Bruur Jaopik van Jacob Jan Cremer in een internationale taal
Vandaag promoveert in Nijmegen Anneloek Scholten over negentiende-eeuwse streekromans: wat voor beeld van het platteland, en van Nederland, komt er uit die boeken naar voren? In de negentiende eeuw beleefde het genre zijn hoogtijdagen. Terwijl de term streekroman tegenwoordig vaak met beperkte literaire kwaliteit wordt geassocieerd, laat Scholten zien dat zulke boeken destijds serieus werden genomen.
Die regionale literatuur overschreed ook grenzen: hier werden buitenlandse regionale boeken gelezen en omgekeerd werden Nederlandse schrijvers vertaald in de grote Europese talen zoals het Frans of het Duits. “De regio is altijd veel meer verbonden geweest met de rest van de wereld dan sommige verhalen ons willen doen geloven,” zegt Scholten in het persbericht over haar proefschrift.
Ik heb de auteur kunnen helpen met een klein detail: in 1908 bacht de boekhandel/uitgeverij H.Honig in Utrecht een vertaling in het Esperant uit van het verhaal Bruur Jaopik van Jacob Jan Cremer (uit de Over-Betuwsche Novellen), verzorgd door een zekere J. Holst. Die uitgever had eerder ook het eerste Nederlandstalige leerboek Esperanto van Dreves Uitterdijk uitgebracht, benevens enkele essays over het nut van de nieuwe wereldtaal.
Wat de bedoeling van deze vertaling was, is niet helemaal duidelijk. Het Esperanto van J. Holst was verre van perfect, wat misschien ook niet zo verwonderlijk was, want hij moet een van de eerste Nederlanders zijn geweest die de taal had geleerd – het eerste boekje over het Esperanto verscheen in Warschau in 1887.
Het bijzondere van de Over-Betuwse novellen is dat ze geschreven zijn in een dialect (of van wat Cremer maakte van dat dialect). Het verhaal begint bijvoorbeeld zo:
As’t op dit oogenblik niet zoo onmundig rêgende dan zou’j kunne zien dat de Riendiek op ‘en vieftig pas afstand ‘en grooten drêj moakt. Nou zie’j d’r niks van, went, de weind zwiept oe de rêgen zoo geweldig ien ’t oangezicht, da’j wark hebt de oogen open, en ’t heufd recht veuruut te houen.
In zijn voorwoord bij de vertaling schrijft Holst: “omdat Bruur Jaopik geschreven is in de taal van de Over-Betuwe (…) vond ik dat ik in de vertaling de vaak zo karakteristieke verwoordingen van de Over-Betuwse boeren moest behouden. Ik heb geprobeerd die zo goed mogelijk weer te geven.”
Het is niet duidelijk wat hij hiermee bedoeld heeft, want zijn vertaling is, afgezien van de foutjes, een standaard-Esperanto zoals dat aan het begin van de vorige eeuw werd gebruikt. En de zaken die Holst eruit heeft willen lichten, zijn nogal curieus.
Neem de vertaling van Cremers zin ”En ummezien gelêje is ‘en jong vrouwke de huusdeur van ’t Hoogeland uutgekommen’ Holst maakt daarvan ‘`En unu malantaǔrigardo pasinta, juna virino eliris pordon de la farmodomo’. Als je dat letterlijk terugvertaalt, staat er ‘In één achteruitblik geleden, ging een jonge vrouw de deur van het boerenhuis uit’. Bij die achteruitblik (omzien) zet hij een voetnoot die, vertaald, zegt: “Uitdrukking voor een zeer korte tijdsspanne’. Maar is ‘ommezien’ nu echt zo’n inspirerende metafoor?
Verderop in het verhaal schrijft Cremer:
Toen Huibert Lamers gesturven is, was ’t gresmoand, nou schrieven ze oogstmoand.
Die zin wordt als volgt vertaald:
Kiam la maljuna Herbert mortis, estis Aprilo; nuntage ili skribas Aǔguston
Toen de oude Herbert stierf, was het april; nu schrijven ze augustus.
Deze vertaling lijkt niet alleen de namen van de maanden te veranderen, maar ook een zekere culturele context en betekenis te verliezen. Waar Cremer met gresmoand en oogstmoand verwijst naar traditionele Nederlandse benamingen voor de maanden (met hun historische en agrarische associaties), kiest Holst zonder uitleg voor de standaardmoderne maandnamen in Esperanto (Aprilo en Aŭgusto).
Wel heeft de vertaler één oorspronkelijke formulering behouden en daar een voetnoot bij geplaatst: bij ili (zij) staat aangetekend dat het oni (men) betekent. Waarom uitgerekend dat – het zou geen enkele spreker van het Nederlands opvallen – de moeite waard is om een internationaal publiek niet te onthouden is niet duidelijk.
(Als je het precies wil weten: ili betekent volgens mij alleen maar ‘zij’ en heeft simpelweg niet alle betekenisnuances van ‘ze’. Oni is hier simpelweg de vertaling van wat Cremer schreef.)
Dialect weergeven in een taal als Esperanto, die van nature een standaardtaal is, is na Holst inderdaad niemand echt gelukt. Toch laat Holsts keuze een paar interessante dingen zien. Voor hem (of haar – de initiaal J laat de identiteit in het midden) en de uitgever was Jacob Jan Cremer kennelijk dé auteur om aan een nieuw, internationaal publiek te introduceren als voorbeeld van de Nederlandse letteren. Dit gebeurde juist ook met het doel om dat publiek kennis te laten maken met karakteristieke boerenuitdrukkingen, zoals “ze schrijven”.
Jona Lendering zegt
Dit zijn dus de leuke, intrigerende details die een blog als deze zo leuk maken. Het is heerlijk de dag met zulke stukjes te kunnen beginnen.
A zegt
Wat een geinig inkijkje! Leuk om zo’n oude Esperantovertaling te bespreken hier 🙂
A. Jodocus Kwak zegt
Er bestaat een verschil in schrijfwijze van de streek (Over-Betuwe) en de huidige gemeentenaam (Overbetuwe). De streek Over-Betuwe is ook veel groter, dan de huidige gemeente Overbetuwe. Het zijn dan ook geen Overbetuwse novellen, maar Over-Betuws(ch)e novellen. Daarnaast is het is Jacob(us) Jan Cremer en niet Jan Jacob(us)… Kleinigheidjes natuurlijk, maar toch.