Dit zijn de namen voor ‘sla’ van onze niet-Nederlandse tuinders: Arabisch سلطة; Duits Salat; Engels salad; Frans salade; Koerdisch xas; Kroatisch salata; Persian سالاد; Spaans ensalada. We hebben (nog) geen Oekraïense medetuinders, maar hier alvast hun woord voor sla, салат in Cyrillisch schrift, omgespeld salat.
Als je de woorden sla en slak zo bekijkt, lijken ze wel familie van elkaar, maar in werkelijkheid moeten sla en slak niets van elkaar hebben of liever gezegd, met een slak in de buurt heeft de sla geen leven. Etymologisch hebben sla en slak ook al niets met elkaar te maken. ’t Woord slak is verwant aan glibberige woorden als slijk.
Ik probeer dit jaar de confrontatie sla – slak te voorkomen door mijn slaplantjes in mijn kasje te zetten. Voorlopig ziet ’t er goed uit; zie de foto, die ik op 26 april (2022) gemaakt heb.
Maar nu dat woord sla. Kijken we eerst eens naar de vorm. Sla is een verkorting van ’t Franse leenwoord salade, dat zelf weer ontleend is aan ’t Noord-Italiaanse salada. Dat geleende salade werd hier op z’n Nederlands uitgesproken, met de klemtoon op de tweede lettergreep: saLAde. Door die beklemtoning werd de klinker van de eerste lettergreep steeds meer gereduceerd: seLAde, tot er niets meer van over was: slAde.
Zo ging ’t bijvoorbeeld ook bij o.a. stroop, dat afkomstig is uit ’t Franse siroop, dat werd seroop, dat werd sroop. Maar omdat de combinatie sr in ’t Nederlands niet kan, werd hier een t ingevoegd, niet door de overheid maar door de gewone taalgebruikers: stroop.
Met slade zijn we er nog niet. Ook de d tussen klinkers verdwijnt vaak samen met de klinker die erop volgde; net als bijvoorbeeld bij la dat afkomstig is van lade. Als zoiets bij slade gebeurt, dan zijn we waar we wezen moeten, namelijk bij sla.
Voor de herkomst van de betekenis van ons sla moeten weer terug naar ’t Italiaanse salada dat letterlijk betekent ‘dat wat gezouten is’, want sal is ’t Italiaanse woord voor ‘zout’. Dat was dus aanvankelijk de naam voor een gerecht. Gaandeweg is ’t woord salade de naam geworden voor de plant die daar ’t meest voor gebruikt werd. In die betekenis is salade zowat in alle talen van Europa en ook in vele talen daarbuiten terechtgekomen.
Vaak behield salade die twee betekenissen, wat ook tot verwarring leidt. Dat blijkt als je de vertaalmachine van Google inschakelt. Laat je Nederlands sla naar ’t Frans vertalen dan krijg je salade, maar ook bij Nederlandse salade rolt er ’t Franse salade uit, terwijl dat toch twee verschillende zaken zijn.
In ’t Nederlands bestaan de twee vormen sla en salade al heel lang, soms ook al met betekenisverschil. Uit 1599 zijn vermeldingen van sla in de betekenis ‘plant’ en in die van ‘gerecht gemaakt van sla’. In zo’n verwarrende situatie, ‘sla, maar wat bedoel je?’, kan er een specificatie ontstaan die die verwarring opheft. Bij Dodonaeus zien we dat in 1554 (’t jaar van zijn Cruydboeck) al gebeuren: hij schrijft crop salaet: “In Neerduytsch ghesloten Lautouwe ende crop salaet”.
In dit citaat staat ook een alternatieve benaming voor onze sla, namelijk lautouwe, ook geschreven als latuwe. Dat is een naam die veel ouder moet zijn dan dat salade.
Latuwe is ontleend aan ’t Franse laitue ‘kropsla’ (11e eeuw), dat teruggaat op ’t Latijnse lactūca. Lactūca is afgeleid van lac, dat ‘melk’ betekent. Dat woord vinden we in ’t Frans terug als lait. De sla werd zo genoemd vanwege het melkachtige sap, dat uit de steel komt.
In ’t Middelnederlands kwam ook een nog oudere vorm voor die rechtstreeks uit ’t Latijnse lactūca overgenomen is, ladic. Daar zit ook dat woord lac voor ‘melk’ in. Die overname moet gebeurd zijn in de Romeinse tijd, dus gedurende de eerste eeuwen van onze jaartelling. Dezelfde periode waarin ook de namen ui, prei, pruim in onze contreien binnenkwamen, tegelijk met die groentes natuurlijk.
