Toen mij ter ore kwam dat een Italiaan een kritische editie van ‘onze’ Ferguut bezorgd had, was ik ontroerd, verbaasd en verwonderd tegelijk. Ontroerd omdat Die riddere metten witten scilde de Alpen overgestoken was en nu in Bologna gelezen werd – want wie leest er in Amsterdam nog de Ferguut? Verbaasd, want wie haalt het per l’amor di Dio in zijn hoofd om voor Bolognese studenten een editie met vertaling in het Italiaans van deze Middelnederlandse Arturroman te bezorgen? Verwonderd omdat ik, ware ik een Italiaan, niet de Middelnederlandse vertaling / bewerking maar het Oudfranse origineel vertaald zou hebben: Le chevalier au biel escu alias Fergus.
In de tweede helft van de twaalfde eeuw was er een Franse auteur, Chrétien de Troyes, die furore maakte met een viertal romans die zich afspeelden in de wereld van koning Artur: Érec et Énide (ca. 1170), Cligès (ca. 1176), Le chevalier de la charrette alias Lancelot (ca. 1175-1181), (bewust) onvoltooid) en Le chevalier au lion alias Yvain (ca. 1175-1181). In deze romans zie je een veredelende chemie tussen ‘amour’ (liefde) en ‘chevalerie’ (ridderschap). Dat bleek een gouden combinatie, die geïntroduceerd werd in de Historia regum Britannie (ca. 1135) van Galfredus Arturus Monumetensis, als in vredestijd de ridders voor hun plezier het steekspel beoefenen. Vanaf de muren kijken de vrouwen en jonkvrouwen belangstellend toe. De meelevende aanwezigheid van deze vrouwelijke toeschouwers moedigde de ridders aan en deed hen boven zichzelf uitstijgen. Omgekeerd was de fixatie van een (jonk)vrouw voor de ridder van haar keuze een ideale remedie tegen de aangeboren (volgens middeleeuwse autoriteiten) vrouwelijke promiscuïteit. Maar omstreeks 1182-1190 schreef Chrétien een vijfde, tevens zijn laatste Arturroman: Le conte du graal alias Perceval, waarin hij afstand nam van zijn succesformule en een nieuw concept introduceerde: ridderschap in combinatie met mystiek (de fysieke gewaarwording van het goddelijke). Amour was wufte onzin, een lokmiddel van de duivel en verderfelijk voor het zieleheil.
Deze literaire klapgijp viel bij sommige collega auteurs niet in goede aarde. Eén van hen was Guillaume le Clerc, vermoedelijk een Waalse [zie: ‘Fergus’/’Ferguut’] goed onderlegde auteur, die een roman schreef, Le chevalier au biel escu alias Fergus, die zich prima zelfstandig laat lezen en beluisteren, maar die in wezen een parodie is op de Le conte du graal en waarin intertekstueel gerefereerd werd aan met name Érec et Énide en Le chevalier au lion. Dat betekent voor lezers van nu dat je de verliefdheid van Galiene op Ferguut en zijn reactie daarop niet goed kunt begrijpen zonder kennis van wat er eerder gebeurde tussen Perceval en Blancheflor.
De anonieme Middelnederlandse vertaler die omstreeks 1250 de eerste bijna 2600 versregels van de Ferguut dichtte, was een ervaren auteur die met aandacht en zorg te werk ging. Zijn vertaling is getrouw en vrij van ‘stoplappen’, maar uit niets blijkt dat hij de parodie doorzag. Vanaf ca. regel 2600 gaat de vertaling over in een bewerking, waarin het Franse origineel op enige afstand gevolgd wordt en serieuze accentverschillen aangebracht worden. Hierover leze men: Roel Zemel, The Quest for Galiene. A Study of Guillaume le Clerc’s Arthurian Romance Fergus. Amsterdam enz. 2006.
