Een interessant argument, dat Marc Kregting eerder deze week te berde bracht tegen mijn stelling dat we niet zo zwaar moeten hechten aan de spelling:
Daarnaast weet Van Oostendorp – hoogopgeleid, erudiet, enz. –al dat ‘trein’ de voorkeur geniet boven ‘trijn’. En mocht hij bij een tijdschrift of uitgeverij een typoscript inleveren waarin hij een tikfoutje maakt, dan is daar wel een machine of mens die hem gratis en desgewenst discreet aan zijn mouw zal trekken, zonder afgewezen te worden.
Je hoeft niet heel erg hoogopgeleid of erudiet te zijn om te weten dat trein meestal met ei wordt geschreven: de keuze tussen ei en ij is een van de meest acute spellingproblemen. Ik daag Kregting uit voorbeelden te laten zien van zijn cursisten voor Taalvaardigheden.
Maar het gaat me om de epitheta ornantia die me worden toegekend. Dat is me vaker overkomen in discussies over dit onderwerp, die ik al zeker vijfentwintig jaar voer: mensen zeggen dat ik makkelijk praten heb, met al mijn diploma’s. Ik kan lekker de anarchie prediken, want voor mij heeft dat geen consequenties. Ondertussen zitten ‘de ongeveer 3 miljoen basisgeletterden’ (dixit Kregting) met de gebakken peren.
Zeurpieten
Omdat het een ad hominem is – het argument gaat niet over de boodschap maar over de boodschapper – is het sowieso niet sterk, maar in dit geval is het probleem ook nog eens: wie zou dat argument dan wél naar voren mogen brengen? Die drie miljoen? Maar als die het doen beginnen mensen ze om de oren te slaan met het verwijt dat ze eerst maar eens fatsoenlijk moeten leren spellen voordat ze ons geletterden lastig vallen met hun woordbeeldenstorm. En dus mag er dan eigenlijk niemand iets zeggen.
Ik zou dan ook zeggen dat ik bij uitstek iemand ben die dit argument naar voren kan brengen, nee, moet brengen. Veel mensen zouden denken dat ik juist mijn brood verdien met het verdedigen van die regels. En juist als ik dat zou doen, met al mijn diploma’s, had ik makkelijk praten: alle andere mensen de onzinnige regels opleggen waarvoor ik zelf nu eenmaal alle tijd van de wereld heb om ze onder de knie te krijgen.
Het gekke is dat ik denk dat ik het helemaal niet zo met Kregting oneens ben. Natuurlijk moet je mensen leren wat de spellingregels zijn, ‘hoe de goegemeente het wil’. Je wordt daar namelijk nog steeds op allerlei plaatsen op afgerekend. Alleen moet je ze tegelijkertijd leren dat die spellingregels onzin zijn, en dat het echt heel onaardig, onbeleefd en onverstandig is om daar andere mensen op af te rekenen.
Dat is een ingewikkelde dubbele boodschap, maar het is wel de enige. Leer de spellingregels omdat er overal zeurpieten zijn. Maar word zelf geen zeurpiet.
johan velter zegt
Marc Kregting gebruikte geen argumentum ad hominem, maar een sociologisch criterium – in deze zaak wel degelijk van belang. Het woord ‘zeurpiet’ kan in deze echter wel als een argumentum ad hominem gezien worden, wie zeurt, denkt immers niet en reageert enkel vanuit de onderbuik. In de voorlaatste alinea wordt Kregting dan ook nog ‘onbeleefd, onaardig en onverstandig’ genoemd, maar de schrijver zal zeggen dat dit niet op Kregting slaat, toch wordt het laffe argument neergeschreven, bovenop het al slechte argumentum ad hominem nog een belediging, die ook als een argumentum ad hominem kan gelden : niet alleen reageert Kregting vanuit de onderbuik, hij is ook nog enzovoort, kortom niet de moeite waard en in één moeite door zegt Van Oostendorp : kijk mij, de ruimdenkende beleefde, aardige, ja zelfs vriendelijke mens. Overigens is het ‘argument’ dat niemand dan iets mag zeggen, geen argument want het gaat niet in op de inhoudelijke discussie, en verdedigt slechts de eigen positie, Van Oostendorp kan misschien voorstellen een nieuwe commissie in te stellen en voor te zitten ? Al mijn hele leven dat ik iets zeggen mag, zeg ik dat taalkundigen denkonkundigen zijn, hier moet ik toevoegen : en bovendien demagogisch en simplistisch, want Van Oostendorp zegt wel van zichzelf een ‘ingewikkelde, dubbele’, dus moeilijke boodschap te brengen (en wie kan zo hoogstaand denken als Van Oostendorp zelf ?), nu weer een ‘verborgen’ argumentum ad hominem : de anderen zijn dom, de arrogantie van de zelfgenoegzame middenklasse druipt ervan af – daar wijst Kregting op : een sociologische categorie die spelletjes speelt en zich interessant vindt en denkt te denken. Dat Van Oostendorp denkt dat hij ‘de enige’ waarheid heeft, bevestigt dit : ons is een taalmessias geboren. Men kan zich immers de vraag stellen, zoals Van Oostendorp denkt slim te zijn, of de wereld wel bestaat. De wereld bestaat.
