Het woord in het kopje hierboven lijkt misschien even wat moeilijk uit te spreken, maar dat is een beetje gezichtsbedrog. Met een passende lettergreepverdeling lukt het immers goed: om-tzig-ti-aans. Het is een zogeheten eponiem, een van een specifieke persoonsnaam afgeleid adjectief. Zo’n term roept onmiddellijk een beeld op, dat in principe weinig toelichting behoeft. Het verbaasde mij dan ook niet echt dat deze betrekkelijke nieuwvorming recentelijk opdook in een mondelinge gesprekssituatie. Het was Elodie Verweij, politiek verslaggeefster en journaliste, sinds 2023 werkzaam bij het Algemeen Dagblad, die haar debiteerde, in de late-avond-talkshow Bar-Laat op 20 november jongstleden met de kwalificatie ‘Dat is ook echt omtzigtiaans’. Een simpel zinnetje, maar wel met de formatie in een predicatieve toepassing. Het was geen absoluut novum zoals staatsmanesk dat bijna een half jaar eerder (op 9 juli jl.) wél was. Aan deze laatste gebeurtenis, morfologisch dus wat meer van gewicht, heb ik in mijn vorige bijdrage hier ruime aandacht besteed (op 16 juli jl., zie https://neerlandistiek.nl/2024/07/staatsmanesk/ ).
Toch is ook het intrigerende eponiem omtzigtiaans nog wel een neologisme te noemen, zeker bij mondeling gebruik. Net als staatsmanesk stamt het uit dezelfde sfeer van Haags-politieke beschouwing. Vormt het regeringscentrum op zichzelf al een broedplaats van taalvernieuwing, journalisten en andere watchers komen momenteel woorden te kort om de actuele ontwikkelingen in de landelijke politiek te duiden.
Zelfs mondeling gebruikt is omtzigtiaans al minstens vier jaar in leven, in ieder geval vanaf 23 oktober 2020, blijkens een bericht uit de redactieburelen van het Algemeen Dagblad en zijn kopbladen. Op die datum werd van daaruit melding gemaakt van een geschil tussen een provinciale overheid en een groep particulieren, en wel inzake de afhandeling van schade die door een overheidsinstelling was veroorzaakt. Het betrof een groot aantal beschadigde woningen langs het recentelijk uitgediepte kanaal Almelo – De Haandrik, waarover bij de provincie zo’n 360 schademeldingen waren binnengekomen. Provinciale Staten van Overijssel moest zich nu buigen zich over de schadeloosstelling. Het was bij deze gelegenheid dat Jan de Haan, voorzitter van Stichting ‘Kant nog Wal’, de Statenleden opriep ‘omtzigtiaans’ aan de slag te gaan. „Er zijn zoveel aanwijzingen dat er wel degelijk iets aan de hand is. Trek uw conclusie.”
Het is duidelijk dat de daar gedebiteerde term op dat moment en in het toen heersende klimaat een zeer positieve strekking had. Het kamerlid Omtzigt was al bezig een ijzersterke reputatie op te bouwen van nauwgezetheid, vasthoudendheid, volharding en rechtschapenheid. Maar politieke reputaties kunnen licht omslaan en Omtzigts imago lijkt de laatste maanden te zijn gaan wankelen. Zijn positie was al langer ook niet geheel onomstreden, maar in het huidige bestel lijkt hij onder de mede door hemzelf veroorzaakte druk te bezwijken. In hoeverre heeft hij momenteel nog de leiding van de door hem opgerichte partij, die deze zo moeizaam tot stand gekomen regeringscoalitie mede mogelijk heeft gemaakt? Pieter zit al sinds september op doktersadvies thuis, maar hij twijfelde al voordien en eigenlijk continu over zijn steun aan dit experimentele kabinet en de gang van zaken daarbinnen. Hij is nu terug in Den Haag, horen we dezer dagen verluiden, maar nog niet helemaal. ‘Pieter is gedeeltelijk terug van niet helemaal weggeweest’, werd er gegrapt. Onduidelijkheid is troef en dan is het tegelijk oppassen geblazen. Het nog zo jonge begrip omtzigtiaans kan maar zo een heel andere betekenis krijgen.
