We vinden het toponiem Bilwijck in een verslag[i] van 1523 door de graaf van Holland op pad gestuurde commissarissen. Zij moeten, een eeuw na eerste rampzalige stormvloed van 1421, de aanspraken op gronden en rechten in het door de Sint-Elisabethsvloed en latere overstromingen in een waddengebied veranderde gebied ten oosten van de huidige Biesbosch in kaart brengen. De commissarissen van de graaf noteerden vele historisch-geografisch interessante gegevens, inclusief de naam Bilwijck. Anders dan veel andere toponiemen kwam de naam Bilwijck niet als straat-of huisnaam terug in het in latere eeuwen ingepolderde gebied. We onderzoeken waar Bilwijck lag, waar het lag en waarom de naam in vergetelheid is geraakt.
Als achtergrond: na de dijkdoorbraak bij Moerdijk in 1421 werden grote delen van de Groote Waard overstroomd. Door falend overheidsingrijpen konden volgende stormen grote schade aanrichten, onder meer bij de Merwededijk, waardoor een onbeheersbare situatie ontstond. Een eeuw later was de situatie zo, dat een dijk uit 1461 van Werkendam naar Drongelen een twee eeuwen durende grens aan de Biesbosch opwierp. Dit was, afhankelijk van waar je je bevond, de Kornse, Werkense , Uppelse of Verlaatse dijk. De commissarissen voeren met hun boot ten westen van deze dijk en bevroegen mensen in het al bedijkte gebied.
Waar lag Bilwijck?
In het verslag van de commissarissen bestaat uit twee cruciale passages in getuigenissen van streekbewoners:
1, Getuigenis 1: Seijt dat die werven de Brasser, Voechts Werf, Wijssfliet, Roedecamer etcetra liggen onder Monsterkerk, houweel datmen die heeten mach onder Bilwijck te leggen
2, Getuigenis 2: …gelegen in Bilwijck, streckende vander Mase ten Middel toe.
Via deze getuigenissen kan men ongeveer het areaal bepalen dat tot Bilwijck behoorde, in hedendaagse termen: Bilwijk lag tussen de Bergsche Maas en de Pleune/Kalversteegsteeg en tussen Dussen (de Oude Zeedijk) en Hank.
In de verklaring van getuige 1 valt nog wat op: “onder Monsterkerk, houweel datmen die heeten mach onder Bilwijck te leggen”. Eigenlijk lagen die werven onder Munsterkerk, maar je mag ook wel Bilwijck zeggen. Het woord “houweel” of “hoewel” heeft in het Middelnederlands een toegevende betekenis. “Maar je mag ook gerust wel Bilwijck zeggen tegen een gebied dat officieel Munsterkerk heet”. Wij komen later op deze passage terug.
We gaan eerst op zoek naar de etymologie van het woord Bilwijck. Daarna proberen we te verklaren waarom de naam Bilwijck na 1523 nog eenmaal opduikt en verder in de vergetelheid is geraakt, anders dan de hierboven genoemde namen van werven.
Wat betekent Bilwijck?
Op de Etymologiebank vinden we ons Altenase toponiem niet terug, maar wel een gelijk toponiem langs de rivier de Vlist in de Krimpenerwaard, bij Haastrecht/Stolwijk. Al rond 1307 is er sprake van Bilwijc, polder. In 1844 heet deze Bilwijk; Het toponiem is volgens het plaatsnamenwoordenboek van Van Berkel en Samplonius een samenstelling van bil, bul ‘ronde verhevenheid’ en wijk ‘hoeve, nederzetting’. Aan dat laatste woorddeel maken we weinig woorden vuil, in Altena kennen we vele Wijk-toponiemen, zoals Ganswijk en Honswijk. De nederzettingen met wijk in de naam dateren, althans in Altena, vaak van voor het jaar 1000[ii].
In de historische woordenboeken staan allerlei homoniemen bil, maar als toponiem vinden we in het Wurdboek han de Frykse Taal (WFT) bil III met de betekenis Aan- of opgegroeid land. Daarin wordt gerefereerd aan Het Bildt, aan de Friese westkust op de zee gewonnen land. Het woord bil uit Bilwijck lijkt, in deze betekenis, een Oudfries woord.
In historisch-geografische zin kan men deze twee naamsverklaringen als twee zijdes van dezelfde medaille zien. Een aan- of opgeslibt stuk land is niet zo plat als een pannenkoek, maar kent doorgaans een verhoging waar het water het opslibbende land binnenkomt en grovere sedimenten neerlegt dan in het verderop gelegen gebied. Bij een waard bij een rivier vormt het grovere materiaal een oeverwal, van minder inklinkend, zanderig materiaal. Daar, op die “ronde verhevenheid” kan men “de wijck” bouwen. Het is er voor bewoning veiliger en de grond is er voor gebouwen draagkrachtiger dan de grond met fijne slibdeeltjes verderop.