Ware ik een Italiaanse professor geweest die zijn studenten kennis wilde laten nemen van Le chevalier au biel escu, ik zou die tekst vertaald hebben met in de voetnoten de intertekstuele knipogen naar Chrétiens andere Arturromans zodat je de parodie tot in détail kunt volgen. Ik denk dat zo’n vertaling ons het nodige kan leren over hoe Franstalige auteurs op elkaars werk reageerden. Men denke hierbij ook aan de literaire reacties op de (helaas fragmentarisch overgeleverde) Tristan et Iseut romans van Béroul en Thomas d’Angleterre, waarin ‘grensoverschrijdend’ gedrag plaatsvond dat voor discussie vatbaar was.
Maar Davide Bertagnolli heeft een andere keuze gemaakt, die zeker zo respectabel is, en dat is de manier waarop de bewerker omging met de brontekst. Daarover zegt Bertagnolli (volgens Google Translate) in de flaptekst:
Ferguut wil daarentegen niet de spot drijven met Chrétien. Hoewel de Nederlandse roman dezelfde verhaalsequenties presenteert en een verhaal vertelt dat sterk lijkt op de Franse hypotekst, heeft de Nederlandse roman er op twee heel verschillende manieren mee te maken: tot en met v. 2592 is een vereenvoudigde, maar tamelijk getrouwe vertaling; in de volgende verzen wordt het tot het einde een vrijere bewerking, gekenmerkt door verschillende nuances, zoals de veranderde houding ten opzichte van het vrouwelijke universum, hier positiever geëvalueerd, of de humanisering van de held. Deze en andere interventies kunnen worden gelezen als een poging om zich te conformeren aan dezelfde Arthur-canon waarmee Guillaume le Clerc had besloten de spot te drijven. De Ferguut is daarom verre van een banale vereenvoudiging, maar verschilt van de Fergus in wat zijn primaire bedoeling is: het demonstreert zijn autonomie en valt op als een van de meest succesvolle romans in het literaire panorama van de Nederlandse Middeleeuwen.
Aan de editie plus vertaling gaat een volwassen, actuele inleiding vooraf, waarin alle Middelnederlandse Arturromans de revue passeren. Mijn kennis van het Italiaans is praktisch ‘niente’. Om een indruk van de inleiding te krijgen heb ik een pdf van het boek, mij genereus ter beschikking gesteld door de auteur zelf, eerst met OCR leesbaar gemaakt en vervolgens pagina voor pagina aan Google Translate laten lezen. Het resultaat viel mij tegen. Google Translate bleek niet opgewassen tegen het literair-historische proza van Davide Bertagnolli, maar gelukkig heeft een goede verstaander maar een half woord nodig.
En dan nu de hamvraag: Hoe heeft Bertagnolli de Ferguut geëditeerd? (want over zijn vertaling kan ik niet oordelen) Hij heeft gekozen voor een combinatie van diplomatisch en kritisch. Hij bracht volgens moderne conventies hoofdletters en interpunctie aan, wat eigen is aan een kritische editie, maar cursiveerde ook de opgeloste afkortingen, wat weer typisch is voor een diplomatische editie. Dat oplossen is overigens niet zonder haken en ogen, want vertaler, bewerker en kopiist spraken en schreven niet exact dezelfde regiotaal, nog afgezien van het gegeven dat men anders ging spellen in de kleine eeuw die verstreek tussen het schrijven van de Ferguut en het kopiëren van de Ferguut in het handschrift LTK 191. Bertagnolli koos ervoor om elke regel met een hoofdletter te beginnen. Zo heb ik dat ook geleerd, maar dat doe ik al jaren niet meer. Ik zet alleen nog een hoofdletter aan het begin van de versregel als dat het begin is van een nieuwe zin of een eigennaam. Het maakt de tekst syntactisch prettiger leesbaar.
