijk) ZONDER p’’. Het is de negatie of de maatbepaling in de voorzin die als een soort complement vooraf aan haar kern in de nazin wordt gebonden, terwijl anderzijds die kern gebonden is aan de negatie of maatbepaling uit de voorzin. Het is een duale structuur van tweezijdige afhankelijkheid, maar met vaste, ongelijksoortige en onverwisselbare rollen. Deze combinatie van functies kan in het Nederlands heel specifiek, handig en compact uitgedrukt door een connectieve variant van het disjunctieve voegwoord of. Dat is een een heel typisch, idiocratisch stukje taaleigen, een bijzonder erfgoed uit de grammaticale geschiedenis van onze taal.
Is de disjunctie in (1) nog diep verborgen, – het is immers een verder geïntegreerde parafrase in de vorm van een enkelvoudige zin –, in (2) is de formulering expliciet duaal en nevenschikkend gemaakt, waarbij het verhinderde alternatief met behulp van of aan de oppervlakte komt. Resumptieve parafrases maken de onderliggende semantische afhankelijkheden hier expliciet. Bij (1) moeten we wat meer aanvullen om te komen tot bijvoorbeeld:
(1d) OP EEN HAAR NA kon de democratie uit zijn greep worden gered (ANDERS was het verkeerd gelopen / MEER was het er niet vanaf).
Bij (2) is de constructie duaal geworden en verschijnt het disjunctieve of aan de oppervlakte, maar kunnen we desgewenst het alternatief nog wat verder markeren met MEER NIET en ANDERS:
(2a) HET KWAM AAN OP EEN PAAR DAPPERE FUNCTIONARISSEN, die onder dreiging hun werk durfden te blijven doen (MEER was het er niet vanaf), OF Trump was misschien in zijn opzet geslaagd [= maar/want ANDERS was Trump misschien in zijn opzet geslaagd].
We kunnen beide formuleringen in deze combinatie ook omvormen tot twee opeenvolgende reguliere negatieve of-constructies, waarbij het stramien dubbel wordt toegepast, bijvoorbeeld in een parafrase als:
(4) HET SCHEELDE MAAR EEN HAAR OF de democratie kon niet meer uit zijn greep worden gered. HET KWAM AAN OP EEN PAAR DAPPERE FUNCTIONARISSEN, die onder dreiging hun werk durfden te blijven doen, OF Trump was misschien in zijn opzet geslaagd
Zo krachtig en tevens soepel is dit type van de negatieve of-constructie, dat het zich probleemloos leent voor een dergelijke, dubbele toepassing. Hachelijke situaties vormen daarbij zijn habitat. En ja, de electorale democratie moet zich soms van een geitepaadje bedienen. Een aansprekend historisch voorbeeld in dit verband biedt de nipte nederlaag van Richard Nixon bij de presidentsverkiezing in Amerika in 1960. Kennedy kreeg 49.7% van het totaal aantal stemmen, tegen Nixon 49.5%. Dit kon leiden tot een benauwde conclusie als (elders* al eens door mij opgevoerd):
(5) HET WAS EEN DUBBELTJE OP ZIJN KANT OF Kennedy was geen president geworden.
* Van het hier gehanteerde analytisch apparaat is nader kennis te nemen in mijn dissertatie uit 1999: Duale syntaxis en polaire contractie. Negatief gebonden of-constructies in het Nederlands, Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU/ Münster: Nodus-Publ.
A.P. Foolen zegt
De voorbeelden bevatten zinnen met geruststellende, opgeluchte strekking: Het had makkelijk mis kunnen gaan, maar gelukkig is dat niet gebeurd. Ik vroeg me af of de constructie ook gebruikt kan worden voor het rapporteren over situaties die helemaal niet goed verliepen, zoals: ‘Hij was nog niet binnen, of hij begon op iedereen te schelden.’ Dit voorbeeld voelt grammaticaal intuïtief welgevormd aan, maar de vraag is of we zulke voorbeelden ook in het echte taalgebruik aantreffen. Het zou me interesseren hoe de kwantitatieve verhoudingen liggen tussen goed en slecht nieuws bij het gebruik van deze constructie. Als iemand het al eens uitgezocht heeft, hoor ik het graag. En anders is het misschien iets voor een scriptieonderzoek?
Ad Welschen zegt
Ik heb mij in mijn bijdrage hierboven gericht op een bepaald en zeker niet onkarakteristiek gebruik van tweeledige en asymmetrische of-constructies, namelijk die waar het alternatief in de nazin dreigend is. Dat geldt zowel voor veel negatieve of-constructies van het type ‘het scheelde niet veel of …’) als voor het ultimatieve gebruik van ‘of’ in ‘Handen omhoog of ik schiet’. Maar er is ook een neutraal gebruik van de constructie met ‘schelen’ mogelijk: ‘Bij sommigen scheelt het niet veel of ze gebruiken deze constructie dagelijks’. De voorzin drukt hier niet veel anders uit dan ‘er ontbreekt maar weinig aan (of … )’ / ‘het komt er dicht bij (dat …)’ . De centrale notie is iets als : ‘het verschil is verrassend klein’.
Het puur temporele subtype als ‘nauwelijks p of q ‘ is anders van aard. Dat ligt niet zozeer in de sfeer van een dreigend alternatief, als wel in die met een verrassende opeenvolging van gebeurtenissen. Daarom is een voorbeeld als ‘Hij was nog niet binnen, of hij begon op iedereen te schelden’ ook alleszins welgevormd. Toch drukt de nazin hier wel ook iets uit dat ongewenst is. De nadruk ligt nu echter op de geringe tijdsduur van p tot q, en ook hier geldt: ‘het verschil is verrassend klein’. Prototypisch zou hier een vervolg zijn als : ‘… of het begon te regenen’ (met de connotatie ‘ [gelukkig] NET gemist’, inderdaad een dreigend alternatief), maar het zou net zo goed kunnen luiden ‘… of de telefoon ging’ (met de connotatie ‘ [gelukkig] NIET gemist’, waar het missen zelf dreigend zou zijn). In beide gevallen geldt primair dat het verloop zo onverwacht snel is.
Ad Welschen zegt
Ik zou hier nog aan willen toevoegen:
Bij dit temporele type is het vervolg dus primair verrassend, maar niet a priori gunstig of ongunstig. In het voorbeeld ‘Hij was nog niet binnen, of hij begon op iedereen te schelden’ is het vervolg q weliswaar ongewenst, maar staat toch met name de notie van de abrupte overgang centraal. In een rapportage, retrospectief, zal het verrassingsaspect ook aandacht-verhogend werken, maar anders dan bij een te verwachten spanning vooraf, zoals die a priori aan een keuze of een uitslag daarvan verbonden kan zijn.