Deel 2: De eindtermen
In oktober zijn de nieuwe conceptexamenprogramma’s Nederlands verschenen, opgesteld door een vakvernieuwingscommissie die bestond uit leraren vmbo en havo/vwo, vakexperts, curriculumexperts en een procesregisseur. De conceptexamenprogramma’s hebben betrekking op vmbo-bb, vmbo-kb, vmbo-gl/tl, havo en vwo en bestaan uit een karakteristiek van het vak, gevolgd door de eindtermen die tezamen het examenprogramma vormen. Ze zijn voorzien van een uitgebreid toelichtingsdocument, waarin keuzes worden verantwoord en ook een verdeling wordt voorgesteld van eindtermen over het centraal examen en het schoolexamen.
In de vorige bijdrage ben ik ingegaan op het toelichtingsdocument, en in het bijzonder op de voorstellen voor de verdeling van de eindtermen over centraal en schoolexamen. Deze bijdrage is een bespreking van de eindtermen.
Domeinen en subdomeinen
De eindtermen zijn voor alle schooltypes verdeeld over drie domeinen: Communicatie, Taal en Literatuur. Het domein Communicatie bevat 8 eindtermen, verdeeld over de subdomeinen Receptieve taalvaardigheid, Productieve taalvaardigheid en Interactie. Het domein Taal bevat 7 eindtermen (vmbo 6), verdeeld over de subdomeinen Taal als Systeem en Taal in Beweging. Het domein Literatuur bevat 4 eindtermen (vmbo 3), verdeeld over Literatuur als Systeem en Literatuur in Beweging. In totaal zijn er dus 19 eindtermen (vmbo 17).
Het huidige examenprogramma havo/vwo bevat 9 eindtermen, het huidige examenprogramma vmbo 11. Er is dus sprake van een flinke toename van eindtermen.
Nieuwe inhouden
Maar dat zegt natuurlijk niet alles. Belangrijker is de mate waarin leerlingen geconfronteerd worden met nieuwe inhouden die deel uitmaken van de nieuwe eindtermen. Het Toelichtingsdocument van de vakvernieuwingscommissie somt die zelf op. Voor vmbo zijn dat “het beoordelen van de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van zowel gesproken als geschreven bronnen, genrekennis, inzicht in taalvariatie, taalgebruik en overtuigingskracht van taal”(p. 65). Daarna worden nog genoemd creatief taalgebruik, gesprekken voeren om gezamenlijk te redeneren, kennis over argumentatief taalgebruik, en kennis over taalvariatie en taalverandering (p. 65-66).
Voor havo gelden dezelfde nieuwe inhouden. De commissie noemt daar ook als nieuwe inhouden “aandacht voor het literaire veld en de rol van literatuur in de samenleving” en de verhoging van het aantal te lezen literaire werken (p. 67). Die nieuwe inhouden gelden overigens evenzeer voor vmbo, blijkt uit de eindtermen, maar onder het kopje vmbo worden ze vreemd genoeg niet genoemd.
Voor vwo gelden dezelfde nieuwe inhouden als voor havo.
Overladenheid
Voor vmbo zijn er twee jaar (leerjaar 3 en 4) waarin deze nieuwe inhouden onderwezen en geëxamineerd kunnen worden, voor havo eveneens twee jaar (leerjaar 4 en 5) en voor vwo drie jaar (leerjaar 4, 5 en 6).
Mijn inschatting is dat het nieuwe examenprogramma vmbo, gegeven de geringe hoeveelheid tijd en de grote hoeveelheid nieuwe inhouden, onhaalbaar is. Bij havo zou het examenprogramma haalbaar kunnen zijn als leerjaar 3 ook tot examenjaar verklaard zou worden, anders niet. Voor vwo lijkt het examenprogramma me, gegeven de ruime hoeveelheid tijd, niet onhaalbaar.
De vakvernieuwingscommissie hanteert drie argumenten om te betogen dat de programma’s wel haalbaar zijn (p. 29-30). Het eerste is: “Veel van de inhouden zijn in onderwijs en onderzoek al praktijk.” Dit argument wordt niet nader onderbouwd.