In het Ferguut-handschrift is een corrigerende hand zichtbaar. Dat is ooit opgemerkt door W. Bisschop in ‘Critiek van Ferguut’, in Handelingen van de Maatschappij (1865), maar daar is niets mee gedaan totdat ik er het tweede hoofdstuk van mijn proefschrift (1989) van maakte. In de vorige Ferguut-editie, die van Rombauts, De Paepe en De Haan (1982 2) zijn die correcties onzichtbaar voor de lezer overgenomen alsof ze deel uitmaken van de tekst. Het negeren van de correcties is niet zonder gevolgen voor een goed begrip van de roman. Veel van die correcties, met name in het eerste, vertaalde deel, zijn geen correcties van ‘fouten’, maar ‘verbeteringen’ van vormaspecten die in de ogen van de corrector ouderwets of verouderd waren, zoals assonerende rijmen, of van te Vlaamse woorden voor het Brabantse publiek van handschrift LTK 191. Bertagnolli is zo goed om de lezer te waarschuwen wanneer een letter / woord van de hand van de corrector is. Vaak genoeg is het mogelijk de gecorrigeerde tekst te reconstrueren, en ooit was ik van plan om samen met Roel Zemel een nieuwe kritische tweetalige Middelnederlandse-Franse Ferguut-editie te bezorgen, hij de inleiding en ik de tekst, waarin waar mogelijk de oorspronkelijke lezing gereconstrueerd zou worden. Maar terwijl ik daaraan werkte werd de Delta reeks opgeheven, om maar te zwijgen van grotere kuilen in de weg. Hoe dan ook, in feite is deze Italiaanse Ferguut-editie qua Middelnederlandse tekst een betere editie dan die van Rombauts, De Paepe en De Haan, al bevat die zeer goede woordverklaring, wat het begrijpend lezen zeer ten goede komt. Een tussenoplossing is om de editie-Bertagnolli te lezen in combinatie met mijn vertaling in hedendaags Nederlands (2002), te vinden in de DBNL of die van Ingrid Biesheuvel in: De ridders van de Ronde Tafel, Arturverhalen uit de Lage Landen. Amsterdam 2012.
En nu ik het toch over mijn Ferguut-vertaling heb. Toen ik die inleverde bij de Griffioen-redacteuren stoorde men zich aan de wisseling van de werkwoordstijden: tegenwoordige tijd en verleden tijd worden door elkaar gebruikt, zoals gebruikelijk in middeleeuwse teksten. Dat vond ‘men’ storend: Graag alles in de verleden tijd! Maar waarom zou een moderne vertaling van de Ferguut eruit moeten zien als een historische roman van Jacob van Lennep? De Ferguut was geen leesboek, maar een voorleesboek. Mijn vertaling was een voorleesvertaling, stond ook in de uitleiding. Middeleeuwse teksten moet je met je oren lezen, niet met je ogen. Met je ogen moet je naar de virtuele voorlezer kijken, die het verhaal met mimiek en gebarentaal van een extra dimensie voorziet.
Davide Bertagnolli signaleert in zijn verantwoording van de vertaling dit probleem met de werkwoordstijden (p. 59-60) en ziet in dat bij voorlezen dit probleem verdampt. Hij zag zich echter gedwongen om de werkwoordstijden glad te strijken om de publicatie van deze editie plus vertaling mogelijk te maken. Alle begrip.
Hoe goed zijn vertaling is, kan ik niet beoordelen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat die zeer goed is. Voor Nederlandse lezers die de Ferguut denken te kennen en net als ik het Italiaans niet beheersen weet ik een leuk spelletje: sla een willekeurige bladzijde op, wijs een vertaalde versregel aan en probeer te bedenken welke Middelnederlandse regel daaronder schuil gaat.
Ferguut, Romanzo arturiano nederlandese a cura di Davide Bertagnolli. Alessandra [Edizioni dell’Orso] [2023]. Ferguut. Romanzo arturiano nederlandese. Vertaald, bezorgd en ingeleid door Davide Bertagnolli. Collana: Gli Orsatti, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever.
Vorig jaar schreef Marc van Oostendorp ook een bespreking van deze editie en vertaling.
Laat een reactie achter