Chris Aalberts is een interessante schrijver. Iemand die zich in een soort niemandsgebied begeeft tussen wetenschap, sociale media en journalistiek en laat zien dat daar allerlei interessante zaken te vinden zijn. Zo brengt hij verslag uit van de vergaderingen van vooral kleinere politieke partijen zoals Forum voor Democratie en Volt – organisaties die zich onder de radar bevinden voor allerlei media en voor de officiële wetenschap maar waar je met droge verslaggeving heel wat naar boven kunt scheppen.
Vorige week bracht hij verslag uit van de wetenschap zelf: hij bezocht een jubileumbijeenkomst van het UvA-instituut voor communicatiewetenschap waar hij zelf ooit promoveerde. Het leidde tot een stuk waarin hij zijn mening geeft over dat instituut, de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR). Dat behoort inmiddels volgens zo’n beetje alle criteria tot de internationale top van de wetenschap: medewerkers publiceren de prachtigste artikelen in de meest vooraanstaande tijdschriften, allerlei internationale helden van het vak, en ze halen bovendien grote zakken vol subsidies binnen.
Koffiehuis
Aalbers vindt dat er met dat stijgen naar de top veel verloren is gegaan. Niet alleen is er (of was er, dat snap ik niet goed) te weinig aandacht voor onderwijs, maar bovenal is sommig onderzoek in het gedrang geraakt: onderzoek naar specifiek Nederlandse zaken. In het verleden, zegt Aalbers, werden bijvoorbeeld na iedere verkiezingen de campagnes uitvoerig geanalyseerd, maar nu is daar geen ruimte meer voor. Want met een analyse van de Nederlandse campagnes kun je internationaal lastig scoren.
So far, so good. Maar dan haalt Aalberts de ‘belastingbetaler’ erbij, die vriend van iedereen die aan wetenschapscommunicatie doet:
Al dit academische vlagvertoon wordt door de belastingbetaler gefinancierd en je vraagt je af of die hier ooit iets van meekrijgt. Uit eigen ervaring weet ik het antwoord: nee. Bij ASCoR zitten tientallen mensen onderzoek te doen naar precies dezelfde thema’s als waar ik over schrijf. In de media of het publieke debat kom je ze niet tegen. Ze zijn artikelen voor an international audience aan het schrijven.
Op zich heb ik sympathie voor deze bewering. ‘Je hebt immers liever tien lezers in de VS dan duizend hier’, vat Aalberts de houding later samen, en het is duidelijk dat hij het andersom voelt: beter duizend lezers in het koffiehuis om de hoek dan tien in een kantoortje in Amerika.
Opdracht
Alleen: zijn die duizend (of tienduizend, of honderdduizend) lezers dan ‘de belastingbetaler’? Is als je zo redeneert de enige wetenschapper die de moeite waard is, niet de wetenschapper die in een quiz van RTL zit? Zit die belastingbetaler bovendien te wachten op een gedetailleerde analyse van de verkiezingscampagne? Het gevaar bij dit argument lijkt mij erin te zitten dat het uiteindelijk alleen maar kan leiden naar een beeld waarin de wetenschapper niet alleen in dienst staat van de samenleving, maar waarin iedere willekeurige belastingbetaler uiteindelijk onze baas is.
Zo worden onderzoekers bovendien ook af en toe behandeld. Ik in ieder geval wel. Vorig jaar richtten zich twee jonge ondernemers tot me. Ze hadden een bedrijf geërfd van hun vader, maar daarbij was een conflict ontstaan met een ander die meende recht te hebben. Dat conflict ging over een bepaalde formulering. De vraag was of ik mijn deskundigheid kon aanwenden om hun interpretatie voor de rechter meer gewicht te geven. Ze maakten in de loop van het contact daarbij steeds duidelijker dat ze eigenlijk geen cent gaven om mijn deskundigheid, maar alleen om het universitaire briefpapier waarop ik precies moest schrijven wat zij dicteerden. Zij betaalden immers indirect mijn salaris?
De belastingbetaler moet kortom af en toe ook wel even geduld hebben. Aan de andere kant neem ik onmiddellijk aan dat die Amsterdamse communicatiewetenschappers zich ook af en toe best wat meer mogen bekommeren om hun eigen omgeving, en wat minder over de ranking onder een klein groepje peers.
Het is zaak om balans te vinden, en dat lijkt me een dagelijkse opdracht voor iedereen.
Jona Lendering zegt
“De” belastingbetaler is inderdaad een beetje een flauwe uitdrukking, net als “het” publiek of – nog stuitender – “the general reader”. Als we een algemene term zoeken voor iedereen die wel op de hoogte wil zijn van de wetenschap maar geen academicus is, is “burger” misschien het beste, met de link naar burgerschap. Want daarvoor dient de wetenschap.