
Op de een of ander manier had hij geen honger en voelde hij zich niet moe meer.
Toen ik deze zin las, op pagina 201 van Marcel Mörings roman Mordechai (Prometheus, Amsterdam 2025), was de boot aan.
Wat vooraf ging
De eerste zin van deze 506 bladzijden dikke roman had me meteen het verhaal in gesleurd:
Toen Mordechai Gompertz zijn interviewer buiten westen sloeg was hij tweeënzeventig jaar oud en bevond hij zich op het toppunt van zijn roem.
Ook de tweede, die veel langer is, mag er zijn, al was het maar vanwege de tussenzin over de veronderstelling dat Mordechai de Nobelprijs ‘waarschijnlijk allang [zou] hebben gekregen als hij niet zoveel over joden en zo weinig over politiek had geschreven’. Ja, Möring-ironie! Meer! Ga door!
Wel jammer (maar dit terzijde, en onder voorbehoud, want het is een heikel puntje, geloof ik), wel jammer van de spatie, de spatie die ontbreekt tussen ‘zo’ en ‘veel’.
Mordechai bleek, terwijl ik nog niet eens op de helft was, dè nieuwe Nederlandse roman te zijn waar ik al een tijd op zat te wachten, zeg maar ongeveer sinds Nirwana (2023) van Tommy Wieringa, een stevige, veel omvattende vertelling met grote vaart en stevige Schwung, potige zinnen, een brede blik en een grote thematische greep, tot ver buiten de pluizige grens reikend van het naveltje van (het narratologische alter ego van) een auteur. Het was al een tijd geleden dat ik een Möring had gelezen en ik had erg veel zin in deze nieuwe; en gelukkig voldoet hij geheel aan mijn verwachtingen.
Maar toen
Bijna geheel, moet dat zijn. Voorop staat dat ik, al lezende, grote moeite heb gehad het boek weg te leggen voor een rondje met de hond, een maaltijd, wat broodnodige slaap of zelfs aandacht voor de allerliefste. Maar toch was er al vroeg iets wat in het hoekje van mijn lezende oog stak.
Möring, dat blijft voorop staan, schrijft meeslepend, gevarieerd, kleurrijk, niet slap, niet flauw, niet plat, niet simplistisch-realistisch, gelukkig wel zonder futiele jargon-nabootsingen en focalisatie-constructies van twaalf- tot zeventienjarigen en andere millennialeske romanflauwekul. Eén spatie te weinig, dat moet kunnen, die zien we door de vingers, evenzo de klassieke verwarring van ‘niet het minst’ en ‘niet in het minst’ (175). Overigens staat op pagina 224 van Mordechai wel de juiste formulering.
Dit
Maar wat echt niet kan, vind ik, is het gratuit strooien met de quasi-nuancerende, maar in wezen morsdode, oeroude stoplap ‘op een of andere manier’. Als je niet weet hoe iets precies gebeurt of in elkaar steekt, zeg er dan niets over of probeer die onzekerheid, dat zoeken en tasten, nauwkeurig te formuleren; daar ben je, dacht ik, schrijver voor. Een stoplap helpt je beschrijving echt geen millimeter vooruit. Allez, niemand ontkomt eraan dat er af en toe een (spreektalige) stoplap in hun geschreven tekst sluipt, maar frequent en bij voortduring dezelfde stoplap in je tapijt weven getuigt op z’n minst van redactionele, maar ook van schrijverlijke luiheid (goed opgelet: de beeldspraak met de ingeweven stoplap klopt niet).
Möring verbruikt in Mordechai heel wat schrijfgaren aan deze stoplap. Een voorbeeld (het enige dat ik ben tegengekomen met de extra nuance ‘vreemde’ erin):
Hij kon ook Rivka zien, die op de bank in de kamer muisstil zat te wezen en op de een of andere vreemde manier leek het alsof hij hoorde wat zij dacht. (54)
Wat verandert er aan deze beschrijving, wanneer we haar in de volgende vorm aan het papier of scherm toevertrouwen?
Hij kon ook Rivka zien, die op de bank in de kamer muisstil zat te wezen en het leek alsof hij hoorde wat zij dacht.
Mijn antwoord: niets, helemaal niets, geen ruk, geen hol, geen nuance, geen spanning, geen twijfel, geen moer, helemaal niets.
