Het is een interessant punt, dat de Amerikaanse geleerde Aris M. Clemons maakt in de bundel Decolonizing linguistics: Apolitieke taalkunde bestaat niet, en moet ook niet bestaan. Dat is ook meteen (in het Engels) de titel van haar artikel, dat ze zelf als volgt samenvat:
Dit hoofdstuk stelt dat wetenschappelijke objectiviteit, en de idealisering ervan, zelf een ideologie is die de voorrang geeft aan bepaalde ideologieën. Voorbij gaan aan de sociale achtergrond en de context van een taalgemeenschap, en van de onderzoekers die haar bestuderen, is een politieke daad. Het is duidelijk dat er geen onderzoek van taal en samenleving kan bestaan die vrij is van ideologie. Als zodanig is het hoog tijd dat we een vorm van taalwetenschap opzetten die van onderzoekers vraagt dat ze hun politieke motivatie, positionering van zichzelf en het sociohistorische begrip van taalgemeenschappen expliciteren.
Αan de ene kant is het natuurlijk waar dat we nooit objectief kunnen zijn over zoiets als de mens of de samenleving. Je maakt in je onderzoek altijd keuzes – dit onderzoek ik wel, en dat vind ik minder de moeite waard – en die keuzes worden bepaald door hoe jij het leven, de wereld, de mensheid ziet. Als ik besluit mijn leven te wijden aan de studie van het Kerkslavisch, zeg ik daarmee hoe dan ook dat ik dat Kerkslavisch minstens voor mijzelf meer de moeite waard vind dan de taal van Oekraïense vluchtelingen in Woerden. En als ik die keuze voor mijzelf maak, betekent dit dat ik vind dat ik me kan permitteren mijn eigen keuzes te maken, ook voor dingen waarvan jij vindt dat ze minder waardevol zijn.
Wat Clemons vervolgens bedoelt (denk ik) is dat je door te ontkennen dat die studie van het Kerkslavisch op de een of andere manier gestuurd is door een bepaald wereldbeeld, je feitelijk kiest voor een wereldbeeld waarin jouw keuzes de vanzelfsprekende, rationele, objectieve zijn, en je daarmee andere keuzes naar het tweede plan verwijst.
Dit lijkt me allemaal juist – en lang leve de eeuwigdurende strijd tegen de naïviteit.
Tilburgs
Toch is het in mijn ogen wel een stap om van wereldbeeld naar politiek te gaan. Als ik besluit de nachtelijke uren en de weekeinden geheel en al te wijden aan mijn studie van de syntaxis van het Kerkslavisch, dan kun je natuurlijk nog steeds zeggen dat ik die uren onttrek aan de strijd tegen het onrecht in de wereld. Maar in die zin is mijn hele leven een politieke daad (als ik met mijn dochter speel, doe ik ook niets aan de armoede in de wereld), en dan wordt het begrip wel erg uitgerekt. Ik leg anderen niets op met dit soort keuzes.
Clemons stelt, zoals veel auteurs in dit boek, wetenschap gelijk aan’ ‘wetenschap als betaalde baan aan een academische instelling’. Zodra je dat doet speelt natuurlijk politiek altijd een rol, maar analytisch is het wel belangrijk om dat verschil te maken.
Daar komt bij dat het mij in veel gevallen vrij lastig lijkt om nu precies uiteen te zetten wat je ‘politieke motivatie, persoonlijke positionering en sociohistorisch begrip van de taalgemeenschappen’ zijn. In mijn proefschrift staat een hoofdstuk dat gaat over het klinkersysteem van het Tilburgs dialect. Het is best denkbaar dat ik mezelf misleid, maar naar mijn overtuiging werkte ik daaraan omdat ik dacht (en denk) dat je juist door heel erg te letten op betrekkelijk kleine details in een vrij lukraak gekozen systeem, iets kunt leren over hoe de menselijke geest werkt. Ik deed dat aan het Tilburgs, omdat ik kleine variaties, zoals in dialecten, interessant vond. Het Tilburgs was dichtbij want ik promoveerde in Tilburg en er was bovendien niet zo lang eerder al een boek over de klanken van dat dialect verschenen.
Radicaal
Je zou kunnen zeggen dat mijn belangstelling voor de menselijke geest iets zegt over mijn politieke overtuiging dat de mens de moeite waard is, en dat dit zeker ook geldt voor de mens die Tilburgs spreekt. Maar veel meer kan ik zelf niet over mijn ‘positionering’ zeggen.
Dat is misschien ook weer naïef, misschien een uiting van het feit dat ik, met al mijn privileges, niet over deze keuzes na hoef te denken, maar dit alles in een politieke hoek duwen is óók een keuze.
Bovendien ben ik wel gehecht aan de overtuiging, ook al is die illusoir, dat het over politieke grenzen heen wel degelijk mogelijk is tot overeenstemming te komen over wat precies de klinkers van het Tilburgs zijn en welke daarvan kunnen gelden als lang en welke niet. En of daar een bepaalde logica in zit. Die overeenstemming is niet per se objectief meetbaar, maar toch op zijn minst iets waarover heel veel mensen het in hun subjectieve oordeel eens kunnen worden – intersubjectief.
Ik weet daarom oprecht niet of het de wetenschap heel erg vooruit helpt als we radicaal proberen altijd overal de politieke dimensie van in te zien en ter discussie te stellen. Al zou ik ook niet precies durven zeggen wanneer we dat wél en wanneer we dat níét moeten doen.
Jona Lendering zegt
Uit het hart gegreopen.