Marc Kregting zegt
Voor wie misschien niet kan volgen: Marc van Oostendorp reageert op een passage uit een stuk dat ik tien dagen geleden op mijn blog publiceerde (https://dehoningpot.blogspot.com/2024/01/op-zoek-naar-de-uitgang.html) en dat deze week hier werd overgenomen (https://neerlandistiek.nl/2024/01/op-zoek-naar-de-uitgang/)
Robert Kruzdlo zegt
Sociologische categorieën zijn taalspelletjes die niet het vermogen hebben om zonder op de man te spelen hun gelijk halen. D-T mag voor mij ook afgeschaft worden. Alles met een T. En heb ik daar dan een sociologische Kantiaans categorie voor nodig¿ Gebruik het verstand dat is iets heel anders dan…, of blijf een zeurpiet onder gelijken.
Francisca Wagenmakers zegt
In mijn vakgebied, de techniek, is correct kunnen spellen in eerste instantie belangrijk om goed leesbare teksten te kunnen schrijven. Het imago van de schrijver speelt mee, maar belangrijker is dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als de lezer een tekst maar moeizaam of verkeerd begrijpt. Taalfouten maken een tekst minder leesbaar. Dat leidt tot vertraging van het werk of tot ronduit gevaarlijke situaties in een technische werkomgeving.
Robert Kruzdlo zegt
Schrijven is in een andermans hoofd wroeten om op de foute gedachten zout te leggen en hem even een ongemakkelijk gevoel te geven.
S.K. zegt
U raaskalt.
Marc Kregting zegt
Het spijt me dat Marc van Oostendorp zich aangevallen weet doordat ik op de man zou hebben gespeeld. Hij noemt dat ‘ad hominem’. Daarmee trekt de kleren aan van het vak die hij in dit specifieke debat al vijfentwintig jaar blijkt te dragen. Voor mij trad hij minder aan als privépersoon dan als neerlandicus- autoriteit. Op een vakwebsite. Aanleiding voor zijn recentste interventie was nota bene een beleidstekst voor onderwijs in het vak Nederlands, die bijna niemand zal doornemen.
Een ‘trein’ rijdt precies even hard als een ‘trijn’. Dus doet die spelling er niet toe en ben je geen beter mens wanneer je de ene variant boven de andere prefereert. Volledig juist. Alleen praat je dan op een veilig abstract niveau. Mijn stelling was en is namelijk dat het er in de grotebozemensenwereld wel degelijk toe doet of je ‘trein’ of ‘trijn’ spelt, zeker in officiële documenten – de laatste groep gebruikers wordt minder serieus genomen. Hoe ‘onaardig, onbeleefd en onverstandig’ dat oordeel ook mag zijn, het stamt uit de concrete alledaagse werkelijkheid.
Dit spellingsdebatje gaat dus over een morele kwestie, die helaas ook nog verband houdt met sociaaleconomische verschillen.
Taalreparatie kan geschieden door zogeheten leeskilometers te maken. Eruditie opbouwen dus, bepaald geen evidentie in elk milieu. Daarnaast helpt de reproductie van woordbeelden buiten school. Maar dan moeten ze correct zijn gespeld, terwijl al dan niet bewust gemaakte fouten per smartphone snel worden vermenigvuldigd.
