• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

De “Urheimat” van de Indo-Europese talen

13 mei 2024 door Jona Lendering Reageer

Bronzen bijlen uit het archeologisch museum van Burgas. De makers spraken een vroege vorm van Indo-Europees.

In het vorige blogje vertelde Gert Knepper al over de ontdekking en reconstructie van het Proto-Indo-Europees, de moedertaal van allerlei Europese en Aziatische talen. Die talen worden inmiddels ook gesproken in Afrika, Amerika en Australië, en dat komt doordat migranten hun linguïstische erfgoed meenamen. Zo komen allerlei nieuwe vragen op: door welke migraties zijn de Indo-Europese talen over Europa en Azië verspreid, wat was het herkomstgebied, waren er andere mechanismen?

Ik wil het vandaag hebben over de tweede vraag, die naar de zogeheten Urheimat. En die vraag roept weer deelvragen op: wie wil weten waar de eerste sprekers van een taal woonden, zal moeten weten wanneer die leefden.

De Urheimat

De grote Altertumswissenschaftler van de negentiende eeuw pakten dit dubbele probleem aan door te kijken naar de gedeelde woordenschat. Als veel Indo-Europese talen hetzelfde woord hebben voor paard en de diverse soorten runderen, vormt dat een aanwijzing voor de fauna rond de mensen die de oertaal hebben gesproken. En het verspreidingsgebied van die dieren kunnen we vaststellen. In de loop van anderhalve eeuw zijn allerlei oude talen ontdekt, zoals de Anatolische groep en enkele talen in Centraal-Eurazië, en omdat meer data doorgaans leidt tot een verfijnder beeld, komen taalkundigen tot steeds verfijndere reconstructies van het Proto-Indo-Europees. En dus van hun leefomgeving.

We weten inmiddels dat de veestapel bestond uit schapen, paarden en koeien. De Proto-Indo-Europees sprekende herders hielden honden. In de wilde natuur renden hazen rond, er wroetten wilde zwijnen, leefden otters en bevers, zwommen steuren. Er groeiden berkenbomen. Men kende zilver, koper en goud. Opvallend is bovendien wat ontbreekt: de Mediterrane olijfboom en vijgenboom, de oosterse ezel en dromedaris, de leeuw, de kikkererwt, het tin en het lood.

Met dit soort informatie zijn allerlei gebieden aan te wijzen: de Noord-Duitse laagvlakte, Oekraïne, Armenië, de zuidelijke Balkan en Anatolië zijn allemaal weleens genoemd geweest. Niet zelden speelden politieke motieven mee. De Noord-Duitse laagvlakte is verdedigd geweest om de Germanen – en dus de Duitsers – te kunnen uitroepen tot creatieve nobele wilden.

Archeologie van de Indo-Europese talen

De zojuist genoemde woorden verwijzen naar de biologie en het fysisch milieu. Maar wat te denken van de Proto-Indo-Europese samenleving? De gedeelde woordenschat bevat woorden voor heerser – en omdat zo iemand doorgaans een opvallend graf kreeg, is zo iemand archeologisch terug te vinden.

Maar het belangrijkste zijn de gedeelde woorden voor ploeg en voor wiel, as en naaf. De sprekers van het Proto-Indo-Europees kenden dus niet alleen akkerbouw, maar ook karren. Het ontbreken van een woord voor spaak suggereert bovendien dat het wiel nog massief en log was. Ze kenden dus, om zo te zeggen, wel de boerenkar maar niet de snelle wagen.

Dit is allemaal archeologisch toetsbaar en hoewel het nog vrij algemeen is, maakt de combinatie van taalkundige en archeologische argumenten lokaliseringen mogelijk die niet alleen geografisch preciezer zijn, maar ook chronologisch beter te plaatsen. De meeste oudheidkundigen houden het in navolging van de Litouwse geleerde Marija Gimbutas op de Pontische steppe – dus Oekraïne en zuidelijk Rusland – in de tweede helft van het vierde millennium v.Chr. Uiteraard zijn er theoretische voorbehouden, die ik allemaal zal negeren. Wat ik vandaag wil zeggen is dat er een redelijke consensus is over de archeologische cultuur die bekendstaat als Yamnaya-cultuur, kuilgrafcultuur of koergan-cultuur. (Een koergan is een grafheuvel.) Chronologisch is die even oud als de Naqada-cultuur in Egypte en Uruk-periode in Mesopotamië.

