Het gegeven peerd: De Tawl (2)
De Tawl is een meeslepend boek – Dröge neemt je mee achter op zijn oranje fiets, hij laat je als een cameraman kijken door zijn lens en hij begeleidt zichzelf geregeld met fraaie, op z’n minst verrassende manieren van zeggen. Hij spréékt nog het meest. In de weergave van de tekst zie je dat aan tal van beknopte zinnen (dus zonder persoonsvorm) en nieuwe zinnen die eigenlijk op een vreemde plek beginnen. Zomaar een kleine illustratie (blz. 72): “Daarom bleven ze ook zo lang Nederlands spreken. Door contact met het vaderland.” Of op p. 100 iets vergelijkbaars over de naam Rotterdam aan de muur, die is “(…) samengesteld uit uitgeknipte letters van oude kentekenplaten die achter elkaar zijn geplakt. Een leuk idee.”
Op pagina 130 lijkt de vertellende schrijver bijna iets vergeten te hebben als hij het heeft over het uitventen van appels, uien en kool: “Of die dikke plakken zwart baksel verkochten: roche brod”. Roggebrood komt er plotseling als toegiftje bij.
Ook (juist?) in een boek dat interessant en meeslepend is, kan je oog zomaar achter iets blijven haken. Mij overkwam dat bijvoorbeeld bij het versterkende bijwoord heel. Dat gebruikt Dröge veel (in elk geval op sommige bladzijden en dan ineens een poos weer niet) en je vraagt je af, of het door de frequentie dan nog wel een versterkend bijwoordje is. Bij heel veel doden (p. 86) neem ik aan dat heel veel meer zijn dan veel doden, maar was op p. 10 het hele aanzien van de staat nu echt anders dan het aanzien zonder toevoeging? En op p. 11 was de ordinaire imitatie “niet eens een heel erg goede” – was “erg goede” niet voldoende? In vrijwel de volgende regel proberen een paar huizen heel hard om Amsterdams te zijn. Mooi geformuleerd maar hard proberen had gezorgd voor hetzelfde komische effect, misschien zelfs iets subtieler. Als ik redacteur van De Tawl was, had ik uit de hele waslijst van p. 13 dat hele met een zekere opluchting geschrapt. En is op blz. 19 heel pleonastisch niet gewoon pleonastisch zonder meer?
Ik herken in De Tawl mijn eigen onhebbelijkheid om een eenmaal gebruikt woord even verderop opnieuw te gebruiken.
Voorbeeldje? Gelijk. Dat woord is redelijk modern Nederlands in de betekenis ‘direct’. Het zou vanuit het Duits beïnvloed kunnen zijn. Op p.17 drukken Engelsen gelijk hun stempel ergens op, op p. 19 ziet een gebouw er gelijk heel oud en Nederlands uit, een zijweg is op p. 26 gelijk rustiger en even verderop gelijk zo hellend dat… Op p. 106 doemt gelijk een kunstwerk op, op 109 wordt de natuur gelijk een stuk groener en vochtiger. Wordt vervolgd.
Dit stukje verscheen eerder op Nomeis
leon2009vdb zegt
Ja, dat kan, dat je blijft haken aan zoiets als het heel veel voorkomen van het woordje ‘heel’, ook waar het misschien misbaar is. Maar ben je dan, als je het werk van een redacteur gaat doen, niet misplaatst aan het schoolmeesteren gegaan, vraag ik me af. Je rol op dit ‘moment’ is niet die van redacteur, je bent nu lezer. En de tekst is voor jou de tekst en daar moet je het mee doen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat je moet bedenken of dat veelvuldige gebruik van ‘heel’ misschien een bepaald doel dient. Bijvoorbeeld om die door jezelf naar voren gebrachte indruk dat het om een uitgesproken tekst gaat te versterken, zou je kunnen bedenken. En daarna kun je iets vinden over het al dan niet nodig zijn om dat op die manier te doen. Ik zeg niet dat het zo is, maar het lijkt me mogelijk.