1. MORFOLOGISCHE VALENTIE VAN HET SUFFIX -IAANS
Introductie in de ANS
Terug naar de taalkundige beschouwing van de te berde gebrachte term. Hoe komen we eigenlijk aan een dergelijk geïmporteerd morfologisch procedé, waarbij het suffix nog niet geheel inheems klinkt, zonder echt ondoorzichtig te zijn? Het lijkt qua betekenis een beetje te liggen tussen het algemene -achtig en het specifieke -esk in, maar misschien nog wat meer in de richting van het laatste. In tegenstelling tot het verwante leensuffix -esk heeft -iaans weinig tot geen aandacht gekregen van taalkundigen, terwijl die toch niet geheel overbodig lijkt. Het wordt zeker wat stiefmoederlijk bedeeld. De Algemene Nederlandse Spraakkunst 2 (E-ANS 2, versie 1.3, 2002) besteedt er althans nog enkele alineaatjes aan ( https://e-ans.ivdnt.org/data/archief/ans2/e-ans/12/04/02/03/05/06/body.html ). Zij introduceert het achtervoegsel in twee compacte volzinnen aldus:
Door middel van het achtervoegsel -iaans, dat het woordaccent draagt, worden adjectieven afgeleid van eigennamen van zowel mannelijke als vrouwelijke personen (vergelijk -esk ).
Voorbeelden van dit productieve procédé zijn: Brechtiaans, Bruegheliaans, Cartesiaans, Freudiaans, Hegeliaans, Hooftiaans, Kantiaans, (neo-)malthusiaans, Vondeliaans, Wagneriaans, Walteriaans.
Een goed startpunt, met een redelijke representatie aan voorbeelden, al had het particuliere Walteriaans (voor niet-insiders: < Walter Haeseryn, ANS-redacteur) beter achterwege kunnen blijven. ANS is aansluitend wat karig inzake de betekenis en gebruikswaarde:
De betekenis van het achtervoegsel is ‘(als) van, in de trant van -‘. Net als de adjectieven op -esk kunnen dergelijke afleidingen als ‘geleerde’ formaties gelden.
Opvallend is de herhaalde verwijzing naar -esk, alsof dat de beste referentie zou opleveren. –Esk echter
wordt geplaatst achter voorwerpsnamen, met name achter substantieven die mannelijke personen aanduiden (zowel soortnamen als eigennamen), bijv.:
cabarettesk, carnavalesk, clownesk, dandyesk, dantesk, donjuanesk, gigantesk, pantagruelesk, regentesk, soldatesk.
[ https://e-ans.ivdnt.org/data/archief/ans2/e-ans/12/04/02/03/05/04/body.html ].
Ten aanzien van dit suffix is de ANS informatiever op de genoemde punten van betekenis en gebruikswaarde:
Dergelijke formaties zijn beperkt tot intellectueel (onder andere literair en journalistiek) proza. Ze zijn vaak uit andere talen overgenomen. Hun betekenis kan omschreven worden als ‘de eigenschappen die aan het door het grondwoord genoemde toegekend worden, bezittend of vertonend’ en als zodanig zijn ze verwant met de adjectieven op -achtig ). Ten opzichte van de afleidingen op -achtig hebben ze een enigszins subjectieve, soms ironische, gebruikswaarde. Vergelijk in dit verband bijv. ook het gewone gigantisch met gigantesk.
Indirect, via -esk, wordt het suffix -iaans dus ook met -achtig vergeleken. Van -achtig, indien achter een substantief gevoegd, zijn de voornaamste betekenissen zoals de ANS die geeft: (1) ‘lijkend op, als (van) een -‘, bijvoorbeeld aapachtig, moerasachtig, veranda-achtig, en (2) ‘gekenmerkt door de aanwezigheid van, (veel) – hebbend, met (veel) – ‘, bijvoorbeeld: berg-achtig, bosachtig, regenachtig. Een toevoeging hieraan (elders uit dezelfde bron) is, dat het achtervoegsel ook gecombineerd kan worden met eigennamen, bijvoorbeeld: Hij vond dat de heer Van Agt een nogal Den Uylachtige opmerking gemaakt had’. [ https://e-ans.ivdnt.org/data/archief/ans2/e-ans/12/04/02/03/01/02/body.html ]. In de betekenis ‘gelijkend op’ hecht -achtig zich ook gemakkelijk aan uitheemse basiswoorden, vaak eigennamen. Voorbeelden zijn: een Big Brother-achtige samenleving, James Bond-achtige avonturen, een Snapchat-achtige dienst [ https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/topic-18816027818471424 ]. Een bekender voorbeeld zou hier zijn Kafka-achtig, dat niet in de ANS terug te vinden is, evenmin trouwens als Kafakaiaans of Kafkaesk.
Anders dan bij -esk ligt bij afleidingen op -achtig met een substantief als grondwoord, het accent op dat grondwoord.’ Een detail vormen de uitzonderingen hierop:
Het adjectief waaráchtig (‘echt, werkelijk’) heeft, in tegenstelling tot de regelmatige afleidingen op -achtig, de hoofdklemtoon op het achtervoegsel. Ook woorden als deeláchtig, krampáchtig, en reusáchtig hebben de hoofdklemtoon op het achtervoegsel’.
