Wat zou Theo Thijssen (1879-1943) ervan gevonden hebben? Niet veel soeps, vermoed ik. Niet van het onderwijs, niet van de voorgestelde vernieuwingen in het onderwijs, in ieder geval.
Volgens de ondertitel van Peter-Paul de Baars biografie was Thijssen ‘schrijver, schoolmeester, socialist’. Maar het schrijverschap en het socialisme stonden allebei bij hem uitdrukkelijk in functie van het middelste: het schoolmeesterschap. Zoals wij allemaal was Thijssen een gespleten persoon, en in zijn geval bestond de gespletenheid eruit dat hij grote weerzin had tegen mensen die zich probeerden op te werken uit het leraarschap – die aktes gingen halen om uiteindelijk hoofd van een school te kunnen worden in plaats van zelf voor de klas te staan. En een al even grote weerzin tegen theoretici, mensen die boeken schreven met nieuwe onderwijsmethoden – het gebeurde uiteindelijk allemaal alleen maar voor de klas, en Thijssens eigen schoolboekjes lieten dan ook extreem veel ruimte voor de docent. Maar hij schreef uiteindelijk wel degelijk vele, vele artikelen over hoe het onderwijs moest zijn, en hij werkte zich op tot een bekend schrijver en een Kamerlid voor de SDAP.
Thijssens programma was dus dat het onderwijs uiteindelijk gebeurde in de klas. Het was zo afhankelijk van de individuen – de kinderen in de klas, de meester of juf voor de klas – dat je er geen methode op kon drukken en zelfs niet moest pogen dat te doen. Bovendien was hij een sterk voorstander van wat we nu de basisvaardigheden noemen: kinderen moesten leren rekenen, lezen en schrijven. Het programma moest verder niet worden volgestopt met andere zaken zoals aardrijkskunde of geschiedenis. Bij dat rekenen, lezen en schrijven kon je ook best trukjes aanleren: Thijssen uitte geregeld zijn weerzin tegen de gedachte dat de kinderen ‘inzicht’ zouden moeten verwerven; beter een gedachteloos uitgevoerde maar correcte staartdeling, dan een ingewikkelde poging zo’n som (of spellingregel) te relateren aan de realiteit.
Van de huidige pogingen om inzicht en vaardigheden in het onderwijs te combineren, zou hij geen spaan heel gelaten hebben. Voor de duidelijkheid: de schrijver van deze regels is een aanhanger van die pogingen. En ik kan dan wel zeggen dat het gebrek aan reflectie op wat de inhoud is – Thijssen leek het als volkomen vanzelfsprekend te beschouwen dat spellingregels en tafels van vermenigvuldiging dingen waren die je nu eenmaal uit je hoofd moest kennen – op zich ook weer een gebrek is, maar ik kan niet anders zeggen dan dat Thijssen ook gelijk had.
Omdat het zo gericht was op het individu en het moment weten we heel weinig over Thijssens onderwijs – ook de kinderen die indertijd bij hem in de klas zaten zijn zoetjesaan allemaal overleden. Ook wat Thijssens privé-leven betreft moeten we veel raden – hij had twee echtgenotes en minstens één minnares, maar we weten er bijna niets over. We moeten het dus in zekere zin doen met de afgeleiden ervan: zijn boeken, zijn artikelen, en wat we in bijvoorbeeld de Handelingen van de Tweede Kamer kunnen natrekken van zijn politieke werk.
Het schrijfwerk is prachtig en tot op zekere hoogte onderschat. Kees, de jongen wordt weliswaar nog regelmatig geprezen en hopelijk gelezen – al wordt het ook nog vaak voor een kinderboek aangezien in plaats van wat het is: een wonderbaarlijk psychologisch portret van een kind, geschreven voor volwassenen. Maar zijn andere boeken zijn naar de achtergrond verdwenen, en dat geldt al helemaal voor zijn artikelen. Hoe levendig die ook geschreven zijn, en hoe herkenbaar ook voor iedereen die ook nu nog onderwijs geef. Neem het begin van De korrigeervloek:
Als ik korrigeer, heb ik dikwijls razend het land aan mijn baantje. Bijna altijd zit ik, peuterend en streepjes zettend in een stapel dooie schriften, te mopperen; en geregeld komt dan de lust in me op, de boel er bij neer te smijten – nou es uit te scheiden met dat verknoeien van m’n goede tijd. Maar de sleur heeft me te pakken, en ik peuter maar door tot het bitter end, tot het veerstigste schrift, en ik deel ’s middags weer uit, en laat verbeteren… en laat weer nieuw werk maken, om wéér te korrigeren…. Ik probeer mezelf te lijmen: onaangename zijde van ’t beroep… Maar ‘k blijf het voelen als iets onzinnigs, dat ik daar alléén zit en me druk maak met al die suffe schriften; waarvoor, ja waarvóór toch in ’s hemelsnaam?
Ook als politicus zette Thijssen zich, blijkens Van Baars heel uitvoerige en gedetailleerde studie, vooral in voor het onderwijs: de rechten van onderwijzers tegenover de aan het begin van de 20e eeuw nog almachtige schoolhoofden, de strijd voor goed (liefst openbaar) onderwijs voor iedereen, enzovoort. Hoewel De Baar hem in de ondertitel dus een ‘socialist’ noemt, en hij ook prominent lid was van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (de latere PvdA), was het Thijssen ook als politicus nauwelijks te doen om ideologieën of dromen over een volmaakte samenleving, maar vooral om de praktische verbetering van weliswaar één van de belangrijkste aspecten van onze samenleving.
Hoewel Thijssen mijn bemoeiienissen met het onderwijs waarschijnlijk met groot wantrouwen zou bezien, kan ik omgekeerd bij het lezen van zijn biografie niet anders denken dan: waren er nog maar meer Theo Thijssens. Mensen die het grote belang van het mysterie van het onderwijs kunnen onderstrepen, laten zien en voelen hoe belangrijk het is wat er in het klaslokaal gebeurt, en die opkomen voor de praktische rechten van de mensen die dit cruciale beroep uitoefenen. Mensen die meedoen aan het maatschappelijk debat, die zich altijd levendig uitdrukken, en die trots de titel schoolmeester (m/v/x) de kern van hun identiteit verklaren.
Peter-Paul de Baar. Theo Thijssen (1879-1943). Schrijver, schoolmeester, socialist. Van Oorschot, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever.
Eveline van der Smit zegt
Natuurlijk moet de regie terug naar de leraar in zijn klas en hoort het niet bij het managementteam, vreselijk.
De afbraak, het verval is al veertig jaar gaande.
Zou dat nog kunnen, wie , wat en hoe?
Een heel mooie!
https://youtu.be/kXzDJj0xS28?si=k14bsu6bGI5Cee3S
Voor de echte juffen en meesters.