Een schokkende lezing, van de Britse taalkundige Geoffrey Pullum, onlangs tijdens de jaardagen van de Amerikaanse vereniging voor de Geschiedenis van de Taalwetenschap: hier is de geschreven versie, en hier een audio-opname. Het betreft geen lezing over een taalkundig onderwerp, maar over de taalkunde zelf, en in het bijzonder gebeurtenissen van bijna 20 jaar geleden.
Wat was er gebeurd? Een groepje biologen en taalkundigen – waaronder de bekende Amerikaan Noam Chomsky hadden een artikel gepubliceerd, waarin ze stelden dat hét kenmerk van menselijke taal zogeheten recursie is, en dan met name inbedding van zinnen in andere zinnen. Er is, zeiden zij, in menselijke taal geen langste zin, want je kunt iedere kandidaat voor zo’n langste zin inbedden in een andere zin. Stel dat iemand zegt dat X de langste zin is, dan kun je altijd een langere zin maken door te zeggen Marie denkt dat X.
Nu verscheen Daniel Everett op het toneel. Hij had tientallen jaren verkeerd temidden van de Pirahã, een inheems volk in het Braziliaanse regenwoud, en hij stelde dat de taal die zij spraken geen recursie hadden in de bedoelde zin.
Ok, zou je zeggen: interessant, een mogelijk tegenvoorbeeld. (Of niet, want je zou kunnen zeggen dat de oorspronkelijke bewering ging over de mogelijkheid van recursie, en niet over het wel of niet gebruiken van die mogelijkheid.)
Maar zo ging, het niet, laat Pullum zien. Er was nauwelijks echte discussie over de claim, maar in plaats daarvan begon een groep taalwetenschappers, Everett te besmeuren. Hij zou een racist zijn omdat hij zou denken dat de Pirahã een primitief volkje waren, een soort niet-menselijke apen. Het bewijs daarvoor was dat hij ergens had geschreven dat sommige anderen zo over hen dachten – waar hij duidelijk afstand van nam. Ook in allerlei andere opzichten werd Everetts goede naam in twijfel getrokken, hij zou een oplichter zijn, te vergelijken met Diederik Stapel, en een aandachttrekker, iemand die over de rug van het volk in Brazilië beroemd wilde worden. Er werden YouTube-filmpjes in circulatie gebracht waarin iemand wiens vader Pirahã was, maar zelf nooit met de andere Pirahã had samengeleefd en de taal nauwelijks sprak, allerlei wilde claims deed over Everett. De onderzoeker zelf werd aangegeven bij Braziliaanse autoriteiten zodat hij sinds die tijd geen onderzoek meer in Brazilië heeft kunnen doen, zonder dat er ooit bewijs werd overlegd over wat hij de Pirahã zou hebben misdaan.
In het algemeen werd geen van de persoonlijke aanvallen op Everett ooit bewezen.
Everett is een van de interessantere personen die ik in de taalkunde heb ontmoet, een man die oorspronkelijk naar de Pirahã vertrok om de bijbel in hun taal te vertalen, maar dat project gaandeweg opgaf toen hij besefte dat die verhalen simpelweg niet in die taal waren over te brengen op een manier die mensen zouden begrijpen, en die zo zelf atheïst werd. Hij is overeind gebleven na die persoonlijke aanvallen, schreef enkele boeken over zijn visie op taal (die ik deels in dit tijdschrift besproken heb).
Zoals Pullum zegt: het is nauwelijks van belang of Everett nu wel of geen gelijk heeft – Pullum denkt dat dit zo is, ik denk dat de kwestie heel ingewikkeld is. Er zijn hier onacceptabele dingen gebeurd, in sommige gevallen ook in prominente tijdschriften of boeken die verschenen zijn bij belangrijke uitgevers. Er waren taalkundigen bij betrokken die als vooraanstaand worden beschouwd, zoals zelfs Chomsky (die hem een charlatan noemde).
Het valt van harte te hopen dat hier nog wat kan worden gerepareerd, op zijn minst op het persoonlijke niveau. Dat mensen de grootmoedigheid op kunnen brengen hun excuses aan te bieden.
Ondertussen heeft naar mijn idee de discussie over de werkelijke implicaties stilgestaan. Everett zelf zegt dat de Pirahã natuurlijk wel recursieve gedachten kunnen uiten, ze doen dat alleen in combinaties van zinnen (zoiets als ‘Marie denkt dit. Slangen zijn gevaarlijk.’) Dat doet dus de vraag rijzen of de belangrijkste conclusie niet is dat het begrip ‘zin’ misschien niet zo centraal is als sommige taalkundigen denken – dat talen niet alleen maar te karakteriseren zijn als verzamelingen van zinnen. Zo’n discussie kan heel interessant zijn, maar dan moet hij natuurlijk niet bedorven worden door persoonlijke aanvallen.
