Het woord verliteratuurd heeft nooit een heel positieve bijklank gehad. Het Platoonse idee dat de literatuur alleen maar een afgeleide is van het werkelijke leven (dat zelf eigenlijk ook alleen maar een afgeleide is van de ideeën) is onuitroeibaar. En dat terwijl er natuurlijk niets fijner is dan lezen – waarom zou je dan neerzien op iemand die dat zijn hele leven doet?
Martien J.G. de Jong (1929) laat in zijn recente boek Krullen van de schaafbank . Schrijven en lezen in andere tijden– de uitgever zegt dat De Jong zegt dat dit zijn laatste boek is, maar niemand gelooft dat – zien wat de genoegens zijn van een verliteratuurd leven. En wat een rijkdom dat oplevert als je iets ouder bent – al die boeken die je dan nog kunt overzien, al die schrijvers aan wie je terug kunt denken!
De Jong was in zijn werkzame leven hoogleraar Nederlands in Namen. HIj schrijft over literatuur uit de achttiende, negentiende en twintigste eeuw – van Rhijnvis Feith tot Ed. Hoornik en van van Bilderdijk tot Maurice Gilliams. Er komen ook enkele Italiaanse en Franse dichters voorbij, al gaat het ook in de aan hen gewijde hoofdstukken vaak ook over Nederlandse collega’s: Vittorio Alfieri wordt met Bilderdijk vergeleken en Charles Baudelaire met Willem Kloos en P.N. van Eyck.
Het is om jaloers van te worden, zoveel eruditie. En dan ook nog zo’n scherpe pen. De Jong gaat nog steeds de polemiek aan, hij is nog onverminderd verontwaardigd over pakweg Adriaan Venema (1941-1993), die allerlei schrijvers er, met erg weinig bewijs, van beschuldigde fout te zijn geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog, of zijn tegenstanders in de jaren zestig en zeventig die niets zagen in de Jongs pogingen om Achterbergs biografie te betrekken op diens werk. Waarom is dat leuk? Omdat het laat zien dat literatuur ertoe doet, dat het onvergeeflijk is als mensen dingen over literatuur zeggen waarmee jij het niet eens bent, dat er gestreden moet worden om het juiste begrip van de literatuur:
En dan schrijft hij nog pittige zinnen als de volgende:
Lodewijk van Deyssel werkte als ‘creatief’ criticus met ideeën en idealen die nu eenmaal op een hoger niveau lagen dan te bereiken valt die met de pen op papier een roman zit te schrijven. Onder meer op grond van zijn eigen uitvoerig jubelende kritiek op Couperus’ roman Extaze, had Van Deyssel zich kort tevoren een idee gevormd van wat een nieuwe richting in de Europese literatuur, die uitgerekend in Holland zou moeten ontstaan en die dus Van Deyssels vaderland hoog kon opstoten midden in de vaart der volken.
Ik vind het een groot genoegen om zulke beschouwingen te lezen. De literatuur leeft, en het is de moeite waard om er je domicilie te kiezen.
Martien J.G. de Jong. Krullen van de schaafbank. Schrijven en lezen in andere tijden. Flanor, 2024. Bestelinformatie bij de uitgever.
J.G. Stuve zegt
Toen ik in juni 2010 afscheid nam van de school waar ik 39 jaar met veel voldoening had lesgegeven en
leerlingen begeleid (voor mij twee kanten van dezelfde medaille), noemde de toenmalige rector mij voor
de verzamelde goegemeente lichtelijk ironisch, maar met duidelijk respect “geheel verliteratuurd”.
Dat ik ook een aantal leerlingen met die kwaal heb aangestoken, spijt me niet.
Zelf heb ik altijd, en zeker sinds mijn pensionering, intensief genoten van mijn rijk voorziene privé-bibliotheek, inmiddels geheel op mijn persoonlijke belangstelling toegesneden. Verveling ken ik niet:
graag blijf ik tot aan de kist “geheel verliteratuurd”!
Dan naar de twee “pittige zinnen” van De Jong: dat zijn toch schoolvoorbeelden van anakoloeten!
De eerste zou als volgt aangevuld moeten worden: ……..dan te bereiken valt DOOR HEN……..;
de tweede: ……een nieuwe richting in de Europese literatuur ZOU KUNNEN ZIJN…….. .
In Middelnederlandse teksten komt deze constructie regelmatig voor en een heel enkele keer wordt
hij in moderne teksten bewust stilistisch toegepast, maar in de meeste gevallen gaat het m.i toch
gewoon om slordigheid. Zo ook hier. Ik zie althans geen stilistische toeleg.
Met vriendelijke groet,
J.G. Stuve
C.G. Canart zegt
‘PITTIGE ZINNEN’ VAN MARTIEN J.G. DE JONG
In zijn ‘artikel’ over de bundel ‘Krullen van de schaafbank. Schrijven en lezen in andere tijden’ door Martien J.G. de Jong (17-5-2024) citeert Marc van Oostendorp een tweetal zinnen die hij ‘pittig’ noemt, maar die in een ‘reactie’ van J.G. Stuve (19-5-24) worden gekarakteriseerd als ‘schoolvoorbeelden van anakoloeten’ als gevolg van ‘slordigheid’.
Martien J.G. de Jong heeft in zijn lange en werkzame leven tot nu toe meer dan zestig boeken gepubliceerd. Van essays en studies over middeleeuwse en latere binnen-en buitenlandse literatuur, tot en met originele moderne Nederlandse verhalen en gedichten. Voor zover ik weet, heeft hij zich echter nooit laten betrappen op slordigheden of anakoloeten. In de door Van Oostendorp geciteerde zinnen zijn bij het overtypen duidelijk een paar woorden overgeslagen. Wat Martien de Jong werkelijk heeft geschreven staat op pagina 171 van zijn ‘Krullen van de schaafbank’:
‘Lodewijk van Deyssel werkte als “creatief” criticus met ideeën en idealen die nu eenmaal op een hoger niveau lagen dan te bereiken valt VOOR EEN AUTEUR die met de pen op papier een roman zit te schrijven.’
‘Onder meer op grond van zijn eigen uitvoerig jubelende kritiek op Couperus’ roman “Extaze”, had Van Deyssel zich kort tevoren een idee gevormd van wat EEN PROZABOEK OVER EEN KONING OF KEIZER ZOU KUNNEN ZIJN, ALS HET WERD GESCHREVEN DOOR EEN GENIALE VERTEGENWOORDIGER VAN een nieuwe richting in de Europese literatuur, die uitgerekend in Holland zou moeten ontstaan en die dus Van Deyssels vaderland hoog kon opstoten midden in de vaart der volken.’
C.G. Canart
J.G. Stuve zegt
Dank voor de correctie door controle met de oorspronkelijke tekst. Die was niet in mijn bezit.
Van slordigheid is bij De Jong dus geen sprake. Ik vond dat al vreemd, omdat ik diverse
publicaties van hem ken, maar ik moest het doen met de weergave in het artikel.
Met vriendelijke groet,
J.G. Stuve