Het is een detailkwestie, maar iets preciezer zou hier wel aangetekend mogen worden, zoals het ANW dat doet, dat -achtig de klemtoon heeft, wanneer het betekent ‘hebbende’: deeláchtig, krampáchtig, vreesáchtig; maar dat het niet de klemtoon heeft in de zin van ‘gelijkend op’: fábelachtig, kínderachtig, mónsterachtig, régenachtig (maar: reusáchtig). (ANW, Algemeen Nederlands Woordenboek, [ https://anw.ivdnt.org/article/suffix]).
Detailkwesties
Na deze algemene kenschets volgen nog enkele details meer van fonologische aard, waarvan op dit punt voor ons het meest belang is, de uitspraak: ‘Grondwoorden op -us krijgen als vormvariant van het achtervoegsel -aans, dat in de plaats komt van -us, bijv. Copernicaans, franciscaans. Daartegenover staan echter gevallen als Erasmiaans, Sociniaans (naast Sociaans, van Socinus). Verder treedt -aans op in Elizabethaans.’
Het is nog maar de vraag of we deze vormen mogen beschouwen als louter fonologisch bepaalde varianten van zulke met -iaans, terwijl gevallen als Erasmiaans en Sociniaans zich daar toch niet bij aansluiten. Mogelijk hebben deze een andere, parallelle afleiding gekregen. Bij Copernicus kan diens eigenlijke naam (Kopernik) hebben meegespeeld. Ook de vorm Elizabethaans verdient nadere beschouwing.
Van enig semantisch-syntactisch belang is dan nog de slotzin:
Adjectieven van het hier genoemde type worden gewoonlijk alleen attributief gebruikt, bijv. Wagneriaanse taferelen, de franciscaanse armoede, de Juliaanse kalender, de Elizabethaanse muziek (‘uit de tijd van Elizabeth i’, d.i. uit de Engelse renaissance).
Stilzwijgend worden hier ook weer de vormen franciscaans en Elizabethaans met zulke op -iaans gelijkgesteld. Aan die andere realisatie kunnen als gezegd toch historische factoren debet zijn. Mogelijk is hier een klein subsysteem werkzaam (vergelijk dominicanen), zoals anderszins bij augustijnen, benedictijnen en norbertijnen. Maar er kan ook sprake zijn van een fonologische vereenvoudiging of reductie van het aantal lettergrepen.
Herkomst
Tot zover in eerste instantie de ANS. Volgen we hier liever nog wat verder de grotere lijn. Evenals -esk is -iaans een leensuffix van Romaanse herkomst, en in zijn geval zelfs van het Latijn, dat het suffix als -iānus creëerde. Een van oorsprong aanwezige of toegevoegde -i- werd gekoppeld aan het suffix –ānus, waarmee adjectieven konden worden afgeleid van een persoonsnaam, zoals bijvoorbeeld: Catullus + -iānus → Catulliānus; Cicerō (stam:Cicerōn-) +-iānus → Cicerōniānus; (Marcus Tullius)Tīrō (stam:Tīrōn-) + –iānus → Tīrōniānus. Vanuit dit morfologisch procedé werd dit suffix aangepast overgenomen in het Catalaans: -ià, Roemeens: -ian, Spaans, Portugees en Italiaans: -iano, Frans: -ien, Engels: -ian, Nederlands: -iaans, Duits: -ianisch.
Het suffix -iaans laat zich in het Nederlands combineren met zowel inheemse als uitheemse persoonsnamen, maar niet met soortnamen. Het vormt in deze functie een eponiem van één specifieke persoon en drukt een directe relatie tot deze genoemde uit: ofwel (1) betrekking hebbend op de genoemde persoon zelf; dan wel (2) eigenschappen bezittend van, gelijkenis vertonen met de persoon die het grondwoord noemt, de zo te noemen referent. Het gaat hierbij, anders dan bij -achtig en -esk, om strikt individuele, singuliere referenten, nooit om soortnamen.
Naar zijn betekenis is -iaans in het Nederlands ook te vergelijken met het aan het Duits ontleende suffix –isch, dat naast andere toepassingen (zoals bijvoorbeeld bij abstracta en zaaknamen als adjectivisch > adjectief; alfabetisch > alfabet; algebraisch > algebra) eveneens kan worden gebruikt om van persoonsnamen eponiemen af te leiden. Meestal betreft het daarbij echter uitheemse referenten. In dat opzicht heeft -isch in deze functie een formeel meer beperkte morfologische valentie dan -iaans, maar het kan daarop in de overeenkomstige functie een aanvulling geven; zo kan het eponiemen vormen van referenten als: Napoleon (allomorf:napoleont-) + -isch → napoleont-isch; Plato (stam: plátōn-) + -isch → platonisch; Socrates + -isch → socratisch. Evenals dergelijke eponiemen op -iaans drukken die op -isch een tweeërlei directe betrekking uit tot de met name genoemde referent.