Jelle Zuidema zegt
Ja, geen fraaie geschiedenis. Pullum heeft die lezing al vaker gegeven, zoals bij dit Tribute to Dan Everett-symposium op MIT (met video). https://tedlab.mit.edu/everett_festschrift_2023.html
En intussen is Everett natuurlijk wel gewoon heel beroemd geworden, met een best-seller, meerdere documentaries, en lezingen over de hele wereld. Wij hadden ‘m ook als spreker in A’dam (net als één van zijn ergste criticasters, Nevins): https://smartcs.uva.nl/events/2012-2013/2012-2013.html
Berthold van Maris zegt
Je voorlaatste zin verdient enige uitwerking. Welk vermoeden spreek je hier precies uit?
Marc van Oostendorp zegt
Een heel curieus aspect van het werk van Chomsky en zijn volgers vind ik dat het begrip ‘zin’ zo centraal staat. Een taal wordt gedefinieerd als een verzameling zin (of preciezer: als een methode om zo’n verzameling zinnen te genereren). De cruciale eigenschap van taal (‘discrete infinity’) moet dan ook een eigenschap van zinnen zijn. Alles wat groter is dan de zin telt niet echt mee, hoort niet echt bij ’taal in engere betekenis’, enz.
Maar waarom de zin nu zo’n speciale status zou moeten hebben, dat wordt volgens mij nooit echt beargumenteerd. Het is vermoedelijk een erfenis van de logische oorsprong, waarin je proposities definieerd en proposities afleidt. De zin is het formele equivalent van een propositie. Maar ook nadat die specifieke erfenis allang verlaten was, blijft de zin die wonderlijke centrale positie in de theorievorming behouden. Als aanhanger van Chomksy ben je syntacticus en beschouw je de syntaxis (zinsstructuur) als de kern van taal.
Everett ontkent niet dat Pirahã recursieve gedachten kunnen hebben (dus gedachten over gedachten en beweringen, enz.), en die in taal vorm kunnen geven. Ze doen dat alleen niet in zinnen, maar in dingen die iets groter zijn dan een zin (passages, teksten, alinea’s).
Als je het zo ziet gaat de discussie dus eigenlijk alleen over de centraliteit van de volzin. Als je daarvan afziet, is het Pirahã helemaal niet zo anders dan andere talen. Maar naar mijn idee zit men zo vast in dat idee dat taal een verzameling zinnen is, dat men niet eens kan zien dat die uitweg er is.
Berthold van Maris zegt
Ik zou denken: onderschikking (recursie) en nevenschikking (zoals in het voorbeeld van die twee zinnen) hebben meer met elkaar gemeen dan je zou denken. Maar misschien bedoel je iets anders?
Ad zegt
Ik heb die opstelling van Chomsky en collega’s tegenover Everett geïnterpreteerd als een late oprisping van de Linguistics Wars, zie ook https://neerlandistiek.nl/2021/12/oorlog-in-de-taalkunde-een-update/. Dan gaat het dus om een bredere schandvlek, die niet alleen Everett betreft.
Anneke Neijt zegt
Chomsky onderzoekt inderdaad zinnen, en daarmee lijkt hij te bedoelen: uitingen waarbinnen je een agens, patiens, en dergelijke kunt onderscheiden. Uitroepen en opsommingen horen er niet bij. In het voorbeeld worden de twee uitingen door middel van een anafoor met elkaar verbonden.
Berthold van Maris zegt
Wat ik dan weer interessant vind in dit verband: een intonatiespecialist vertelde me ooit dat als iemand een los woord uitspreekt, dat losse woord onvermijdelijk een zinsintonatie krijgt. Dus zodra we gaan praten zijn er eigenlijk geen losse woorden meer, maar alleen maar zinnen.
Marc van Oostendorp zegt
Ik vraag me af of je zelfs wel echt zinsintonatie in isolatie kunt maken, of er niet altijd ook nog een zogeheten ‘Utterance’-laag overheen ligt.
Berthold van Maris zegt
Wat is een utterance-laag?
Marc van Oostendorp zegt
Excuses. In sommig onderzoek naar prosodie is dat de naam van een eenheid die groter is dan de zin, maar die overeenkomt met een voltooide ‘beurt’ in een gesprek, de hoeveelheid tekst die iemand zegt alvorens subtiel aan te geven dat ze klaar is of dat de beurt naar de ander kan.
Berthold van Maris zegt
O ja dank je.
Ad Foolen zegt
Lees in dit verband ook: https://www.nationalreview.com/magazine/2022/03/07/chomskys-forever-war/