Uiteindelijk gaan alle romans over de kracht van verhalen. Ik geloof dat dit nog te weinig besproken is voor FIkry El Azzouzi’s Drarrie in de nacht (2014).
Er was zeker bij het verschijnen van de roman ook van alles dat er op het eerste gezicht van afleidde. Drarrie in de nacht gaat over vier puberjongens in een dorp in het Waasland, die al dan niet naar eigen keuze een leven leiden aan de zelfkant van dat dorp: ze experimenteren met drugs, ze overvallen mensen, ze steken een gebouw in brand, ze gaan naar de hoeren. Maar wat 10 jaar geleden vooral opviel: ze voelen zich aan het einde van het boek heel erg aangetrokken door de jihad en willen naar Syrië trekken. Het boek maakte daarmee voor lezers iets inzichtelijks in de radicalisering – inmiddels is dat geloof ik alweer een minder hot topic.
Maar wat Drarrie in de nacht vooral laat zien is dat het jihadisme een verhaal was. De jongens komen er in aanraking mee doordat een van hen – een witte jongen, de enige van de drarries (vrienden), die zich bekeert heeft tot de islam en zich Karim noemt – met een veel oudere vrouw trouwt. Zij heeft al verschillende mannen gehad, die allemaal in verschillende landen zijn gaan vechten en niet zijn teruggekeerd. Ze vertelt hun geschiedenissen aan de jongens en steekt ze daarmee aan: misschien is dit dan een manier om hun leven daarmee vorm te geven.
En zo is ieder van de jongens bezig met een verhaal. Het duidelijkst is dat misschien wel voor Ayoub, de verteller van het verhaal, een jongen van Marokkaanse herkomst die zelfs expliciet de ambitie heeft om schrijver te zijn en daarom alles opschrijft. De suggestie is dat Drarrie in de nacht het boek is dat hij schrijft, en ook dat dit boek, het zo openlijk vertellen van dit verhaal, hem uiteindelijk in de problemen heeft gebracht.
Ayoub! Jij zult beroemd worden. Je notitieboekje zal een bestseller worden. Criminelen verkopen heel goed. Laat staan als je dood bent. Dat zou pas verkopen. Ik zei toch dat je de trein moest nemen. Fouad heeft toch ook de trein genomen? Neem de trein en je zult eindelijk iemand worden. Gedaan met het eeuwige debiel zijn.
De trein halen is hier een eufemisme voor zelfmoord plege, zoals Fouad, de andere Marokkaan in de vriendengroep heeft gedaan, nadat hij zich een tijdje door een veel oudere man, een ‘kunstenaar’, een tijdje heeft laten onderhouden. Het was die ander die Fouads verhaal overnam, waar de jongen zelf eerder voortdurend bezig was om zijn lichaam zo goed mogelijk te trainen.
Ook de twee niet-Marokkanen in de groep zijn op zoek naar een verhaal, en misschien wel naar iemand die hun verhaal voor ze kan maken. Maurice heeft een vader uit Ivoorkust en een Belgische moeder, probeert onafhankelijk te worden en vestigt zich daarom in een pand bij een junk – het is voor iedereen duidelijk dat de omstandigheden daar vreselijk zijn, maar Maurice houdt eraan vast. Karim, die bij zijn geboorte Kevin heeft, hangt op een veel serieuzere manier aan zijn moslim-zijn. Alleen al door zijn naam te veranderen probeert hij de hoofdpersoon te worden van een verhaal.
De jongens zijn alle vier geboren in ellendige, maar vooral ook vormeloze omstandigheden. Voor de mens is het onmogelijk om een leven te leiden dat niet op de een of andere manier een verhaal is – ook als dat verhaal in de loop van de tijd verandert. Je identiteit is niet alleen de mededeling: dit ben ik nu, maar ook: hier kom ik vandaan, en hier ga ik naartoe. Als we jonge mensen geen mooie verhalen aanreiken, zegt Drarrie in de nacht, dan gaan ze zelf op zoek, en komen ze uiteindelijk uit bij een verhaal dat rechtstreeks leidt naar de dood. Of die nu in Syrië is of onder een trein die door het Waasland rijdt.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Adriaan van Dis, Ik kom terug (2014)
Laat een reactie achter