Rhijnvis Feith (1753-1824) overleed tweehonderd haar geleden. Vorige week verscheen de hertaling van zijn sentimentele briefroman Julia. Het boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1783 en beleefde vier herdrukken tijdens het leven van Feith, de laatste keer in 1824 toen het werd opgenomen in zijn verzameld werk. Ook werd het in het Duits, Frans en Russisch vertaald, voor die tijd redelijk uitzonderlijk.
De kortste samenvatting staat in Gids voor de wereldliteratuur van Jet & Pieter Steinz: ‘strenge vader dwarsboomt liefdespaar’. Inderdaad komt het daarop neer. En omdat Julia en Eduard niet mogen trouwen, gaat Eduard op reis. Ze blijven elkaar schrijven en weten zeker dat ze in het hiernamaals voor eeuwig samen zullen zijn als ze hier op aarde een deugdzaam leven leiden. Dan schrijft Julia dat haar vader toch akkoord gaat met een huwelijk. Eduard snelt naar huis, maar stuit daar op een begrafenisstoet. Het blijkt om Julia te gaan. Overmand door verdriet koopt hij een huis met uitzicht op het kerkhof en haar graf.
Of de dichter zelf overtuigd was dat een succesroman zou worden, valt nog te bezien. In het eerste hoofdstuk, een brief aan zijn vriendin Sophie die hem blijkbaar heeft overgehaald een verhaal te schrijven over de ware en deugdzame liefde, voorziet hij dat hij uitgelachen zal worden:
‘Ach, ik voel het maar al te goed, mijn Julia is niet geschikt voor de achttiende eeuw. Een eenvoudig verhaal over twee tedere zielen, die elkaar oprecht beminnen zoals onze voorouders de afgelopen honderden jaren elkaar bemind hebben. En ook al krijgen we steeds meer afkeer van hun brave manier van leven, toch wordt zo mijn hele Julia! Geen spannende gebeurtenissen, geen onverwachte ontwikkelingen, zelfs geen lieflijke onbenulligheden; doordat dit alles ontbreekt, kan ik de waardering van het grootste deel van de lezers wel vergeten. Voeg hieraan toe dat het over een liefde gaat die zonder deugd niet bestaat, ach, dat laatste zal alles bederven! Men zal me uitlachen en het zal met mij gedaan zijn.’
Zijn vrees werd waarheid, want naast positieve en ook enkele kritische reacties werd er inderdaad een parodie geschreven. In 1793, dus tien jaar na het verschijnen van Julia, publiceerde de Amsterdamse boekverkoper J. van Gulik een almanak met als titel ‘Sentimentele tydwyzer voor het jaar 1794’. Een van de stukken daarin was: ‘eene verkorte Parodie van de Julia, door den Heer Mr. R. Feith’.
De parodie volgt dezelfde opbouw als die van het oorspronkelijke verhaal, alleen zijn de afzonderlijke hoofdstukken veel korter. Tot in detail wordt het verhaal op de hak genomen. Julia is alles behalve een deugdzaam meisje, ze houdt namelijk wel van een potje ‘knuffelen’. En haar vader stemt niet in met een huwelijk, maar als Julia hem vertelt dat ze zwanger is, mag het plotseling wel. Ook de typografie van Feith wordt expliciet genoemd: ‘Ja, naar de eeu-wig-heid! Kijk, ik schrijf het op zoals je het huilend zou zeggen. Want hoewel ik niet huil, geloof ik dat mijn ziel huilt, omdat zij me zegt dat ik die woorden zo in brokken en stukken moet schrijven.’
Feith probeerde niet alleen in zijn woordkeuze het gevoel van beide hoofdpersonen uit te drukken, maar ook in de typografie en zinsbouw. Dat kan vlot doorlezen in de weg zitten, zeker voor scholieren. De vele gedachtestreepjes heb ik in de hertaling weggelaten, we zijn inmiddels wel gewend aan het lezen van gevoelens en innerlijke gedachtestromen van personages. De lange zinnen heb ik opgeknipt, Feith grossierde in beknopte bijzinnen waaruit soms lastig was op te maken wat het verzwegen onderwerp was. Daarnaast zijn archaïsche woorden vervangen en is de spelling aangepast.
Een korte rondgang langs verschillende lesmethodes van de afgelopen decennia leert dat de schrijver en zijn bekendste werk langzaam naar de achtergrond dreigen te verdwijnen. In de meest recente methodes komen Feith en Julia niet meer voor. Er is natuurlijk genoeg informatie te vinden, maar voor nieuwe docenten biedt een methode vaak houvast en als een schrijver of een titel daarin niet meer genoemd worden, is de kans groot om langzaam uit het collectieve geheugen te verdwijnen. In de klas behandel ik het werk nog elk jaar, met leerlingen lees ik een fragment en we kijken naar de manier waarop Feith het gevoelige innerlijk van de hoofdpersonen trachtte over te brengen. Helaas heb ik nooit een leerling kunnen verleiden het hele boek te lezen. Met deze hertaling zal dat hopelijk veranderen. Omdat het boek slechts 132 bladzijden telt, is het ook zeker geschikt om voor te lezen in de klas. De luchtige parodie is een mooie tegenhanger van het zwaardere verhaal over de brave Julia en Eduard. Maar er zijn ook tijdloze onderwerpen uit het verhaal die interessant zijn om over in gesprek te gaan met leerlingen: liefdesverdriet, trouw, godsdienst, het hiernamaals of de bemoeienis van ouders met de partnerkeuze van hun kinderen. Ik hoop dan ook van harte dat Julia het in haar nieuwe jasje zal redden in de eenentwintigste eeuw.
Ronald V. zegt
Uren, dagen, maanden, jaren,
vliegen als een schaduw heen !
Ach, wij vinden waar wij staren,
niets bestendigs hier beneên !
Op de weg die wij betreden,
staat geen voetstap die beklijft;
Al het heden wordt verleden,
schoon ’t ons toegerekend blijft.
Rhijnvis Feith
Leuk om met de klas te zingen. Daarna mag men er vlot een rap van maken.