De ene keer in mijn leven dat ik in een literaire jury was beland, leerde ik de term dichtersroman. Degene die het woord, achteloos alsof iedereen het altijd over dat soort dingen heeft, gebruikte, bedoelde het geloof ik niet als compliment. Maar ik houd wel van het genre: een prozagedicht van ruim 150 pagina’s, waarin het vooral gaat om sfeer en taal.
Poolijs, het prozadebuut van de dichteres Ruth Lasters is een goed voorbeeld van zo’n roman. Het beschrijft de relatie tussen Yves en Lucy, of eigenlijk komen we vooral te weten wat Yves en Lucy denken, over elkaar, of over het weinige dat hen overkomt, op de ijsbaan waar ze allebei werken. Overigens hoort tot dat weinige wel dat Yves doodgereden wordt – buiten de ijsbaan. Je moet alleen goed opletten om dat mee te krijgen. Veel meer aan de oppervlakte ligt al dat Yves en Lucy elkaar nauwelijks begrijpen, langs elkaar heen lijken te leven en bovendien allebei een relatie hebben met een ander.
Een kenmerk van een poëtische tekst vind ik dat die zich expliciet buiten de werkelijkheid plaatst. Romans zijn natuurlijk per definitie niet ‘waargebeurd’, maar poëtische teksten zweven. Ik heb er in geen enkele bespreking ooit iemand over gehoord, maar het is bijvoorbeeld onduidelijk waar Poolijs zich afspeelt, en wel op een manier die moedwillig moet zijn. Er zijn een paar geografische aanwijzingen dat het om Gent gaat (er is bijvoorbeeld een ziekenhuis dat Sint-Lucas) heet, maar er is ook sprake van de Wallen en van tosti’s, waardoor het net zo goed in Nederland zou kunnen spelen. Yves doet allerlei universitaire opleidingen die hij nooit afmaakt, en een van die opleidingen heet Nederlandse Taal en Cultuur. Zo heet die opleiding in Nederland ook.
Ik ken geen andere door Vlamingen geschreven romans die zich in Amsterdam afspelen, net zo min als ik me door Nederlanders geschreven Antwerpse romans kan herinneren (wel speelt bijvoorbeeld Tranen der acacia’s zich gedeeltelijk in Brussel af). Lasters maakt op een heel knappe manier van het vreemd-maar-toch-vertrouwde dat de de buurlanden hebben.
En dan weer aan de andere kant is er ook ergens sprake van een reisfolder die Van Amsterdam tot Zimbabwe heet, en Amsterdammers gaan natuurlijk niet op vakantie naar Amsterdam. Ook is bijvoorbeeld de naam van de ijsbaan waar Yves en Lucy werken wezenloos algemeen: Ice Palace.
De roman speelt zich, met andere woorden, nergens af, zoals er ook een spelletje wordt gespeeld met de tijd: Yves en Lucy spreken door elkaar maar toch ook duidelijk op verschillende momenten.
Er wordt in de roman ook regelmatig verwezen naar kunst, en dan vooral naar abstracte kunst, en dan nog vooraller naar (de Nederlander!) Piet Mondriaan, en het allervooralst naar zijn Victory Boogie Woogie. Rechte lijnen die toch swingen. In die zin heeft Lasters een abstracte roman geschreven.
En zo’n kunstwerk gaat altijd ook over het materiaal waaruit het gemaakt is.
En áls ze spreekt, met name door het ding aan haar hals, zegt ze niets. Zij reproduceert. Zelden hoor je taal zo gescheiden van gedachten.
In 2024 lees ik 50 romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.De volledige lijst staat hier.
Volgende week: Clark Accord, Bingo (2007)
Laat een reactie achter