Achter het achtervoegsel 37
Het verhaal gaat dat koning Lodewijk XV (1710-1774) gewoon was zijn dochters aan te duiden als ‘slet’, ‘vod’, ‘zwijntje’ en ‘slons’. Minstens zo bijzonder was de bijnaam die gegeven was aan de hofdames die zich het dichtst bij het koninklijk echtpaar bevonden: canailletjes of caillettes ‘kwartels’. Eveneens uit het dierenrijk afkomstig waren de dames Cochonette (‘varkentje’), Dindonnette (letterlijk ‘kalkoentje’, figuurlijk ‘dom gansje’), Minette (‘katje’) en Salopette(‘smeerpoesje’), aldus de Leeuwarder Courant op 11 februari 1892.
Smeerpoesje is een correcte vertaling van salopette, zeker als je in de sfeer van beesten wil blijven. De eigenlijke etymologie van het Franse woord – zo lezen we op Etymologiebank – is het woord sale ‘vuil’, dat op zijn beurt ten grondslag lag aan salaud ‘vuilak’.
Het Dictionnaire de la langue française schrijft dat de salopette is ontwikkeld als een kledingstuk voor kinderen – voor het eerst aangetroffen in 1832 in de vorm salopète – of als werkkleding, die men over de gewone kleding droeg om ze niet vies te maken (1836).
Volgens het Chronologisch Woordenboek van Nicoline van der Sijs is salopette in 1976 voor het eerst opgenomen in de Grote Van Dale. En in de tweede druk van het Etymologisch Woordenboek uit 1997 merken P.A.F. van Veen en Van der Sijs op dat het woord salopette in de betekenis ‘tuinbroek’ na 1950 zijn intrede heeft gedaan in het Nederlands. Het onvolprezen Delpher laat zien dat het woord, zij het in iets andere betekenis, al in 1920 bekend is in het Nederlands.
Protestkleding
Nadat in Amerika als protest tegen de hoge winsten van kledinghandelaren de overall – “het linnen pak uit één stuk” – werd ingevoerd, zagen de fabrikanten van kledingstoffen zich gedwongen hun prijzen te verlagen. Met het dragen van een overall – door de Fransen salopette gedoopt, te vergelijken met wat in Nederland een hansop wordt genoemd – probeerde Frankrijk het Amerikaanse voorbeeld na te volgen. Het kledingstuk werd zo een symbool van de strijd tegen de duurte van kleding. Kostte het normaal gesproken ongeveer 700 Franse francs om zich in het nieuw te steken, voor het aanschaffen van een salopette hoefde een Fransman slechts 120 Franse francs neer te tellen. Veel mensen hadden daar wel oren naar en de salopette werd in Parijs massaal omarmd door met name de bovenlaag van de bevolking: ze werden gesignaleerd op de boulevards van de Franse hoofdstad en zelfs in de Opéra (Algemeen Handelsblad, 31 mei 1920). Hoogleraren gaven er college in en studenten volgden hun leermeesters na.
Artiesten
In de Franse stad Vichy werd een bond met de naam Salopette opgericht ‘van menschen uit de groote wereld en Parijsche artiesten’. Uit protest tegen de hoge kledingprijzen besloten zij voortaan alleen nog maar dergelijke werkmanspakken te dragen (Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant, 12 juni 1920). Het dragen van salopettes vond ook navolging in de Zuid-Franse stad Nice. Daar werd een grote betoging gehouden ter ere van dit praktische en goedkope kledingstuk. Maar liefst 1500 demonstranten, onder wie zich ook beroemdheden op het gebied van kunsten, wetenschappen en sport bevonden, namen eraan deel (Algemeen Handelsblad, 15 juni 1920).
‘Het staat zoo gek!’
Toch zou de salopette volgens een journalist van de Telegraaf buiten wereldsteden als Parijs, Londen, Berlijn en New York weinig kans maken opgeld te doen. Laat staan in Nederland. Hoe betrouwbaar zou een Zutphense notaris, een Alkmaarse dokter of een Amersfoortse leraar overkomen in een overall? Als een leraar op een hbs zich daarin op school zou vertonen, werd de directeur zonder twijfel overspoeld met bezoeken van verontruste ouders ‘die hun kinderen niet onder de geestelijke leiding van een malenden leeraar wilden laten’. De introductie van de overall als alom geaccepteerd kledingstuk heeft alleen kans van slagen als doodnormale mensen deze – met een Nederlands woord – hansop gaat dragen. Anders zal de nuchtere Hollandse reactie er snel een zijn van: “Het staat zoo gek!” (Telegraaf, 5 juni 1920).