Overkomsten en verschillen met –esk
Het suffix -iaans bezit de basisbetekenis, als denotatieve waarde: (1) ‘kenmerkend voor X, of (2) volgens de opvattingen van of in de stijl van X’, waarbij X staat voor een persoonsnaam, en waarin die ‘opvattingen’ of ‘stijl’ in overgrote meerderheid hebben op een ‘geestelijke’ (culturele of intellectuele) kwaliteiten of eigenschappen. In ons materiaal staat de teller momenteel op 198 formaties. Daarvan beantwoordt in ons materiaal slechts één weinig omvangrijke categorie duidelijk niet aan dit criterium, te weten een tiental formaties waarin sportlieden (bijna uitsluitend voetballers) als referent optreden, maar dat is nog geen 5 %.
Vanwege dit sterk cerebrale karakter kunnen dergelijke afleidingen gemakkelijk gelden als high brow, ‘geleerd’ of ‘gesofisticeerd’. Dat heeft -iaans opvallend gemeen met -esk. Een belangrijke overeenkomst is dan verder, dat de referenten veelal zeer herkenbare, vaak ook kleurrijke, tot de verbeelding sprekende personen of figuren zijn, met de hun typerende eigenschappen, zoals vaak bij spraakmakende figuren als staatslieden en kunstenaars. Er zijn echter ook semantische verschillen. Anders echter dan bij –esk, waar X ook voor een zekere zaak, soort of klasse van personen kan staan, zoals clownesk, muzikantesk, of regentesk, dus generiek verwijzende adjectieven die geen eigennaam maar een soortnaam als grondwoord hebben, kan –iaans alleen pure eponiemen vormen, adjectieven waarbij een eigenschap wordt vernoemd naar een singuliere persoon, zoals bijvoorbeeld bruegheliaans, newtoniaans of vestdijkiaans, precies zoals chopinesk, dantesk en poetinesk dat met behulp van –esk doen. We zien dan wel voorbij aan een geheel andere, geografische toepassing van –iaans, waarbij het een adjectief vormt op basis van eeninwonersnaam, als zogeheten demoniem, zoals bijvoorbeeld antilliaans, ivoriaans of ecuadoriaans. Deze specifieke functie laat ik hier verder buiten beschouwing. Daarbij betreft het immers geen singuliere persoonsnamen, maar herkomstnamen en daarmee generieke soortnamen.
Het morfeem –iaans is als suffix eenduidiger, herkenbaarder van betekenis en naar gebruikswaarde dan –esk, dat meer en meer gevarieerde toepassingsdomeinen kent. -Esk heeft voorts sterkere connotatieve waarden dan –iaans, het geeft vaak een zeker waardeoordeel mee (positief dan wel lichtelijk tot zeer negatief, zie daarvoor mijn artikel Staasmanesk). Er speelt bij –esk vaak een notie van ‘bizarheid’ en extravagantie mee, zoals bijvoorbeeld in carnavalesk, cartoonesk, chaplinesk en (don)quichotesk, terwijl –iaans meer neutraal, zakelijk beschrijft en classificeert, vergelijk vaktermen als darwiniaans, dickensiaans, freudiaans, keynesiaans. De referenten bij -esk zijn ook in nog hogere mate niet-Nederlands, terwijl –iaans als suffix al wat minder exotisch klinkt en meer ingeburgerd is in de Nederlandse morfologie. Soms raken of overlappen beide suffixen elkaar: bij bepaalde referenten als Kafka (beklemmende sfeer en thematiek), Bergmaniaans (spirituele en psychologische diepgang), Fellini (surrealistisch, circusachtig), of Pavarotti (larmoyant, zwaarlijvig) persoon lijkt de Nederlandse taalgebruiker vrijelijk te kunnen kiezen tussen –esk en –iaans. Vaak echter spreken fonologische eigenschappen mee, denk bijvoorbeeld aan multatuliaans en murakamiaans, die wat vloeiender zijn dan *multatuli-esk en murakami-esk.
Gevormd met –iaans of met -aans?