De twee uitspraken van de getuigen bevatten voor historisch-geografen al de verklaring waarom het gebied bij Hank en Dussen Bilwijck genoemd werd. Het lag tussen de Romeins-middeleeuwse Maas en de rivier de Middel(t). Pal naast die Middel(t) lag nog de rivier de Dusse, de voorloper van die Maas. Juist in deze contreien kunnen door hoge rivierafvoeren en of vloeden van zee gemakkelijk overstromingen optreden. Die overstromingen zorgen voor opslibbing. Ook al ver voor 1421. In de periode 1421-1700 is overigens bovenop de Bilwijckse bodem 1,8 meter nieuw slib afgezet!
Een kaartfragment gemaakt met behulp van het Algemeen Hoogtebestand Nederland illustreert perfect wat hierboven beschreven is. Links zien we de A27 en het dorp Hank. Rechts zien we de dijk uit 1461. Beneden zien we de Bergsche Maas met zijn stoere dijk. Daarboven zien we, groen met oranje, de oeverwal van de Romeins-middeleeuwse Maas. Met enkele hogere plekken, bullen, verhevenheden. Daarboven zien we in blauw een lager gebied, waar door de millennia heen opslibbing heeft plaatsgevonden. Bovenin zien we weer groen en oranje. Dat is de oeverwal van de voor-Romeinse Maas, de Dusse. Met duidelijk enkele verhevenheden, hoogtes. Hier lag tot 1421 Munsterkerk. Munsterkerk komt in de getuigenis naar voren als de nieuwe naam voor Bilwijck. Daarom, en omdat de oeverwal van de Dusse ouder, hoger en veiliger was dan die van Romeinse Maas kunnen we aannemen dat de “wijck” van Bilwijck hier lag. De genoemde Roedecaemer lag ten noorden van Hank. De Voechtswerf (Voogdswerf) lag in het oostelijk deel van de oeverwal van de Maas. (https://viewer.ahn.nl/)
Waarom de naam Bilwijck in de verdrukking?
In de getuigenverklaring kun je lezen dat het gebied Munsterkerk heet, maar dat de naam Bilwijck ook nog wel gebruikt mag worden. Wat zit er achter Bilwijck als naam van tweede keuze?
Een zeker antwoord kunnen we niet geven. Maar twee mogelijkheden liggen voor de hand.
- Het gebied heette oorspronkelijk Bilwijck en ontleende zijn naam aan de Friezen die hier (en in een brede kuststrook Frisia)[iii] rond 900 nog woonden en Fries spraken. De heren van de Dusse, die het gebied ontgonnen, wilden, samen met de geestelijkheid, het gebied hun naam geven: Dussen-Munsterkerk.
- Men kende in 1523 de betekenis van het Friese woord bil niet meer. Een bil was in het Middelnederlands vooral het lichaamsdeel bij heup en aars. Wellicht vonden de Hollandse Haagse commissarissen uit 1523 en anders wel de latere Hollandse investeerders bij de her-inpoldering van het gebied de bil-naam niet “beschaafd” genoeg. Dat de naam Bilwijk bij de Vlist wel door bleef bestaan kwam omdat daar, voor zover bekend, geen grote interventies van Haagse machten waren.
Slot
Het woord bil in Bilwijk bij Hank en bij Haastrecht, en in Het Bildt oogt een Oudfries woord. Het toponiem werd in 1529 voor het laatst (in het kader van tiendenproblematiek) genoemd. Daarna was de naam, net als het landschap van voor 1421, definitief begraven.
[i] De verslaggeving staat in: Valentine Wikaart e.a. Nijet dan Water ende Wolcken De onderzoekscommissie naar de aanwassen in de Verdronken Waard (1521-1523) stichtingzhc@xs4all.nl
[ii] B.W. Braams “Weyden en zeyden in het broek” Middeleeuwse ontginning en exploitatie van de kommen in het Land van Heusden en Altena Wageningen 1995
[iii] Een kaart van “magna Frisia”: zie o.m. https://boppeyn.nl/historie/magna-frisia-geschiedenis-friesland/
Arend Quak zegt
Leuk stuk, maar bil- is niet alleen Oudfries. Het woord komt ook in het Oudnederlands woordenboek voor als bijvoeglijk naamwoord bili ‘spits, uitstekend’ met de opmerking, dat het alleen in plaatsnamen verschijnt. Die plaatsen liggen in Noord-Frankrijk en in Belgisch Limburg. Ook het Oudsaksisch kent dit element in plaatsnamen.
bas van andel zegt
Klopt, Arend. Aanvankelijk zochten we voor het toponiem ook naar een verklaring vanuit de betekenis “spits”, maar dat was zoals je begrijpt vergeefs.