Een ander kritisch geluid valt te beluisteren in het Algemeen Handelsblad van 23 juni 1920. Voor de Amerikaanse actie van het dragen van overalls kon de correspondent uit Parijs nog wel sympathie opbrengen – dat was echt een protest tegen de hoge kledingprijzen, maar voor de Fransen komt het dragen van de salopette voort uit snobisme. (Het Haarlem’s dagblad van 17 juli 1920 spreekt van ‘dwaze modegril’.) Rokkostuums, smokings en jacquets worden niet weggedaan, nee, de kledingkast wordt aangevuld met een salopette. Die doet dan dienst op chique gelegenheden ‘waarvoor de gastvrouw op de uitnoodiging heeft doen zetten dat ze verwacht dat de heeren in de uiterlijk zoo democratische blauwe-buis-en-broek verschijnen zullen’.
Salopettedag
Overigens waren het niet alleen mannen die zich hulden in de salopettes, ook vrouwen droegen ze. Tijdens ‘La journée des salopettes’, uitgeroepen door het dagblad Comoedia om op ludieke wijze te protesteren tegen de hoge kosten van levensonderhoud en van kostuums, liet een stoet van verarmde Parijse intellectuelen (‘leeraars, journalisten, kunstenaars enz.’) zich door de Franse hoofdstad vervoeren naar ‘’t Bois’ voor een wandeling. Hierna genoten de salopettisten van hun ‘déjeuner des salopettes’ voordat zij een gala bijwoonden, dineerden in verschillende etablissementen om samen te komen tijdens het eerste grote kunstenaarsnachtfeest na de Eerste Wereldoorlog (Provinciale Drentsche en Asser courant, 3 juli 1920; Het Vaderland, 9 juli 1920).
Na 1920 droogt in Nederlandse dagbladen de berichtgeving over de salopette in Frankrijk langzaam op. Een heel enkele keer komen we het woord nog tegen in de kranten van Delpher: drie keer in de jaren dertig, nul keer in de jaren veertig, drie keer in de jaren vijftig en nul keer in de jaren zestig. Maar met het aanbreken van de jaren zeventig staan de kranten opeens vol met berichten en advertenties voor de salopette: ik trof de zoekterm – op 21 januari 2023 – aan in 428 artikelen!
Mouwloos
Toch lijkt er een verschil te bestaan tussen de salopette uit de jaren twintig en die uit de jaren zeventig. Eerst ging het vooral om een werkmansoverall mét mouwen – niet voor niets werd in krantenartikelen vaak een vergelijking gemaakt met de hansop (zie het Woordenboek der Nederlandsche Taal en het Algemeen Nederlands Woordenboek). Die betekenis lijkt salopette nog te hebben in de jaren vijftig, zoals blijkt uit een artikel van 6 maart 1953 in de Beatrijs; katholiek weekblad voor de vrouw. Maar vanaf de jaren zeventig is ‘tuinbroek’ de normale betekenis geworden.
De eerste vermelding in de nieuwe betekenis die ik heb gevonden, is afkomstig uit De nieuwe Limburger van 30 maart 1971. Warenhuis Vroom & Dreesmann plaatst daarin een advertentie met een zittende tiener in wat de kledingontwerpers een salopette noemen, maar – zo lezen we in bijbehorende tekst – ‘uw dochtertje zal wel gewoon overallbroek met voorschoot zeggen als ze deze originele lange broek met voorschoot en verstelbare banden ziet’. Ook de Bijenkorf realiseert zich dat salopette in Nederland dan nog niet erg bekend is. Dit bekende warenhuis zegt dat het woord Frans is voor ‘galgebroekje’ (De Tijd, 2 april 1971).
Hip, blitz en link
De daaropvolgende jaren wint de salopette of ‘tuinbroek’ – in navolging van Frankrijk – langzaam terrein in Nederland. In een artikel van 25 oktober 1972 over de mode van het daaropvolgende jaar noemt de Telegraaf het een sportief kledingstuk waarmee je in Franse winkels wordt doodgegooid. Dat gebeurt in het voorjaar van 1973 ook in Nederland – ‘de eerste lente van de salopette’ volgens C&A (Nieuwsblad van het Noorden, 28 maart 1973). Met slogans als ‘Salopette, de tuinbroek waar geen tuin voor nodig is’ (Het Parool, 7 maart 1973) worden consumenten verleid tot het kopen van dit kledingstuk. Kleuters, schoolgaande jeugd en jonge volwassenen vallen als een blok voor de tuinpakken. Dat dit moeilijkheden geeft bij het doen van een plasje wordt op de koop toe genomen. Je moet er wat voor over hebben om erbij te horen of – om te spreken met de termen uit die tijd – ‘hip’, ‘blitz’ of ‘link’ te zijn. (De tijd, 17 maart 1973).
De salopette is een unisex kledingstuk dat door mensen van alle leeftijden kan worden gedragen, getuige de tientallen advertenties in kranten. Ze zijn er in alle soorten en maten: in ‘scrubbed denim’ en ‘blue denim’, in tinneroy, in appelgroen en felrood, met veelkleurige strepen en in vele andere dessins, met opgestikte zakken, met uitlopende pijpen en met verhoogd taillestuk. Kortom, er is voor elk wat wils.