Bij een aantal gevallen is de suffigering ambigu en is daar niet goed uit te maken of we met -iaans of met -aans te maken hebben. De elektronische versie van ANS 2 (1997), E-ANS (2002) schrijft hierover : ‘Bij woorden die op een ie-klank, -ia of -ius eindigen, komt -iaans daarvoor in de plaats, bijv. respectievelijk Chomskyaans (met behoud van de y in de spelling), Zwingliaans; Victoriaans, Theresiaans en het van een niet-persoonsnaam afgeleide Utopiaans; ambrosiaans, gregoriaans’. Voor cartesiaans moet dan worden aangemerkt dat dit wel een afleiding zal zijn van het gelatiniseerde Cartesius, en dan evenzeer onder de genoemde i-regel valt. De regel geldt verder ook voor inderdaad talrijke nog niet in het eerste rijtje genoemde gevallen, zoals arminiaans, confuciaans, grotius, juliaans en machiavelliaans, en op iets andere wijze ook voor gordiaans (< Gordias en Gordium) en messiaans. Met deze regel kan bij al deze formaties de uitgang effectief worden opgevat als –iaans en niet als –aans, en in ieder geval zal ze aldus ook flink meegeholpen hebben aan de verbreiding van het suffix juist in die i-vorm. Een vergelijkbare situatie doet zich ook voor bij jongere afleidingen na een uitgang op -y, als in chomskiaans en sarkoziaans.
Dit –iaans is overigens ook zonder al die ambigue gevallen volop productief, waarbij de referent ook niet altijd even ‘geleerd’ of highbrow hoeft te zijn. Zo kennen we al decennia het predicaat cruijffiaans, metde omslachtige precisie wel omschreven als ‘op de manier van Johan Cruijff, in het bijzonder ten aanzien van diens en gedachtegoed en taalgebruik, en daarvan weer in het bijzonder zijn [volgens Van Dale] ‘raadselachtige, diepzinnig aandoende uitspraken die niet altijd de regels van de logica lijken te volgen’. Vermelding verdient hier dat de kwalificatie bergkampiaans te horen was uit de mond van presentator Sjoerd van Ramshorst, in het praatprogramma Studio Voetbal, 1-12-2024. (‘Er was bijna een wereldgoal, hè, in die wedstrijd, dat was toch bergkampiaans?’) De spreker typeerde zo een virtuoze aanvalsactie van PSV-speler Saibari. Het zinnetje toont wederom een simpele predicatieve toepassing, misschien niet toevallig geheel parallel met het geciteerde over Omtzigt. Als -iaans al predicatief wordt gebruikt, dan wellicht alleen of vooral in rudimentaire zinnetjes.
2. TAXONOMIE EN INVENTARISATIE
Om te laten zien dat de verbreiding van dit leensuffix aanzienlijk ruimer is dan men zich wel bewust zal zijn, hebben we een royale, quasi-volledige groslijst opgesteld van (ooit) met -iaans in gebruik (geweest) zijnde formaties. De collectie kan uiteraard onmogelijk uitputtend zijn, maar is al wel zeer veel uitgebreider dan men elders als voorbeeldmateriaal kan aantreffen. We hanteren hier niet de gebruiksfrequentie als criterium. Sommige formaties zijn zeer gangbaar, andere slechts beperkt of occasioneel. Het criterium is dat men ten minste één bewijsplaats ervan in het Nederlands op het internet terug kan vinden, maar bijna nooit blijft het er maar bij één. De gemakkelijke toepasbaarheid van het suffix wordt ermee overtuigend geadstrueerd. Het is juist de ongedacht grote verscheidenheid die hier de productiviteit aantoont. Het suffix voorziet kennelijk in een sterke behoefte.
We kunnen de lijst van (persoonsnaam-)gevende referenten indelen in een redelijk coherent tiental categorieën, en houden dan één andersoortige restgroep over. We verzamelden en rubriceerden de volgende 198 trefwoorden, die naar hun soort referentie ingedeeld kunnen worden. Twee daarvan mogen groot genoemd worden (elk iets meer dan 35 leden) en vier middelgroot (elk circa 20 leden), en deze vormen gezamenlijk 164 van de 198 trefwoorden (of 84 %). Alle zes deze klassen representeren actoren uit de intellectuele, geestelijke, onstoffelijke wereld, dat wil zeggen, het betreft daarbij geen scheppers van zichtbare objecten of gestalten. Dat zo veel denkers, literatoren en ook componisten hier zulke grote categorieën vormen wekt weinig verwondering. De arena van de politiek daarentegen blijkt toch wel een ongedacht grote kraamkamer, goed voor 19 (IV, wereldpolitiek) + 25 (V, landelijke POLITIEK) = 44 formaties op 198 = 22%. Niet alleen door hun gedachtegoed, maar ook door hun optreden vormen zij dan ook vaak spraakmakende figuren in de openbaarheid, op het publieke toneel en in de media.