Het tweede argument luidt: “Omdat de geactualiseerde kerndoelen bovendien een goede basis leggen in kennis en vaardigheden, is de verwachting dat de geactualiseerde examenprogramma’s binnen de gestelde onderwijstijd gerealiseerd kunnen worden.” Dit argument zou opgaan als de nieuwe kerndoelen al vastgesteld, beproefd en ingevoerd waren, en bovendien een flink aantal jaren van kracht. Dat alles is (nog) niet het geval, wat dit argument tot toekomstmuziek maakt.
Het derde argument luidt: “Ook bieden de eindtermen veel mogelijkheden om inhouden geïntegreerd aan te bieden in de onderwijspraktijk, waarbij een sterke koppeling tussen kennis en vaardigheden kan worden gerealiseerd. Zo kan de taalvaardigheid worden vergroot in realistische contexten waarin receptieve, productieve en interactieve vaardigheden in samenhang aangeboden worden. Denk aan het lezen, bekijken en beluisteren van rijke teksten en hierover met elkaar in gesprek gaan om de inhoud te doorgronden. Aan de hand van gelezen teksten kunnen leerlingen schrijf- of spreekopdrachten uitvoeren, zoals het houden van een presentatie of het maken van een vlog.” Dit is het vaker gehoorde ‘samenhang-argument’: vaardigheden onderwijzen in samenhang zou tijdwinst opleveren. Maar dat is niet per definitie het geval.
Samenhang en reflectie
Soms hoor je een leraar na een uitgevoerde samenhangende lessenserie of project enthousiast verklaren: “Ze hebben gepraat, gelezen, geluisterd én geschreven!” Zeker. Maar de vraag is: hebben ze er ook iets van geleerd?
Om een vaardigheid goed te leren beheersen, moet je die niet alleen oefenen, maar ook regelmatig op het oefenen reflecteren, zo weten we uit de leerpsychologie. Het doel van die reflectie is dat je zwakke en sterke punten van je taakuitvoering onder ogen ziet, de zwakke punten probeert te verbeteren, en de sterke punten vasthoudt. Dit geldt ook voor lees-, schrijf-, spreek- en luistervaardigheid. Als er op die vaardigheden niet gereflecteerd wordt, is er sprake van leren door doen-doen-doen, in plaats van leren door doen- reflecteren op doen- opnieuw en beter doen. Sommige leerlingen steken ook van incidenteel leren door doen-doen-doen wat op; de meeste leerlingen niet.
Bij goed samenhangend onderwijs in vaardigheden worden er voor elke vaardigheid leerdoelen gesteld, en wordt op het behalen van die doelen gereflecteerd. En die reflectie kost tijd. Daarom moeten er van de tijdwinst die samenhangend onderwijs oplevert, geen wonderen worden verwacht.
De relatie tussen de eindtermen en de examinering
Bij de huidige examenprogramma’s havo/vwo en vmbo is de opzet dat iedere eindterm getoetst wordt, in het centraal examen of in het schoolexamen. Als dat in de nieuwe examenprogramma’s ook het geval zou zijn, zou dat leiden tot een zwaar overladen schoolexamen.
Een dergelijke een-op-een-relatie tussen eindterm en examinering lijkt niet de bedoeling van de vakvernieuwingscommissie. Ze heeft de eindtermen ingedeeld als B(eheersing), E(rvaring) en H(ybride). Beheersingsdoelen beschrijven de te realiseren leeropbrengsten: minimale streefwaarden met betrekking tot kennis, vaardigheden en houdingen. Ervaringsdoelen beschrijven welke inspanning van een leerling wordt verwacht met het oog op ervaringen of expressieve reacties. In de praktijk is er, aldus de commissie, vaak sprake van een hybride uitwerking van eindtermen: één eindterm bevat zowel een beschrijving van leeropbrengsten als ervaringen (p. 33 van het Toelichtingsdocument).
De commissie legt niet uit wat dit nu betekent voor de examinering. Een voor de hand liggende interpretatie is dat Beheersingsdoelen getoetst worden in het centraal examen of schoolexamen, en dat Ervaringsdoelen alleen deel uitmaken van het onderwijsaanbod en niet van de examinering. Maar hoe zit het dan met de Hybride doelen? Hierover zou duidelijkheid moeten worden verschaft, ook in het licht van potentiële overladenheid van het schoolexamen.
