De taalwetenschap van 50 jaar geleden
Lang leve de plenaire vergaderingen uit de vroege jaren zeventig. Het beeld dat weleens opduikt over de toenmalige afdelingen Nederlands, met hun honderden studenten met allemaal lange haren en vol kritiese gedachten over van alles behalve het eigen gedrag, is dat het vak zich toen ook langzaam van het voorgezet onderwijs afkeerde.
Maar toen in 1970
de docenten van het Instituut voor Neerlandistiek te Amsterdam het onderwijs opgeschort hadden wegens een tekort aan onderwijzend personeel, werd in een ‘plenaire vergadering’ besloten de periode van opschorting te besteden aan de opzet van projecten om de activiteiten binnen de Neerlandistiek bruikbaar te maken voor het middelbaar onderwijs.
Dit schreef Wim Klooster vier jaar later in een nummer van Spektator. Want inmiddels hadden in ieder geval de taalkundigen werk gemaakt van dat besluit. In het artikel kondigde Klooster dan ook een lesmethode aan, Je weet niet wat je weet, waarvan enkele maanden eerder ook al een proefles verschenen was in hetzelfde blad, toen nog onder de naam Moderne taalkunde voor de brugklas.
De methode was gemaakt door Klooster met zijn collega’s Marjolein van Dort-Slijper (zij was vermoedelijk de hoofdauteur) en Jan Luif. Hij was, blijkens Kloosters uitleg in Spektator, gebaseerd op een prachtig idee. Je bood de leerling allerlei zinnetjes aan en liet haar zo zelf ontdekken dat er structuur zat in die zinnetjes of, beter gezegd, in haar intuïties over die zinnetjes. De verwondering over die structuur – ‘je weet niet wat je weet’, er blijkt een systeem te zitten in wat je taalgevoel je allemaal vertelt over zinnetjes waar je nog nooit over hebt nagedacht, die je zelfs nooit eerder hebt gehoord.
In een stukje over het in en uit elkaar schuiven van zinnen in de proefles wordt de leerling bijvoorbeeld opmerkzaam gemaakt op de dubbelzinnigheid van zinnen zoals de volgende (rende de spreker nu wel of niet achter Marie aan?)
- Ik rende niet achter Marie aan omdat ik boos op haar was.
Ik behoorde een jaar of tien later tot de leerlingen die Je weet niet wat je weet op school kregen aangeboden (zij het in een hoger jaar dan de brugklas). Mij spraken dat soort kleine puzzeltjes met op het oog doodnormale zinnen enorm aan. Het is niet overdreven om te stellen dat ik mijn studiekeuze daardoor uiteindelijk heb laten beïnvloeden.
Zonder die plenaire vergadering in 1970 was ik nooit in de neerlandistiek verzeild geraakt.
Laat een reactie achter