Drie van de vier kleinste klassen echter representeren actoren uit de fysieke wereld van de schone kunsten, schilderkunst, bouwkunst en aanpalend uit de stijlgeschiedenis, dat wil zeggen uit de wereld van het stoffelijke, het zichtbare scheppen. Klasse X is wat ambigu. Filmregie is te vergelijken met literaire en muzikale compositie, en ligt dan meer op het geestelijk vlak, maar wat bij film lijkt te primeren is toch de visuele vormgeving en de concrete directie. Alleen de laatste klasse representeert actoren uit een aparte, zeer fysieke wereld, namelijk de sport. Opvallend hierbij is dat er maar één lid verwijst naar een andere tak dan voetbal. Gezien de sterke uitzonderingspositie die deze klasse inneemt mogen we voorzichtig opperen dat het suffix -iaans hier als stijlkenmerk meer in losse, overdrachtelijke zin wordt gebruikt.
Grote categorieën
I. Denkers/geleerden (filosofen, theologen, wetenschappers), 37 referenten:
althusiaans, ambrosiaans, antoniaans, arminiaans, aristoteliaans, augustiniaans, camusiaans, cartesiaans, chomskiaans (ook: chomskyaans), ciceroniaans (met overgangs-n), cruijffiaans, darwiniaans, erasmiaans, freudiaans, gregoriaans, grotiaans, hegeliaans, heideggeriaans, hobbesiaans, juliaans, kantiaans, keynesiaans, ludolfiaans, machiavelliaans, messiaans (1), montesquieuiaans, newtoniaans, nietzschiaans, malthusiaans, marcusiaans, sartriaans, schneideriaans (S-papilloom), schopenhaueriaans, sociniaans, spinoziaans, straussiaans, (1,> Leo S., politiek filosoof), zwingliaans
II. Schrijvers en gestalten uit de WERELDLITERATUUR, 22 referenten:
brechtiaans, carteriaans (1, < Angela), dickensiaans, dostojevkiaans, faustiaans, goethiaans, gordiaans, horatiaans, joyciaans (variant: joyceaans), johnsoniaans (1, < Samuel), kafkaiaans, kunderiaans, murakamiaans, nabokoviaans, orwelliaans, pinteriaans, proustiaans, rabelaisiaans, salteriaans, schilleriaans, shakespeariaans (variant: shakespeareaans), tsjechoviaans, voltairiaans
III. Schrijvers en gestalten uit de Nederlandstalige LITERATUUR, 38 referenten:
bilderdijkiaans, bomansiaans, booniaans, bordewijkiaans, boutensiaans, brakmaniaans, brederodiaans, brouweriaans, campertiaans, catsiaans, clausiaans, cremeriaans, couperusiaans, duperroniaans, elsschotiaans, feithiaans, gezelliaans, hermansiaans, hooftiaans, kloosiaans, kouwenaariaans, lodeiziaans, lucebertiaans, marsmaniaans, mulischiaans, multatuliaans, nijhoffiaans, perkiaans, reviaans, slauerhoffiaans, streuveliaans, terbraakiaans, vanderheijdeniaans, vestdijkiaans, vandeysseliaans, vinkenoogiaans, vondeliaans, wolkeriaans
IV. Politieke leiders en gestalten op het WERELDTONEEL, 19 referenten:
bideniaans, bushiaans, churchilliaans, clintoniaans, eichmanniaans, gaulliaans, hitleriaans, johnsoniaans (2, < Lyndon J.), johnsoniaans (3, < Boris J.), kennediaaans, macroniaans, merkeliaans, mitterandiaans, mussoliniaans, nixoniaans, orbaniaans, poetiniaans, rooseveltiaans, trumpiaans
V. Politieke figuren uit NEDERLAND, 25 REFERENTEN *):
agtiaans (ook: vanagtiaans), algrariaans (met overgangs –r), balkenendiaans, bolkesteiniaans, brinkmanniaans, calsiaans, donneriaans, dreesiaans, duivesteijniaans, heermariaans (met overgangs –r), kokkiaans, lubberiaans, omtzigtiaans, peperiaans, pronkiaans, ritzeniaans, rommiaans, ruttiaans, schmelzeriaans, thorbeckiaans, uyliaans, vendrikiaans, wallagiaans, wiegeliaans, zalmiaans
*) Reker (2018) had precies van dit type al heel wat formaties ingebracht, zie https://siemonreker.nl/2018/03/19/namen-noemen-we-ix-uyliaans-agtiaans-kokkiaans/ . Daaronder konden er twee niet door mij worden teruggevonden (*Biermaniaans en *Duisenbergiaans), maar wel bleek het door hemzelf bedachte Wallagiaans nu ook daadwerkelijk te bestaan.