Het wordt heel lastig om tegenover die realiteit spellingles te geven en woordbeelden in te slijpen, houvast te geven dus, wanneer een onmiskenbare autoriteit als Van Oostendorp expliciet stelt dat spelling er niet toe doet. ‘Och ja, schrijf maar trijn, maakt niet uit.’ Deze geste, die theoretisch echt aardig en genereus is, bemoeilijkt het leren alleen maar.
En hoe moeten docenten uitleggen dat Trijn een meisjesnaam is die zelfs in de literatuurgeschiedenis opduikt? Als dit relatief eenvoudige voorbeeld al zo gecompliceerd wordt door zo’n onpraktische tolerantie, wat gebeurt er dan wanneer je bij een andere, inhoudelijk relevantere taalles probeert te vertellen wat er zoal aan connotatie kleeft aan de term ‘zeurpiet’?
Deze mening van Van Oostendorp, een professor, hoe respectabel ook, ondermijnt solidariteit met het onderwijs waar dag na dag jongeren hun weg in taal proberen te zoeken. Met collega’s op lagere en middelbare scholen, met taalvrijwilligers die nieuwkomers en basisgeletterden trachten te helpen. Geen idee in hoeverre Van Oostendorps standpunt steun geniet in universitaire kringen, maar het ontbreken van weerwoord verontrust me.
En omgekeerd, wat zouden scholieren en studenten doen wanneer ze op de hoogte raken van deze mening? Tegen hun taaldocenten dus zeggen: ‘Stop er onmiddellijk met je spelling, zeurpiet’. Ik zou die jongeren begrijpen. Hun lesgevers hebben geen poot meer om op te staan. Lijkt het althans, want buiten de neerlandistiek, in de grotebozemensenwereld…
Waarmee ik wel nog geen antwoord heb op Marc van Oostendorps vraag wie er gerechtigd zou zijn om zich over spelling uit te spreken behalve iedereen.
Marc van Oostendorp zegt
Het maakt mij eerlijk gezegd uiteindelijk niet zoveel uit of mensen mij aanvallen. Ik heb er dus persoonlijk geen bezwaar tegen als men een ad hominem tegen mij gebruikt, het maakt alleen het debat minder zuiver wanneer men de individuele kwaliteiten van de deelnemers in de discussie trekt.
Ik stel in de tweede plaats voor om het niet meer over trein/trijn te hebben, want dat is echt nauwelijks een reëel probleem. De spelling ’trijn’ komt gewoon maar heel weinig voor. Ook betrekkelijk onervaren spellers schrijven daarom over het algemeen ’trein’. Laten we het in plaats daarvan hebben over ‘het gebeurd’, een echt veel voorkomende ‘fout’.
Dat gezegd zijnde snap ik natuurlijk het ongemak wel dat je beschrijft. Alleen is het van tweeën één: of wat ik zeg is waar, of het is onwaar. In het tweede geval moet dat worden aangetoond: je moet dan bewijzen dat een uniforme spelling wel degelijk intrinsiek belangrijk is. Dat gaat dan overigens in tegen hoe in de praktijk de meerderheid van de mensen erover lijken te denken. In het dagelijks leven denkt naar mijn schatting minstens 80% van de mensen zich helemaal niet aan de voorschriften, trekt zich ook niets van die voorschriften aan en zou desgevraagd ook niet in staat zijn te vertellen waar die voorschriften geschreven staan. Het is in dat opzicht een select klein clubje mensen die de spellingregels in ere probeert te houden. Maar ik ken daar dus geen reële argumenten voor.
Het alternatief is dat wat ik zeg waar is, of ongeveer waar is. Dan loop je natuurlijk als docent het risico dat mensen zeggen: ja, maar volgens Van Oostendorp is het allemaal onzin. Daar moet je je dan op een bepaalde manier te verhouden. Hoe warm het hart ook is dat ik het onderwijs toedraag, het kan mij er niet toe verleiden om dingen te zeggen die ik voor onwaar houd.
