Het is tegen de impliciete beroepscode onder taalkundigen om je te ergeren aan andermans taalgebruik. Zo’n ergernis belemmert dat je goed luisteren en de hele dag goed luisteren naar wat je taalgenoten zeggen behoort tot de maatschappelijke taken van de taalwetenschapper. Iemand moet toch horen en zien hoe de taal dag na dag steeds een klein beetje verandert! Dan kun je niet het potlood waarmee je alles optekent van ergernis zitten opknagen.
Nu past deze beroepscode ook wel bij mijn karakter, ik heb niet zo de neiging om me te storen aan het dagelijks gedrag van andere mensen. De nieuwsgierigheid wint het meestal. Ik ben oprecht verheugd over iedere afwijking in taalgebruik, omdat ik altijd hoop dat het een venstertje biedt op hoe de mens eigenlijk in elkaar zit.
Toch merk ik ook dat de veroudering toeslaat, de verstening, de wens dat alles altijd hetzelfde blijft. Waarom leven we niet nog steeds in de jaren tachtig! Toen beweerden we weliswaar dat er geen toekomst was, maar verder was toch alles mooi en goed? Ik wil niet zeggen dat het me pijn doet, zoals sommige die-hard puristen beweren, of zelfs dat ik echt vind dat iemand anders zich aan mijn oudemannenmening moet aanpassen. Ik probeer het gevoel ook zo veel mogelijk te onderdrukken omdat ik denk dat niemand er iets aan heeft, maar tegelijkertijd is het natuurlijk wel interessant om het verschijnsel bij introspectie te observeren.
Nynke van Verschuer is een heel goede journalist: correspondent voor onder andere NRC in Duitsland heeft ze de afgelopen maanden heel goed geschreven en inhoudelijk sterke analyses geschreven over het politieke tumult waarin het land de laatste tijd verkeert. Dat zijn belangrijke onderwerpen en ik lees die stukken graag. Af en toe treedt Van Verschuer ook op in de podcast Vandaag van NRC en dan ben ik een belangrijk deel van de tijd kwijt met me afvragen waarom ik niet naar zo’n competente en vermoedelijk ook sympathieke correspondent luisteren kan:
Het is heel duidelijk dat Van Verschuer van goeden huize is, en dat zich dat uit in haar manier van met name de klinkers uitspreken (als we fonetisch precies willen zijn in het bijzonder de lange middenklinkers ee, oo en eu en de tweeklanken ij en ui), en een klein beetje in die van de r: aan het eind van de lettergreep spreekt ze die weliswaar uit op de manier die wel ‘Goois’ wordt genoemd (met de tong als een soort propje achterin de mond), maar aan het begin van de r spreekt ze die uit op de ‘Franse’ manier, als een rasp bij de huig. Dat laatste is minder gebruikelijk, en wordt ook steeds minder gebruikelijk.
Ik wil nog een keer benadrukken dat er echt helemaal niets mis is met al deze uitspraakvormen. Ze staan begrip niet in de weg, het zijn vormen met een eigen geschiedenis en een eigen verhouding tot andere manieren van Nederlands spreken. Dat het mij zo afleidt, zegt echt meer over mij dan over Van Verschuer. Iedereen die haar erom bekritiseert, vindt mij op zijn pad. Wij moeten er maar aan wennen.
Dat het mij zo afleidt, lijkt me ook een soort klassisme in mij, misschien wel populisme. Wanneer iemand in gelijke mate op een ‘volkse’ manier zou spreken (met een Haags of Brabants of Drents) accent, zou me dat lang niet zo afleiden. Het accent van Van Verschuer is ook minder gebruikelijk op de radio – het dialect van de adel is al vele jaren op zijn retour – en het is dus eigenlijk alleen maar mooi dat het nog weerklinkt, een klein restantje traditie van een maatschappelijk inmiddels vrij marginale groep. Maar het roept de populist in me wakker, een stemmetje dat zich verzet tegen de elite door te roepen ‘Ken je nie normaal prate!’
Alsof ik dat zelf doe, normaal praten. Alsof ook maar iemand zich aan mij zou moeten aanpassen.
Het illustreert een sociolinguïstische basisbevinding: dat oordelen over taal altijd vooroordelen zijn over de groepen mensen die een taal spreken. Nu ken ik bijzonder weinig mensen uit de adel, de enige vertegenwoordigster met wie ik in het verleden regelmatig sprak was mevrouw Pauw van Wieldrecht, die me af en toe opbelde met haar observaties over de precies de taal van deze groep. Ik vond haar zeer sympathiek. Maar het psychologisch mechanisme is kennelijk zo sterk dat het door dat alles heen breekt.
Tijd om te werken aan mijn irrationele nobilofobie..
Robert Kruzdlo zegt
Een aanrader om te leren spreken met een innerlijke verheffing die alleen bij jou past.
Isa W zegt
Oei, ik had precies hetzelfde: luisterde net een NRC podcast met haar als voornaamste spreker en werd enorm afgeleid door die – in mijn ogen – overdreven voorname manier van praten, als van koninklijken huize, duidde ik even snel. Daarom ging ik haar even googelen: om te weten te komen wat voor vlees ik in de kuip had en stuitte vrijwel meteen op jouw stuk. Ik zal me dan ook maar bij je conclusie aansluiten: we moeten er maar aan wennen. Het gaat tenslotte om de kwaliteit van de inhoud.