Tuinrok
Een interessante variant op de salopette – speciaal voor meisjes (en vrouwen) – is de salojube. De bovenkant daarvan is gelijk aan de tuinbroek, maar het onderste gedeelte bestaat uit een rokje, niet uit een broek (Limburgsch dagblad, 11 april 1973). Het woord zelf is samengesteld uit het eerste deel van salopette en een verbastering van het Franse woord jupe, ‘rok’. In plaats daarvan komen we een heel enkele maal ook de benaming jupette tegen dat in het Frans oorspronkelijk een kort, nauw om de heupen sluitend rokje aanduidt (Nieuwsblad van het Noorden, 19 juli 1956), maar in 1973 ook een benaming wordt voor de tuinrok (Het vrije volk, 12 april 1973).
Skikleding
De populariteit van de salopette bleef niet beperkt tot de vrijetijdskleding. In 1974 was de veredelde tuinbroek met galgen – dat zijn ‘vaste bretels’ – een groot succes in alle Franstalige skigebieden. Het daaropvolgende jaar had de broek daar afgedaan, maar bleek er sprake van een grote populariteit in Duitssprekende wintersportoorden. Wel heeft ‘de wintersporteditie van de tuinbroek’ daarbij een verandering ondergaan. Bedekte in 1974 de borstlap vrijwel het gehele bovenlijf, in 1975 reikt het onderste gedeelte niet verder dan de onderste ribben; de galgen zijn gehandhaafd (Nieuwsblad van het Noorden, 17 december 1975).
Een jaar of tien was de salopette beeldbepalend in skioorden, maar rond het midden van de jaren tachtig is het kledingstuk uit de gratie geraakt. Daarvoor in de plaats komen tweedelige skipakken, bestaande uit een gewatteerde thermobroek en een dito jack (Limburgsch dagblad, 13 oktober 1984; NRC Handelsblad, 3 december 1984). In 1985 zijn de salopettes – volgens NRC Handelsblad van 3 december 1985 – definitief verdwenen uit de wintersportgebieden. Andere dagbladen merken op dat de tuinbroek een stapje terug moet doen, maar noemen de salopette nog steeds een gangbaar wintersportkledingstuk (Het Parool, 19 december 1985, Limburgsch dagblad, 23 december 1985). Sterker nog, in 1988 komt die weer terug op de skipistes (Nieuwsblad van het Noorden, 20 september 1988).
Na de wintersporters ontdekken de watersporters de salopette. Op de HISWA in 1988 presenteert importeur De Vreede een salopette – ‘een mouwloze overall’ – van soepel en sterk materiaal. In combinatie met een kort of lang jack biedt het zeilers optimaal comfort en kwaliteit (De Telegraaf, 5 maart 1988).
Daarmee is het succesverhaal van de salopette nog altijd niet ten einde. Begin jaren negentig wordt de broek herontdekt door vooraanstaande modeontwerpers. De Italiaanse couturier Versace probeerde het kledingstuk meer glamour te geven. Dat daar een flink prijskaartje aan hing, mag duidelijk zijn. Wie in Versaces versie van de tuinbroek wilde lopen moest daar maar liefst fl. 10.000,- voor neertellen. De nouveau riche moest er wat voor over hebben om er eenvoudig uit te zien! (De Telegraaf, 17 en 22 januari 1994).
Tegenwoordig is de salopette – honderd jaar nadat het woord in het Nederlands zijn intrede deed – weer helemaal hip en trendy. Googelen op dit woord levert vele treffers op van jonge, voornamelijke vrouwelijke modellen, die aan hun glimlach te zien zeer in hun nopjes zijn met hun tuinbroek.
Albert Premier zegt
Het gebruik van “salopette” werd vroeger voornamelijk in de middenstand gebruikt, zowel in de sociale als de commerciële betekenis van dat woord. Vergelijk: “pantalon”, “mantel” & “tailleur” (voor respectievelijk broek, jas & mantelpak). De rest van de wereld vond dat aanstellerij & zei meestal “tuinbroek”.
In arbeiderskringen werd tot & met de jaren ’70 de salopette meestal “ketelpak” genoemd. De uitleg voor dat woord was dat het kledingstuk (o.a.) voor de schoonmakers van de binnenkant van olietanks meer bewegingsvrijheid gaf dan een overall (terzijde: in het Engels “coverall”). Die moesten namelijk veel van hun werk voorover gebogen doen. Hetzelfde geldt voor tuiniers wat de andere naam “tuinbroek” verklaart.
“tuin(broek)pot” was tot diep in de jaren ’80 een pejoratieve term voor (verondersteld) Lesbische en/of (eveneens verondersteld) militant feministische vrouwen.
Jeanne Dullaert zegt
In bovenstaand artikel wordt tot tweemaal toe het Nederlandse woord “hansop” als equivalent voor de
salopette/tuinbroek/ ketelpak genoemd. Maar dat is weliswaar hetzelfde kledingstuk, maar dan mèt voetjes, meestal alleen gebruikt i.v.m. babies.