Overigens ben ik zelf dan ook slachtoffer van mijn eigen streven, want ik doceer sinds jaar en dag al een college voor alle eerstejaars aan de Radboud Universiteit waarin de essentie van onder andere spellingregels wordt uitgelegd, omdat al deze studenten aan het begin van hun studie een taaltoets doen waarvan spelling een niet onbelangrijk onderdeel vormt. Ik heb me daarnaast gecommitteerd aan de ideeën over taalvaardigheid binnen onze opleiding die eveneens voorschrijven dat studenten die ‘spelfouten’ maken, daarop worden aangesproken.
Ik doe dat door deze boodschap te brengen. Zogenaamde correcte spelling wordt door heel veel mensen belangrijk gevonden, waaronder allerlei mensen op sleutelposities. Het is dus goed voor je carriẻre (en volgens sommig onderzoek ook voor je positie op de online datingmarkt) als je weet wat mensen als een correcte spelling beschouwen. Maar je doet er in allerlei opzichten zeer onverstandig aan om zelf andere mensen ook op dat criterium te beoordelen. Een HR manager die brieven met spelfouten terzijde legt, sluit daarmee namelijk potentieel excellente kandidaten uit.
Volgens mij is dat een reële boodschap, die mensen ook wel begrijpen. Het voert bovendien hopelijk langzaam naar een maatschappij waarin iedereen zo denkt en mensen echt niet meer worden afgerekend op zaken die ik als onbenullig beschouw. Dat dit betekent dat op termijn dan het spellingonderwijs kan worden gereduceerd tot iets dat echt beperkt wordt tot de basisschool (waar je de regels kunt uitleggen achter ‘het gebeurt’ en ook dat de meeste mensen ’trein’ schrijven).
Misschien tot troost: ik schrijf deze opinie al minstens vijftien jaar af en toe op, op dit blog en elders. Niet alleen wordt ik daarin niet echt weersproken door collega’s, maar ik krijg ook eigenlijk niet veel bijval. Het is een kwestie die de meesten waarschijnlijk niet interesseert!
Jan Nijen Twilhaar zegt
Bij het lezen van de bovenstaande teksten viel het weer eens op hoe gemakkelijk je met je landgenoten in de heg kunt belanden als het over taal gaat, hoewel een deel van de discussie nogal op de man speelt. In het verleden heb ik mij in dit tijdschrift druk gemaakt om de regels die er zijn opgesteld rond de spelling van die tussen-n, waarbij de ene onzinnige regel de andere onzinnige regel oproept, en ik heb een voorstel gedaan waarmee die spelling in mijn ogen een stuk eenvoudiger kan. Daarmee wil niet gezegd zijn dat ik alle spellingregels onzin vind. Voor een deel zijn de opmerkingen in de bovenstaande discussie voor mij een Argumentum quod puerum abicit cum aqua balnei. De een wil geen d meer op het woordeinde, de ander vindt alle spellingregels onzin. Ik zie de vragen al aankomen: Meester, wat betekent De mijt mijt de mijt?, Meester waarom zeggen we niet honten, maar honden, en waarom niet bloeterig, maar bloederig? Dat wordt lastiger voor de meester dan zeggen dat die d in het Nederlands op het woordeinde als een t klinkt. Leuk om er dan ook even het Engels bij te halen. Om maar een voorbeeld te noemen. Ik wil niemand beledigen, maar als het puur om de spelling gaat, vind ik de kort en krachtige reactie van Francisca Wagenmakers het meest constructief in deze discussie.
Marc van Oostendorp zegt
In technische handleidingen is sowieso sterk geregulariseerd taalgebruik nodig. Idealiter gebruik je daarin bijvoorbeeld ook alleen termen met een strak afgebakende definitie en zonder dubbelzinnigheid, en met heldere structuren. Ik zie niet waarom we dat die eis zouden moeten uitbreiden naar allerlei andere vormen van taalgebruik.
Jan Nijen twilhaar zegt
Even voor de duidelijkheid aan iedereen: mijn reactie heeft uitsluitend betrekking op de teksten tot en met de reactie van Francisca Wagenmakers en dus niet op alle reacties die daarna komen!
Erik Harteveld zegt
Scrable word wel een potje zonder regels…
Redactie Neerlandistiek zegt
Eigenlijk heeft Scrabble nu al tamelijk aparte regels, omdat je je moet houden aan de Scrabble-woordenlijst. Een woord wordt goedgekeurd als het op die lijst staat en anders niet. Dat kan natuurlijk gewoon gehandhaafd blijven.