Een van de mooiste boektitels van de twintigste eeuw is misschien wel La storia van Elsa Morante: ‘De geschiedenis’ in de dubbele betekenis van dat woord als ‘het geheel van gebeurtenissen uit het verleden’ als ‘het verhaal’. Er is een genre van de literatuur die laat zien hoe het verhaal van het individuele leven bepaald, vermalen, vermorzeld kan worden door de grote stroom van De Geschiedenis – in Morantes boek is dat de Tweede Wereldoorlog.
Ik kom terug van Adriaan van Dis, misschien wat minder wijds opgezet dan Morantes boek, hoort ook bij dit genre. Het is het verhaal van een bejaarde zoon die ergens aan het begin van de 21e eeuw door zijn hoogbejaarde moeder ontboden wordt. Ze wil haar verhaal vertellen zodat hij er een boek van kan maken, en ze wil dood. En de zoon moet voor allebei zorgen.
Het verhaal van de moeder is een verhaal van de twintigste eeuw – een verhaal dat begon op het Brabantse platteland, waar ze opgroeide als jonge protestantse vrouw uit een betrekkelijk gegoede familie. Maar het is vooral het verhaal van de uitlopers van het Nederlandse kolonialisme, want de vrouw kwam terecht in Nederlands Indië, waar ze haar eerste man verloor in de gevechten en haar tweede man vond.
Al het geweld heeft niet alleen de vrouw en haar tweede man getekend, maar ook de zoon die, hoe oud hij inmiddels zelf ook is, voor altijd een geknakte jongen is gebleven die zelf bijvoorbeeld nooit een gezin heeft gesticht – er is een LAT-relatie met een grote liefde, maar er zijn geen kinderen – en als lezer krijg je de indruk dat dit te maken heeft met zijn gerichtheid op zijn ouders die hij tegelijkertijd zo zelden gesproken heeft, en hun geknaktheid door de geschiedenis.
De 21e eeuw is toch al weer een eindje op weg, maar de 20e is nog lang niet voorbij.
De moeder hecht bovendien heel sterk aan allerlei oosterse wijsheden – de Bhagavad Gita, het Tibetaanse dodenboek, de Tarot. De titel van het boek duidt op haar geloof dat een individu vaker dan eens meespeelt in de grote geschiedenis, dat het eigen verhaal in die zin niet alleen maar ondergeschikt is aan die geschiedenis, maar er in zekere zin ook weer aan ontstijgt.
Dan zit er nog een laag in het boek. Aan het slot vermeldt de auteur – die dezelfde naam heeft als het hoofdpersonage Van Dis – dat hij sommige zaken heeft verdraaid maar de hoofdlijnen wel degelijk naar waarheid heeft opgeschreven. Tegelijkertijd komt de verteller van Ik kom terug steeds weer terug op het motief liegen, dat volgens hem een familietrekje is van de familie Van Dis.
Niet alleen romanschrijvers, maar wij allemaal proberen voortdurend geschiedenissen te maken van het leven, maar die botsen voortdurend op allerlei manieren met de geschiedenis.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Inge Schilperoord, Muidhond (2015)
Robert Kruzdlo zegt
‘Schrijvers maken er een potje van, omdat al wat zij wensen uit dat potje komt; want ook zij vrezen, goeds, heerlijks en zijn de leugens de praalwagens van hun smaak.’ Dit zei mijn overgrootmoeder zo ongeveer. Alles gaat zo ongeveer. Ongeveer moet alles zijn.