De eindtermen van het domein Communicatie
Het domein Communicatie bevat 8 eindtermen, verdeeld over de subdomeinen Receptieve taalvaardigheid, Productieve taalvaardigheid en Interactie.
De drie eindtermen Receptieve taalvaardigheid hebben betrekking op (1) begrip tonen van zakelijke en literaire teksten, passend bij het lees- of luisterdoel; (2) evalueren van zakelijke en literaire teksten, passend bij het lees- of luisterdoel; (3) doelgericht informatie verwerven uit mondelinge, schriftelijke en digitale bronnen. Het zijn alle drie Beheersingsdoelen. Een nieuw en opvallend element is de vermelding van literaire teksten in eindtermen 1 en 2, waarmee het toch al ruim bedeelde domein Literatuur ook deel gaat uitmaken van het domein Communicatie.
De drie eindtermen Productieve taalvaardigheid hebben betrekking op (4) schrijven afgestemd op doel, publiek en context; (5) spreken afgestemd op doel, publiek en context; (6) taal gebruiken op een creatieve manier. De eerste twee zijn Beheersingsdoelen, het derde is een Ervaringsdoel. Bij de eerste twee is in de toelichting sprake van: “teksten uit zakelijke genres, gerelateerd aan literaire, maatschappelijke en opleidingscontexten.” Ook hier dus Literatuur als nieuw element, waarbij mij niet duidelijk is wat bedoeld wordt met een ‘literaire context’.
De twee eindtermen Interactie hebben betrekking op (7) gesprekken voeren afgestemd op doel, gesprekspartner(s) en context en (8) gesprekken voeren om tot kennisopbouw, begrip of een aanpak te komen. De eerste is een Beheersingsdoel, de tweede een Hybride doel. De formulering van de tweede eindterm Interactie is m.i. nodeloos ingewikkeld. In de concept-kerndoelen wordt gesproken van ‘Gesprekken voeren om te leren’. Dat is precies waar het ook hier om gaat, dus noem het dan ook zo.
Behoudens de kritische noten hierboven vind ik dit een goede set eindtermen, die dekkend is voor de noodzakelijke inhouden van het domein Communicatie.
De eindtermen van het domein Taal
Het domein Taal bevat 7 eindtermen (vmbo 6), verdeeld over de subdomeinen Taal als Systeem en Taal in Beweging. Taal als Systeem bevat twee eindtermen: (9) inzicht tonen in zakelijke en literaire genres en (10) beoordelen van de overtuigingskracht van argumentatie. Beide zijn Beheersingsdoelen.
Taal in Beweging bevat vijf eindtermen die betrekking hebben op (11) redeneren over de relatie tussen vorm en betekenis van taal, (12) inzicht tonen in en reflecteren op taalvariatie, (13) inzicht tonen in en reflecteren op het effect van keuzes in taalgebruik in verschillende contexten, (14) inzicht tonen in en reflecteren op de mogelijkheden en beperkingen van digitale communicatiemiddelen en (15) verbanden leggen tussen ervaringen, persoonlijke interesses en kwaliteiten, vervolgopleidingen en toekomst. 11 tot en met 14 zijn Hybride doelen, 15 is een Ervaringsdoel. Eindterm 11 geldt alleen voor havo/vwo.
De eindtermen van het eerste subdomein zijn m.i. zinnig, als ze tenminste ten dienste worden gesteld van het domein Communicatie, en niet het accent wordt gelegd op het aanbrengen en afvragen van losstaande kennis.
Eindterm 12 is m.i. op zich zinnig. Maar als er geschrapt moet worden, kan het hier: er is een vrijwel gelijkluidend kerndoel.
Eindtermen 13 en 14 zijn m. i. zinnig, als ze tenminste ten dienste worden gesteld van het domein Communicatie, en niet het accent wordt gelegd op het aanbrengen en afvragen van losstaande kennis.
Tenslotte is er eindterm 15, waarvan je je slechts kan afvragen waarom hij aanwezig is in dit domein.