Alle twee deze leenwoorden komen nu nog voor in de dialecten, latteke (uit lactuca, te zien aan die k) in Overijssel en latuw (uit laitue) in Zeeland. Misschien kan ik beter zeggen: kwamen daar voor, want zulke zeldzame woorden verdwijnen op den duur helemaal. Dat zal met deze woorden waarschijnlijk ook al wel ‘t geval zijn.
’t Schijnt dat voorheen ook ’t zaad van de kropsla geconsumeerd werd. Dat kun je trouwens beter laten want de gevolgen ervan zijn niet misselijk:
“T saedt vande lattouwe (mits dat tvloeyen van d’natuerlick saet beneemt / seght Galenus) bedwingt d’eenpaerighe oncuysche droomen / ende den lust van byslapen.” (Uit: Kruydtboeck, Mathias de Lobel, 1581)
Vertaling: ’t Zaad van de latouw (omdat dat ’t vloeien van ’t natuurlijke zaad (van de man) doet stoppen, zegt Galenus) beteugelt de aanhoudende onkuise dromen en de zin om de bijslaap te beoefenen.
Of dat klopt weet ik niet, maar wat dat melksap betreft, dat klopt in elk geval wel; heb ik zelf gemerkt toen ik de op 26 april gefotografeerde sla van hierboven ben gaan oogsten en er de wortelstronk afsneed. Meteen zag ik waarom kropsla ook latuw genoemd werd en in ’t Engels, lettuce, en ’t Frans, laitue nog steeds.
Uit de Nieuwsbrief van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, Zaandam, juni 2022.
Pek van Andel zegt
Mirabile dictu: als gymnasiast zocht ik eens ‘slaolie’ op in de Van Dale. ‘Olie voor de sla’ stond er, of woorden van die strekking. Maar in Enschede had je een ‘Olieslagweg’. Dat verwees waarschijnlijk naar de olie die daar indertijd werd ‘geslagen’, uit zaad met name, in een oliemolen, zo stelde ik mij dat voor. Over etymologie gesproken. Ik maakte de redactie van de Van Dale daar spontaan op attent. En kreeg een keurig met de hand geschreven briefkaartje terug met de boodschap dat ik gelijk had. Dat briefkaartje heeft toen nog heel lang in die Van Dale gelegen, bij het schutblad, waar alle woorden opgeschreven waren, die niet in de Van Dale stonden.
Jaren later kreeg ik kritiek, dat ik het woord ‘serendipiteit’ gebruikte, omdat dat woord niet eens in de Van Dale stond. Ik heb toen de redactie van de Van Dale in Utrecht gevraagd, dat woord er even in te zetten. Via Rik Schulz, die daar toen werkte, en die ik kende. Ik beschreef het als de kunst of de gave een ongezochte vondst te doen. Zo kwam het er toen ook in. Inmiddels parafraseert de Van Dale uit 1992 de omschrijving van Horace Walpole suboptimaal. Wat Walpole ‘sagacity’ noemt (scherpzinnigheid, letterlijk: ‘scherpe neus’, denk aan ‘flair’, dat ook naar onze speur neus wijst), noemt de Van Dale ‘intelligentie’, QED.
De uitdrukking ‘ongezochte vondst’ wordt nu gelukkig steeds meer gebruikt. Onder andere in het heerlijke boek ‘De vitaminepioniers’ van Rob van den Berg (Prometheus, 2024) over hoe de veroorzaker van beriberi, het ontbrekende rijstvliesje bij ‘gepolijste’ (geslepen) rijst, bij witte rijst dus, successievelijk werd ontdekt. Dat geschiedde naar aanleiding van de ’toevallige waarneming’ (Iets voor ‘waar’ aan-‘nemen’, dat je ’toe-valt’), dat er kippen waren, die zich ineens gedroegen alsof ze beriberi hadden. Toen dat nader werd onderzocht door Christiaan Eijkman, die al de hele tijd zocht naar de verwekker van beriberi, kreeg hij in de smiezen dat het zilvervliesje een stof moest bevatten, die kippen nodig hebben. Maar dat je ziek kon worden door het gebrek aan iets, daar was de brille van Gerrit Grijns voor nodig, de assistent en opvolger van Eijkmans.
Eigenlijk is dit een voorbeeld van pseudo-serendipiteit, een weinig sympathiek woord voor het bekende verschijnsel van de gezochte vondst langs ongezochte weg. Net als penicilline, en het vulkaniseren van natuurlijke rubber, dat zijn daar ook voorbeelden van.
Tot slot: In de twaalfde uitgave van de Van Dale, uit 1992, staat nog steeds bij slaolie: (v.(m.)) gezuiverde, uit noten, olijven of andere zaken geperste olie voor de bereiding van sla en andere spijzen, syn. arachisolie, spijsolie.
