Misschien komt het doordat ik weet dat Joke van Leeuwen óók een groot aantal kinderboeken heeft geschreven, maar ik geloof dat ze zich in haar boeken voor volwassenen iets permitteert dat weinig schrijvers nog durven: een mooi verhaal vertellen. Een verhaal dat zich helemaal niet per se hoeft af te spelen op een plaats die aanwijsbaar is op de kaart – ook al vinden veel personages uitgerekend de plaats waar ze zich bevinden en de plaats waar ze vandaan komen heel belangrijk. Een verhaal dat weliswaar allerlei problemen uit onze eigen tijd aanraakt – het absurde wantrouwen tegen vreemdelingen bijvoorbeeld, ook als die vreemdelingen slechts een paar kilometer verderop liggen, simpelweg omdat we nu eenmaal een grens hebben getrokken –, maar waarvan je toch ook niet kunt zeggen dat het deze bekritiseert.
Een boek, kortom, waarvan de volwassen recensenten zich afvragen ‘wat heb ik eigenlijk gelezen?’ of ‘waarom moest dit geschreven worden?’ omdat het antwoord zo ongebruikelijk is. Je hebt een verhaal gelezen, een goed verhaal, een verhaal als een schilderij, dat geschreven moest worden omdat er verhalen geschreven moeten worden, niet per se omdat je daar iets van leert, of omdat je op allerlei nieuwe gedachten wordt gebracht, maar omdat soms iemand een wereld moet laten zien.
Hier is zo’n verhaal, uit een grensgebied, over een jongen die opgroeit tot man, Bardo, over zijn vader die voor de douane werkt totdat dit werk overbodig wordt omdat de barrière zo hoog wordt dat niemand nog de grens over kan steken, en over zijn vrouw, Mara, die het beste van het leven wil maken onder steeds lastiger omstandigheden – inclusief de omstandigheid dat haar man steeds weerbarstiger wordt. En over hun dochtertje die ze Kleine noemen, en die in weerwil van die naam opgroeit.
‘Gaat’ Hier ‘over’ grenzen, migratie, over de behoefte aan iets vertrouwds in je leven, over het verlangen om de dingen allemaal juist net een beetje anders te doen? Mij lijkt het niet juist om dat te zeggen. Die thema’s spelen een rol in de structuur van het boek, ze worden aangeraakt, ze drijven de personages. Maar als je zegt dat een boek ergens over gaat, zeg je dat het thema op de een of andere manier wordt behandeld, dat je na het lezen op de een of andere manier iets hebt geleerd. En hoewel dat laatste misschien zo is, lijkt het me niet de bedoeling van Hier om wat dan ook te behandelen.
De bedoeling is om een verhaal te vertellen.
Aan het eind van het boek wordt een traditioneel feest gevierd – een feest waarvan eerder ook al sprake was – waarbij de volwassenen van het dorp zich een avond lang onherkenbaar verkleden, cafés bezoeken, bier drinken. Een soort carnaval, maar dan in het najaar, en zo georganiseerd dat aan het eind van de avond iedereen op het schoolplein de maskers afzet. Mij lijkt dat geen parodie op carnaval, en ook geen poging van de schrijver om de lezer het aloude motto ‘al siet men de luy, men kent se sεdaerom niet’ duidelijk te maken. In plaats daarvan worden volgens mij bij de lezer de gevoelens en de associaties opgeroepen die dit soort feesten hebben. Je wordt in staat gesteld iets voor je te zien en iets te voelen – een klassieke functie van kunst, maar een die we niet veel meer terugzien.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Rachida Lamrabet, Vertel het iemand (2018)
Dit stuk verscheen eerder op Marc las
Mara Zijlstra zegt
Great review, Marc – now I really want to read it!