De bijzondere gang van zaken rond eindterm 11 van het domein Taal
Als er ergens geschrapt moet worden om de overladenheid van het examenprogramma tegen te gaan, is het wel eindterm 11, redeneren over de relatie tussen vorm en betekenis van taal. De totstandkoming van deze eindterm wordt ronduit komisch beschreven in het Toelichtingsdocument: ”De advieskring gaf aan dat zij de concepteindterm met betrekking tot inzicht in de relatie tussen vorm en betekenis van taal belangrijk achtte voor alle leerlingen. Daarbij gaf zij ook aan niet te weten wat de inhoud dan precies zou moeten zijn. Hiertoe raadpleegde de commissie experts, die aangaven dat het belangrijkste onderdeel het kunnen omgaan met taaladviesbronnen was.”(p. 62).
Kortom: de commissie bedenkt een eindterm zonder te weten wat de inhoud moet zijn, vraagt dat dan aan de advieskring die het ook niet weet maar het wel belangrijk vindt, waarna de commissie aan experts om hulp vraagt, die vervolgens aankomen met het omgaan met taaladviesbronnen. Alleen al deze dwaze gang van zaken rechtvaardigt het schrappen van eindterm 11, ook voor havo en vwo.
Wat speelt hier? De commissie geeft als nadere toelichting op de eindterm dat ze van mening is “dat we van deze (havo- en vwo-leerlingen, HB) een bepaalde mate van taalkundig redeneren mogen verwachten: leerlingen doen daardoor meer inzicht op in taalkundige concepten.” (Toelichtingsdocument p.62). Nadere argumentatie waarom dit deel zou moeten gaan uitmaken van toch al overladen examenprogramma’s voor het voortgezet onderwijs is afwezig. Opvallend is ook de opmerking op p. 67 van het Toelichtingsdocument: “De commissie wil met dit hybride doel (eindterm 11, HB) ruimte bieden voor een andere benadering van grammatica dan nu vaak het geval is.” Heeft de commissie de impliciete bedoeling om grammatica te introduceren in de examenprogramma’s havo en vwo, bijvoorbeeld in de vorm van het door Coppen en Van Rijt gepropageerde ‘grammaticaal redeneren’?
Interessant gegeven is dat in een grootschalige raadpleging door de Werkgroep Onderzoek en Didactiek Nederlands van Levende Talen eindterm 11 door vwo-docenten als de op een na onbelangrijkste werd aangegeven, en door havo-docenten als de op twee na onbelangrijkste. Hier sluit ik me van harte bij aan.
De eindtermen van het domein Literatuur
Het domein Literatuur bevat 4 eindtermen (vmbo 3), verdeeld over Literatuur als Systeem en Literatuur in Beweging.
Literatuur als Systeem bevat éen eindterm: (16) inzicht tonen in het gebruik van literaire middelen bij de interpretatie van literaire teksten. Dit is een Beheersingsdoel.
Literatuur in Beweging bevat drie eindtermen: (17) de eigen literaire ontwikkeling evalueren aan de hand van literaire teksten; (18) verbanden leggen tussen literatuur, maatschappij en cultuur en (19) inzicht tonen in historische Nederlandstalige literatuur. 17 is een Ervaringsdoel, 18 een Hybride doel en 19 een Beheersingsdoel. 19 geldt alleen voor havo en vwo.
Eindterm 16 vind ik een zinnige eindterm, als niet het accent wordt gelegd op het aanbrengen en afvragen van losstaande kennis.
Ook eindterm 17 vind ik zinnig, maar hij roept vragen op. In de toelichting op de eindterm worden aantallen te lezen boeken aangegeven: 4 tot 6 voor vmbo-bb, 6 tot 8 voor vmbo-kb en vmbo-gl/tl, 8 tot 10 voor havo, en 12 tot 14 voor vwo. Het is voor de hand liggend dat deze boeken bevraagd zullen worden in het schoolexamen. Waarom is hier dan sprake van. een Ervaringsdoel en geen Beheersingsdoel? De genoemde aantallen betekenen een verzwaring ten opzichte van de huidige eisen, vooral voor vmbo, waar in het huidige examenprogramma helemaal geen aantallen boeken worden genoemd. Hier zou verlichting kunnen worden aangebracht in de voor vmbo en havo overladen examenprogramma’s.