En bij serendipiteit staat: (v.) [<Eng. serendipity, naar de titel van een verhaal van Horace Walpole (1717-1797) The Three Princes of Serendip, waarin Serendib (Sri Lanka(], gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was.
Helaas, dat 'verhaal van Horace Walpole', is een sprookje, en wel van Amir Khusrau, die het in 1302 publiceerde, in het Perzisch. Walpole las er een Franse vertaling en bewerking van, waar hij naar verwees, bij de afleiding van zijn neologisme 'serendipity'.
"Errare humanum, perseverare diabolicum." Seneca sr, aut jr. dixit (de laatste was oom zegger van de eerste).
Voor een eerste directe vertaling van het sprookje over de 'Perigrinagio van de drie prinsen van Serendip' in modern Nederlands verwijs in naar mijn boek 'Serendipiteit, de ongezochte vondst', dat ik samen met Wim Brands bij Nieuw Amsterdam liet verschijnen, en waar inmiddels een derde en ook verbeterde druk
van is verschenen. Perigrinagio (omzwerving) komt van 'per ager', het tussen de akkers door' lopen, over de voetpaden, de wegen van vroeger, waar het woord 'pelgrim' ook van is afgeleid.
Rob Duijf zegt
‘(…) waarneming’ (Iets voor ‘waar’ aan-‘nemen’ (…)’
Dat is een merkwaardige ethymologische betekenisgeving, waarin het woordje ‘aan’ een belangrijke rol speelt.
Doorgaans zijn gebruikelijke synonieme betekenissen van waarnemen: ‘gewaarworden’, ‘aandacht schenken’, ‘aandachtig bekijken’, ‘gadeslaan’, ‘observeren’. (Afgezien van andere betekenissen als ‘de belangen van een zaak of persoon behartigen’, zorgdragen’).
Nu is waarnemen in beginsel in psychologische zin een precognitief proces: het brein neemt waar op basis van informatie uit de zintuigen. Vanuit die waarneming acteert het brein; stuurt het brein het lichaam direct aan.
Er is kennelijk ook cognitief ‘waarnemen’: op basis van eerdere informatie vormt het denken een ‘waarnemer’ die ‘iets’ ‘waarneemt en op grond daarvan reageert. Die waarnemer is echter niet objectief aantoonbaar als structuur in het brein; het is een denkproduct, geen op zichzelf(be)staande entiteit. Het denken zelf neemt niets waar. Het heeft geen zintuigen en is wexen niet meer dan een complex neurobiologisch proces van informatieverwerking in get brein.
Niettemin kan die subjectieve, illusoire waarnemer van alles vinden over hetgeen hij waarneemt, op basis van eerder verkregen kennis. Dat kan intellectueel logisch en rationeel beredeneerd zijn, zoals wetenschappers dat doorgaans beweren te doen; het kan echter ook volslagen willekeurig en irrationeel zijn, zoals in de denkwereld van gelovigen en complotdenkers. In die zin kunnen mensen iets ‘voor waar aannemen’ op basis van wat ze vooraf al dachten dat ‘waar’ is. Mensen hebben echter ook het cognitieve vermogen om de eigen bevindingen kritisch te beschouwen; als dat voortkomt vanuit het besef dat het denken in psychologische zin sowieso subjectief is, wordt het pas echt interessant.
Kortom: er is een wezenlijk verschil tussen het precognitief waarnemende vermogen van het brein en de directe actie die daaruit volgt; en de cognitieve respons van het subjectieve denken. In die zin is ‘waarnemen’, ‘observeren’, dus zeker niet hetzelfde als ‘iets voor waar aannemen’.
Pek van Andel zegt
Diligente Rob Duijf,
Nota bene: bij serendipiteit, gedefinieerd als een ‘verrassende waarneming, die vervolgens correct wordt geduid’, gaat het wel degelijk om ‘waarnemen’ in de zin van ‘iets voor waar aannemen’.
Op deze ‘zetel’ kunt u in dezen een academisch artikel over serendipiteit van mij lezen (in dit geval een gratis versie van wat ooit verscheen in het BJPS, het gezaghebbende britse tijdschrift voor wetenschapsfilosofie: https://www.wur.nl/upload_mm/5/a/b/28cef998-bcc4-43de-9b2e-250b3169729e_Pek%20van%20Andel.pdf
Inmiddels is er zelfs een ‘Serendipity Society’ opgericht, waar u overigens gratis lid van kunt worden.
Totus tuus,
Pek van Andel, Feerwerd (Gn.)