De Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog die nu alweer honderd jaar achter ons ligt, hoe was die nu echt? De verteller van het eerste deel van Oorlog en terpentijn probeert daar dichterbij te komen. Hij werkt aan zijn boek rond het jaar 2012, en tegen de klippen op, want hij weet dat er binnenkort “aan de schier onoverzichtelijke reeds bestaand historisch materiaal nog een dam van boeken” zal worden toegevoegd:
boeken even talloos als de zandzakken in de IJzervlakte, ijverig gedocumenteerde, historische, verzonnen romans en verhalen, terwijl ik, die over het privilege van zijn memoires beschikte, deze schriften angstvallig gesloten hield, zelfs de eerste bladzijde niet durfde op te slaan, wetend dat dit mijn afrekening zou worden met een stuk van mijn eigen geschiedenis, een verhaal dat, als ik er geen spoed achter zette, zou verschijnen op het ogenblik dat de lezer zich geeuwend zou afkeren van weer een boek over die vervloekte Grote Oorlog,
De memoires waarover Hertmans beschikt zijn die van zijn grootvader – die zijn herinneringen van het front in de jaren en zestig en zeventig opschreef en deze vlak voor zijn overlijden in 1981 aan zijn kleinzoon ter hand stelde. Stefan durfde er nooit iets mee te doen.
Wat is de reden om er wel iets mee te doen? Misschien omdat het een afrekening is met het eigen verleden, maar misschien ook omdat het hier niet gaat om een ‘verzonnen roman’ maar om een werkelijk verhaal, door iemand die letterlijk zelf met de poten in de modder heeft gestaan, kameraden heeft zien omkomen, gedood is.
In Oorlog en terpentijn vertelt Hertmans dat verhaal, in drie delen: deel 1 over het leven voor de oorlog, deel 2 over de oorlog en deel 3 over het leven erna. In het middelste deel is de ik-persoon de grootvader. Het wordt niet expliciet gemaakt in hoeverre dit deel nu ook op zijn schriften is gebaseerd en in hoeverre de kleinzoon, die schrijver is, hier aan gesleuteld is, hier zelf toch ook nog aan het woord is, bezig met zijn ‘afrekening’. Die kleinzoon is in ieder geval in de andere twee delen aan het woord, vertellend over zijn grootvader. Her en der zijn door de tekst foto’s geplaatst, afbeeldingen die moeten laten zien in hoeverre wat hier staat echt is, want Oorlog en terpentijn is een boek in de negentiende-eeuwse traditie van de roman die gebaseerd is op een ‘gevonden’ manuscript en die de eigen waarheid daarmee wil documenteren.
Oorlog en terpentijn wil geen ‘verzonnen roman’ zijn, maar paradoxaal genoeg wel een roman, door de stijl, door de manier waarop over wat er verteld wordt is nagedacht, door hoe allerlei elementen steeds weer terugkomen. En vooral wil het boek kunst zijn, kunst over verschrikkingen waarover je misschien eigenlijk geen kunst kunt maken.
Intrigerend genoeg is de hoofdpersoon, grootvader Urbain Martien, emotioneel een nogal vlakke persoon, iemand die het hele leven lijkt te overkomen. Hij groeit op in een armoedig gezin, werkt als jonge man onder andere in een smidse en een ijzergieterij en raakt snel na de oorlog zijn grote liefde kwijt aan de Spaanse Griep om dan te trouwen met haar iets oudere zus. Hij schikt zich steeds in zijn lot en Hertmans beschijft hoe hij eigenlijk geen grote emoties bij zichzelf toestaat.
Ondertussen heeft hij wel de grote ambitie om te schilderen. Hij gaat daarbij nooit echt de diepte in: technisch leert hij zichzelf veel aan, maar inhoudelijk blijft het bij vrij ongeloofwaardige clichés. Je vermoedt als lezer allerlei gevoelens bij grootvader, maar die worden nooit echt geuit.
Precies dat maakt Oorlog en terpentijn misschien wel zo echt: de hoofdpersoon is weinig bijzonder en lijkt een weinig bijzonder gevoelsleven te hebben en raakt desalniettemin volkomen geknakt door de voortdurende orgie van dood en ellende die hij heeft meegemaakt. En die in het tweede deel passend genoeg wordt beschreven in een stijl die veel vlakker is dan in de andere delen – wat de gruwelen alleen maar onderstreept. Je leert de oorlog pas echt kennen, als je begrijpt hoe hij was voor gewone mensen.
Een aangrijpende scene is die waarin Stefan Hertmans op zijn dertienjarige verjaardag een bijzonder cadeau krijgt van zijn grootvader: een kostbaar horloge dat ondanks alle ellende al heel lang in de familie is. Wanneer hij opa wil omhelzen om hem te bedanken, laat hij het horloge kapot vallen op de grond. Grootvader raapt de scherven op, vloekt binnensmonds en verdwijnt de rest van de middag van het erf – dat is hoe hij de heftige boosheid en verdriet moet hebben geuit.
En die schuld heeft Stefan Hertmans later ingelost door later alsnog kunst te maken van het verhaal van die man.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Tom Lanoye, Gelukkige slaven (2013)
Laat een reactie achter