Eindterm 18 is ook zinnig. Toch, als er geschrapt moet worden met het oog op overladenheid, valt de aanwezigheid van deze eindterm voor vmbo te heroverwegen.
Tenslotte eindterm 19: deze vormt voor havo een verzwaring ten opzichte van het huidige examenprogramma doordat in de toelichting “het lezen van een selectie literatuur uit de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis tot 1945, in hertaling of bewerking” verplicht wordt gesteld. Die verplichting bestaat nu niet; het huidige examenprogramma havo stelt onder het kopje Literatuurgeschiedenis alleen “De kandidaat kan een overzicht geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis, en de gelezen literaire werken plaatsen in dit historisch perspectief. “Ook deze verzwaring van het havo-examenprogramma zou in het kader van overladenheid moeten worden heroverwogen.
Besluit
In het bovenstaande heb ik suggesties gedaan om de naar mijn mening overladen examenprogramma’s voor vmbo en havo te verlichten. Ook heb ik gepleit voor duidelijkheid over de relatie tussen de typen doelen enerzijds, vooral de Hybride doelen, en de examinering anderzijds. Een vervolgopdracht aan de vakvernieuwingscommissie om eindtermen en examenprogramma’s op de hier besproken punten opnieuw te bezien, lijkt mij gewenst.
Helge Bonset zegt
Curieus dat niemand op dit stuk reageert. De materie is belangrijk genoeg, zou ik denken.
Anneke Neijt zegt
Bij de vorige aflevering wel veel reacties. Nu niet. Zo curieus is dat niet. Ten eerste is de teneur van deze aflevering weinig opbouwend: schrappen van eindtermen! Ten tweede is de redenering bizar. Je noemt vaak de overladenheid van het programma, maar een onderbouwing van die stelling ontbreekt. De eindtermen bepalen immers de inhoud van het programma, niet de omvang. Ook vermeld je vaak dat de eindtermen te vaag zouden zijn. Tja, daar zijn het eindtermen voor. Het is best lastig om de goede balans te vinden. Naar mijn smaak zijn veel eindtermen te precies. Bijvoorbeeld ‘begrip tonen van zakelijke en literaire teksten’ – waarom staat daar niet ‘teksten kunnen begrijpen’?
Misschien ook geen reacties omdat je in deze aflevering opnieuw vervalt in het standpunt van afkeer van de vakinhouden Taal en Literatuur en voorliefde voor Communicatie. Degenen die daarop reageerden zullen niet opnieuw willen reageren.
Alex van de Kerkhof zegt
Naar mijn bescheiden opvatting zijn de zorgen over de overladenheid van de programma´s Nederlands terecht en het is goed die in een vroeg stadium te benoemen. Het is bij overladenheid juist realistisch te bezien wat er binnen het schoolvak onbetwist toedoet (gelet op het belang van het schoolvak voor vervolgopleidingen en voor het kunnen participeren als weldenkend burger) en wat behouden zou moeten blijven als ministerie of politiek tot verdere keuzes dwingen. Dat laatste is geen doemdenken, het kwam in het verleden vaker voor. Het is niet verkeerd te bezien of de vermoedelijk toenemende studielast voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs voor het schoolvak Nederlands nog draagbaar is in het totaal van de schoolbelasting, inclusief de uitbreiding van de lessentabel, en in zekere zin geldt dat ook voor de werkdruk van de docenten. Veel zal daarbij vermoedelijk ook afhangen van de inschikkelijkheid van de andere vakken en die bereidheid zal pas toenemen bij uitbreidingen van het programma die er aantoonbaar en onmiskenbaar toe doen. Natuurlijk kunnen onderdelen van het schoolvak worden samengenomen, dat is zelfs interessant en uitdagend. Maar een simpele beschouwing van het geheel geeft toch beslist de indruk van een (ook voor het vwo) per saldo flinke uitdijing van het geheel. Het valt maar te bezien of scholen die gaan experimenteren met de nieuwe programma´s voldoende ervaring kunnen opdoen met de belasting van het geheel. Daar lijkt de proeftijd beslist te kort voor.