VI. Componisten of personen uit de MUZIEKWERELD, 23 referenten:
bachiaans, beethoviaans (ook: beethoveniaans), bruckneriaans, carteriaans (2, < Elliott C.), corelliaans, debussyaans, haydniaans, lisztiaans, mahleriaans, mendelssohniaans, mozartiaans, orffiaans, pavarottiaans, ravelliaans, schubertiaans, schumanniaans, shaffyaans (ook: shaffiaans), schönbergiaans, sibeliaans, stravinskyaans, tsjaikovskiaans, vivaldiaans, wagneriaan
Kleine categorieën
VII. Schilders, etsers, 10referenten:
boschiaans, bruegheliaans, caravaggiaans, escheriaans, halsiaans, pre-eyckiaans, raveliaans (< Roger Raveel), rembrandtiaans, rubensiaans, vermeeriaans
VIII. Architecten, 6 referenten:
berlagians, corbusiaans, cuyperiaans, koolhaasiaans, mies van der rohiaans, wrightiaans
IX. Naamgevers van (cultuur-)historische tijdvakken /stijlperioden, 6 referenten:
edwardiaans, georgiaans, leopoldiaans, pre-columbiaans, victoriaans, wilhelminiaans
X. FILMREGISSEURS, 3 referenten:
bergmaniaans, bunueliaans, felliniaans
XI. Grote en/of spraakmakende sportsterren, 9 referenten:
bergkampiaans, cruijffiaans (2, < Cruijff als voetballer, ook: cruyffiaans), frenkiaans, krameriaans (< M. Kramer, voetballer), merckxiaans, messiaans (2, < L. Messi), neeskensiaans, robbeniaans, seedorfiaans
Frans de Graaf zegt
Ik zou mijn filmgeweten, ja de hele filmgeschiedenis, geweld aandoen als ik niet voorstelde onder de filmregisseurs toe te voegen: hitchcockiaans.
Ad Welschen zegt
Nou en of, hoe heb ik die over het hoofd kunnen zien! Zo komen wel nog wel aan de 200.
Ina Schermer-Vermeer zegt
Het is wel aardig te vermelden dat Bordewijk zelf in een brief de volgende karakterisering van ‘Bordewijkiaans’ heeft gegeven: men kan daarbij denken aan ‘neiging naar het kolossale, op het groteske af, naar het ongewone, naar bouwkunst’, dit in tegenstelling tot ‘Bordewijks’, dat meer ‘het nuchtere, het speelse, het paranormale, het dichterlijke, het kolderieke’ omvat (zie Ina C. Schermer-Vermeer, Langs gevelstenen, sloppen en paleizen. Het Amsterdam van Bordewijk, p. 55, noot 11).
Ad Welschen zegt
Wat bijzonder, Ina, een referent die zijn eigen eponiem becommentarieert. Dat heb ik Cruijff bijvoorbeeld nooit horen doen. Bordewijk is natuurlijk een sterk tot de verbeelding sprekende en spraakmakende auteur. Wat te denken van al die bizarre achternamen in Bint? Dat is toch niet minder dan Fellini-esque?
Bob van Dijk zegt
Ik ben na het lezen van dit voortreffelijke artikel toch wel in verwarring gebracht wanneer woorden op -iaans met een hoofdletter dan wel met een kleine letter geschreven moeten worden.
Ad Welschen zegt
Dank voor dit compliment. Uw verwarring, waarvoor ik mij wel wil verontschuldigen, is toe te rekenen aan een nog tamelijk recente aanpassing van de spellingsregels, waardoor eponiemen nu consequent met een kleine letter moeten worden geschreven. Bij demoniemen als ‘Nederlands’ of ‘Amsterdams’ bijvoorbeeld doen we dat niet, terwijl die toch nauwelijks duidelijker van een eigennaam zijn afgeleid. Maar ja, sommige spellingsregels/-veranderingen zijn nu eenmaal discutabel. Ik ben ook niet blij met zielenpieterij en soortgelijk gedachtengoed.
Maarten van der Meer zegt
Zou bij copernicaans, franciscaans en dominicaans misschien meespelen dat met de uitgang -aans in plaats van -iaans (*coperniciaans, *francisciaans en *dominiciaans) de uitspraak /k/ behouden blijft en zo de grondwoorden beter herkenbaar zijn?
Elizabethaans is ‘regelmatig’ als we uitgaan van de gelatiniseerde vorm Elisabetha/Elizabetha, die blijkens Google Books voor Elizabeth I in gebruik was.
Ad Welschen zegt
Inderdaad, ik zou in dezelfde richting willen denken. Dank voor het meedenken!
