Het tuurtouw beschouw ik als een hoogtepunt in het oeuvre van Jeroen Brouwers. Hij schreef het boekje in 1989 na het overleden van de uitgever en schrijver Geert van Oorschot, met wie Brouwers bevriend was, en wel op een heel gecompliceerde manier. De twee mannen zeiden elkaar vaak de waarheid, maar waren daar allebei niet per se tegen bestand. Dan spraken ze elkaar maandenlang niet, en kwam het uiteindelijk toch weer goed.
Het tuurtouw is zo mooi omdat het die vriendschap beschrijft. Over vriendschap wordt te weinig geschreven. Het beste wat er over te zeggen valt, is nog altijd wat Michel de Montaigne erover schreef, na de dood van zijn vriend Etienne de La Boétie: Als ik zou moeten zeggen waarom ik van hem hield, weet ik daar geen antwoord op dan slechts dit: “Omdat hij het was, omdat ik het was.”’ Dat is precies wat Brouwers prachtig weet uit te drukken: hoe een oudere man en een jongere man die voortdurend ruzie maken, toch vrienden weten te zijn:
Hij kon zoveel warmte uitstralen dat het soms benauwend werd, – als een te hoog opgestookte vulhaard in een klein vertrek. Hij was een beste vriend, maar soms moesten de ramen even open.
De Briefwisseling 1968-1986 die nu bij Atlas Contact verscheen geeft een meer complete versie van de vriendschap: alle overgebleven brieven van Brouwers en die van Van Oorschot. Er is duidelijk een heleboel verdwenen, maar er is toch ook wel genoeg over. Tegelijkertijd is het heel handig om Het tuurtouw erbij te hebben, en Atlas Contact heeft het gelukkig voor de gelegenheid ook opnieuw uitgegeven.
Het is een correspondentie tussen twee mopperaars, maar mopperaars die mopperen uit liefde. Ze delen een aantal van die liefdes, bijvoorbeeld voor de drank, maar de meeste aandacht gaat uit naar de literatuur. Brouwers doet als het 250e nummer van het door Van Oorschot uitgegeven tijdschrift Tirade eraan komt, de volgende suggestie:
Ik zag als afsluiting van het nummer voor me: een staat of lijst waaraan alle medewerkers aan dat nummer zouden bijdragen, bevattende de slechtste werken (van welke aard dan ook) in de jaren zeventig, de literaire prijzen die ten onrechte zijn toegekend, een lijst van de grootste schurken en hun daden, een lijst van de grootste stommelingen, enzovoort.
Dat zou nog steeds wel een aardig idee zijn, voor het eerste kwart van de 21e eeuw, naast alle lijstjes met ‘het beste’ die de komende tijd overal gaan verschijnen.
Van Oorschot heeft nooit een boek van Brouwers uitgegeven, al hebben de mannen er wel af en toe over gecorrespondeerd. Gelukkig maar: hij laat in zijn brieven aan Brouwers dingen zien die hij in eerder gepubliceerde brieven, die vooral gericht waren aan schrijvers in die wél in zijn fonds zaten, minder liet zien, een vorm van misanthropie bijvoorbeeld die ook betrekking had op de uitgeverij:
Ik ben vroeg naar huis gegaan, het dagelijks gareel benauwde me meer dan andere dagen; een paar telefoongesprekken, die mij twijfelen deden of er nog gezond verstand onder de mensen aanwezig is; de gracht somber, met violet licht in de ruiten van de overkant, een soort doodslicht; natte sneeuw, die de illusie geeft van winter, maar laf en onsubstantieel is als bijna alles wat in Holland ‘uit de hemel neerdaalt’.
Het wonderlijkste van deze Briefwisseling is wat mij betreft uiteindelijk wel de vriendschap zelf. De mannen spreken elkaar zelden over de telefoon en gaan nog minder vaak bij elkaar op bezoek. Er zijn alleen die brieven, en zelfs die soms maandenlang niet. Toch voel je een oprechte sympathie – het wonder van de vriendschap.
Als ik zou moeten kiezen met het pistool op de borst, zou ik voor de compacte elegie van Het tuurtouw gaan. Maar om allebei de kanten te horen en dat in nog veel meer detail, daarvoor heb je de Briefwisseling nodig.
Dit stuk verscheen eerder op Marc las!
René Appel zegt
Met zo’n titel weet je wel lezers te trekken!