Gedichten, schrijft Esther Jansma in die bundel We moeten ‘misschien’ blijven denken, zijn “gestolde aandacht, herstelsels van taal”. Wat de dichter doet is “zijn oor te luisteren leggen”, en “de beweeglijke vreemdheid willen notuleren”. In gedichten is er geen tijd, en eigenlijk is er ook geen dichter, er is alleen die aandacht, en dat luisteren:
Daarom bestaan er geen dichters.
Ik wil dat dichters niet bestaan.
Wat ik mooi vind: dat de tweede regel de eerste opheft. Kennelijk is het toch niet zo zeker dat er geen dichters bestaan. De ik wil het alleen maar. En wie is die ik? Is dat niet stiekem toch weer de dichter.
Esther Jansma is een heel intelligente dichter, die de aandacht en het luisteren weet op te brengen om het allemaal te kunnen laten stollen tot een gedicht. En die deze keer naar haar eigen lichaam heeft geluisterd, en geconcludeerd dat dit “misschien haar laatste poëziebundel” is, zoals het achterflap zegt. Misschien. Want we “moeten ‘misschien’ blijven denken”.
De gedichten, deze misschien wel laatste gedichten, van een dichter wiens lichaam het opgeeft, zijn ijzersterk, door de combinatie van humor, en berusting, en herinneringen, en
Beteken
Er was eens een plek op de aarde.
Het was iets in een piepklein gebied in een stad.
Het was een deel van een mens.Een landschapje was het
ooit door een jong toevallig kind zomaar
bij zichzelf gevonden en betekend tot: zo ben ik nu en laterleg ik er een boek op en kan ik lopend lezen
of een bord en dan ga ik de straat op en maak van alles mee
en heb ik ook nog te eten.Wat het was, werd in woorden en kleuren al eeuwen bezongen
begreep ze uit liedjes en boeken en later in vergaderzalen
vol oude belangrijke heren tussen muren vol uitgestald uitgestrekt naakt.Een geamputeerd stuk mens heet formeel chemisch afval.
Het wordt afgevoerd in een vat, gesorteerd en verbrand
in een unieke fabriek die door de inhoud van de ovens
geheel de eigen energie opwekt. De eigen energie. Van wie was dít dan?
Hier wordt eerste de geografie van de borsten beschreven (die natuurlijk een plekje op aarde zijn), en dan de biografie: van de beginnende groei bij een jong kind dat er allerlei fantasieën over heeft, tot een geamputeerd stuk chemisch afval. Juist het laconieke en tot op het eind verwonderde, in de techniek van de verbrandingsoven geïnteresseerde, precies dat weglaten van alle gevoel, maakt dit een heel ontroerend gedicht, ijzersterk.
Gedichten waarin, net als in ‘Beteken’ de dichter natuurlijk niet helemaal weg is: wie is dat meisje dan dat later in vergaderzalen met oude belangrijke heren heeft verkeerd?
Zo staan er meer ijzersterke gedichten in de bundel, ijzersterk van beheersing omdat er van alles beheerst moet worden. Niet voor niets hebben heel veel gedichten een imperatief als titel (‘Luister’, ‘Verdwijn’, ‘Denk’, ‘Weet’, ‘Herneem’, enzovoort), en is de titel van de bundel weliswaar qua vorm niet ook een imperatief, maar wel een opdracht aan ‘ons’.
Hans W. zegt
Het was weer even geleden, een poëziebespreking van Marc van Oostendorp. Dat was goed voor de portemonnee – vorige reflecties leidden steevast tot het kopen van de onderhavige bundel – maar een gemis op dit platform.
Ik vrees dat ik de beurs weer moet gaan trekken. Nee, dat vrees ik niet, daar verheug ik me op.