Stèles als deze uit Nevsha, gevonden langs de wegen naar de koperaders, documenteren de westelijke migratie van de Proto-Italo-Kelten Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)

DNA uit de Bronstijd

Tot zover het linguïstische en het archeologische bewijsmateriaal. Ik heb al vaker geschreven over de bevestiging die het DNA-onderzoek heeft geleverd in het vorige decennium. Sinds 2009 is het mogelijk antiek DNA (“aDNA”) te winnen uit antiek organisch materiaal. Als het gaat om menselijk DNA, geven onderzoekers de voorkeur aan botmateriaal, en binnen die categorie het liefst uit goed beschermde botten als het rotsbeen. In 2015 wisten twee teams van bioarcheologen – of paleogenetici, als ik precies wil zijn – onafhankelijk van elkaar vast te stellen dat de verspreiding van bepaalde haplogroepen, gevonden in botmateriaal uit de Bronstijd, heel goed correspondeerde met de verspreiding van de Indo-Europese talen.

Dit was natuurlijk een triomf. De samenwerking tussen taalkunde en (bio)archeologie is echter pas een paar jaar oud en sommige kwesties zijn er nog niet door opgelost. Eén daarvan is de relatie tussen enerzijds het Proto-Indo-Europees, waarvan we nu – zo zeker als oudheidkundige kennis maar kan zijn – weten dat het gesproken is geweest in de tweede helft van het vierde millennium v.Chr. in Oekraïne en Zuid-Rusland, en anderzijds het Proto-Anatolisch. Dat is de moedertaal van Bronstijdtalen als het Hittitisch en het Luwisch. Er zijn twee opties:

  1. Het Proto-Anatolisch stamt af van het Proto-Indo-Europees
  2. Het Proto-Anatolisch en het Proto-Indo-Europees hebben een gedeelde voorouder (zoals in het plaatje hierboven).

In elk geval zijn de twee heel vroeg gescheiden geraakt, want de Anatolische talen delen de typische “karrenwoorden” niet met het Proto-Indo-Europees. Wél delen de twee de “landbouwwoorden”, zodat we kunnen concluderen dat de twee als landbouwers bij elkaar leefden maar uit elkaar gingen vóór de ontdekking van het wiel. Het DNA-bewijs bevestigt dit: er is, om zo te zeggen, weinig of geen Yamnaya-DNA in Anatolië. Dat betekent dat er in elk geval geen grootschalige migratie van Yamnaya-mensen naar Anatolië is geweest.

De Urheimat van het PIA

Inmiddels lijkt voldoende duidelijk dat van de genoemde opties de tweede de juiste is: Proto-Indo-Europees en Proto-Anatolisch stammen allebei af van een oer-oertaal, die linguïsten aanduiden als Proto-Indo-Anatolisch ofwel PIA. En nieuwsgierig als we zijn, willen we weten waar de Urheimat is geweest van die oer-oertaal. Daarover later meer.

Dit stuk van Jona Lendering werd oorspronkelijk gepubliceerd op de MainzerBeobachter. Wordt vervolgd

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: historische taalkunde, Indo-Europees, taalkunde

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Frans Budé • Parkscènes

Hij begroet de bomen, zwaait naar de eenden
in de vijver, de blinkende kiezels op de bodem.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

De koeien schemeren door de heg,
het paard is uit taaitaai gesneden,
in ieder duindal ligt dun sneeuw.

De branding vlecht een veren zee
waar zon over omhoog stijgt, licht waarin
geen plaats om uit te vliegen is.

Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

3 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Proefcollege Nederlands

11 december 2025: Proefcollege Nederlands

2 december 2025

➔ Lees meer
5 december 2025: Intreerede Jolyn Philips

5 december 2025: Intreerede Jolyn Philips

28 november 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1946 Dick Wortel
➔ Neerlandicikalender

Media

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

2 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

30 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

29 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d