K. zegt
Over het gebruik van -ianisch in het Duits (voor vertalingen relevant): de referent is niet ‘direct’ de persoon, maar meer een groep volgelingen of een bijvoorbeeld filosofisch systeem van de betreffende persoon. Kant > ‘kantisch’ = directe betrekking, maar ‘kantianisch’ = betrekking tot de ‘Kantianer’ of tot een zeer brede interpretatie ‘in de zin van Kant’. We zien ook ‘hegelianisch’, ‘wagnerianisch’, ‘freudianisch’ en een paar andere, maar verder komt -ianisch niet vaak voor.
Ad Welschen zegt
Dank voor uw opmerking. Dat gevoel had ik ook al een beetje, maar ter comparatistische adstructie bij het N. -iaans heb ik hier speciaal voor het D. -ianisch gekozen, omdat dat qua vorm het meest aansluit bij N. -iaans, terwijl D. -isch qua vorm ook een directe pendant heeft in het N. -isch, dat — in navolging van het D. — ook in het N. gebruikt kan worden om adjectieven af te leiden van (meestal uitheemse) substantieven. In het N. komt -isch naar mijn indruk slechts in beperkte mate voor ter vorming van eponiemen, zoals wel bij aristotelisch, cartesisch, napoleontisch, platonisch en socratisch, maar ik heb dit punt niet echt onderzocht.
Interessant is overigens de aantekening dat -isch In het D. werd gebruikt om Romaanse leenwoorden aan te passen aan het Duits [Heynderickx & Van Marle (1994)], zo leert ons een voetnoot in de E- ANS, https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/topic-18530761010631244 .
Ad Welschen zegt
Het door u gereleveerde onderscheid tussen D. -isch en -ianisch lijkt mij intussen te corresponderen met dat in het N. tussen -s en -iaans, zoals Ina Schermer-Vermeer dat hierboven heeft belicht met Bordewijks eigen onderscheid tussen Bordewijks en Bordewijkiaans, hoe we daar verder ook over mogen denken.
Ad Welschen zegt
Het zat eraan te komen, en nu is het ook daadwerkelijk binnen. Het 200ste door mij bijeengebrachte *-iaans-* eponiem heb ik zojuist mogen arresteren: *bourdieuiaans*. Een fraaie aanvulling en representant van de hierboven onderscheiden categorie I, en dan ook nog één waarvoor een moderne Franse socioloog als referent model heeft gestaan. Dank aan Jos Joosten, die deze formatie uit zijn tekstverwerker heeft weten te laten rollen, vandaag gepubliceerd op zijn Facebook-pagina, in zijn post: ‘Tien losse overpeinzingen bij de bekroning van Maarten ’t Hart met de P.C.Hooftprijs’. Ik citeer hier de desbetreffende context in zijn geheel:
”In een commentaar in ‘NRC Handelsblad’ werd de toekenning gezien als symptoom van de eclectische literaire verhoudingen – zo kan het dat het ene jaar Astrid Lampe bekroond wordt, en het jaar erop Maarten ’t Hart. De vulgair-marxistische literatuursociologie, waarmee ik tijdens mijn studie opgevoed werd (en die veel van de Bourdieuiaanse subtiliteiten ontbeert), zou eerder veronderstellen dat dit een typisch gevalletje onderbouw-bovenbouw is.”
Al vermag ik Jos hiervoor nog geen P.C.Hooftprijs toe te kennen, een zeer eervolle vermelding als naschrift bij mijn artikel hierboven leek mij hier toch alleszins op zijn plaats.
Ad Welschen zegt
Hoewel met ”Bourdieuiaanse subtiliteiten” het mooi ronde getal van 200 in mijn collectie is bereikt, wil ik de lezers toch niet nog nummer 201 onthouden. Een ingezonden stuk in de rubriek ‘Geachte Redactie’ in De Volkskrant vanochtend neemt het op voor oudejaarsconferencier Pieter Derks, die volgens de krant ’te klassiek’ zou zijn geweest. De briefschrijver repliceert: “Zo klassiek is hij niet. Derks durft het aan om met zijn Wim Kanniaanse stijl 2.0 in de voetsporen te blijven van Peter Pannekoek.” De schrijver heeft hier niet willen kiezen voor *Wim Kan-achtig*, wat ook te *epigonesk* zou klinken. Een ingewikkelde attributie, dit “Wim Kanniaanse stijl 2.0”, ook niet 1-2-3 passend in één van de boven onderscheiden elf categorieën, maar het kan toch wel gerelateerd worden aan de cabareteske sfeer van “shaffyaans (of: shaffiaans)” [hierboven ondergebracht in categorie VI] , en dan mogelijk opening bieden voor een tentatieve categorie *referenten uit de kleinkunst*.