Dit was niet de eerste verschijning van deze uitgekauwde betekenisloze stoplap uit de categorie ‘op (de) een of andere manier’ in deze roman. Ik was hem in de voorgaande vijftig bladzijden, denk ik, al zeven of tien keer (te veel) tegengekomen; ik heb die niet genotuleerd; maar vanaf dat moment was mijn maat vol en ben ik wel gaan boekhouden, tegen mijn zin want de roman is echt heel goed, maar ik geloofde op de een of andere manier mijn eigen ogen eigenlijk best wel niet. Een bladzij verder was het weer raak:
Op de een of andere manier was het nooit goed. Alles was te veel of te weinig, te veel controle door de overheid of niet genoeg, te veel aandacht voor minderheden of te weinig, te veel informatie of juist niet, te veel vrijheid of niet genoeg. (55)
Dat kan ook anders, en niet minder goed maar beter:
Het was nooit goed. Alles was te veel of te weinig, te veel controle door de overheid of niet genoeg, te veel aandacht voor minderheden of te weinig, te veel informatie of juist niet, te veel vrijheid of niet genoeg.
Nog geen twintig pagina’s verder, weer raak, nu in een zin die tevens een alinea is:
Op de een of andere manier putte Mordechai daar weinig troost uit. (71)
Doet de volgende formulering het niet net zo goed?
Mordechai putte daar weinig troost uit.
Desnoods:
Mordechai kon daar maar weinig troost uit putten.
En als het echt nodig is, al snap ik de reden niet, kan dit ter variatie:
Mordechai kon daar hoe dan ook maar weinig troost uit putten.
Dan duurt het even, maar na bijna vijftig bladzijden is er weer een, eveneens in een alinealange zin:
Op de een of andere manier moest Mordechai aan zijn grootvader denken en daarna aan de allereerste Gompertz, die van het zoekgeraakte of, waarschijnlijker, niet-bestaande boek. (119)
Dat kan best anders:
Mordechai moest aan zijn grootvader denken en daarna aan de allereerste Gompertz, die van het zoekgeraakte of, waarschijnlijker, niet-bestaande boek. (119)
Of, om er een kleurtje aan te geven:
Onwillekeurig moest Mordechai aan zijn grootvader denken en daarna aan de allereerste Gompertz, die van het zoekgeraakte of, waarschijnlijker, niet-bestaande boek.
Verderop:
Het was een innerlijk conflict dat hem nooit had verlaten en nu was dat op de een of andere manier actueel geworden, zonder dat hij goed kon definiëren waarom. (155)
Dat kan met gemak ruimschoots beter, want het ‘op een of andere manier’ wordt ook al weergegeven door ‘zonder dat hij goed kon definiëren waarom’:
Het was een innerlijk conflict dat hem nooit had verlaten en nu was dat actueel geworden, zonder dat hij goed kon definiëren waarom.
Nog geen twintig kantjes verder:
Van Flo was niets te verwachten en hij kon zich op de een of andere manier niet onttrekken aan… Wat? (169)
Dat kan beter:
Van Flo was niets te verwachten en hij kon zich niet onttrekken aan… Wat?
Meteen aan de ommezijde:
Op de een of andere manier had hij een geweldige bende verwacht, kleren op de vloer, een aanrecht met een vieze vaat van een week of meer, dode planten, een lege koelkast en overal flessen en volle asbakken. (170-171)
Zie toch hoe slinks in deze beschrijving wordt aangegeven dat de flessen hoogstwaarschijnlijk leeg zullen zijn door de eraan voorafgaande lege koelkast en de clichématige combinatie met de expliciet volle asbakken erna. Maar de formulering van de verwachting kan beter:
Hij had een geweldige bende verwacht, kleren op de vloer, een aanrecht met een vieze vaat van een week of meer, dode planten, een lege koelkast en overal flessen en volle asbakken.
Zes bladen verder:
Het was een korte ontmoeting geweest, maar een die Mordechai had aangemoedigd om Berlins essay ‘Two Concepts of Liberty’ te lezen en dat had op de een of andere manier bijgedragen tot zijn boek. (176)
Ik val, niet voor mijn plezier, in herhaling: dit kan beter:
Het was een korte ontmoeting geweest, maar een die Mordechai had aangemoedigd om Berlins essay ‘Two Concepts of Liberty’ te lezen en dat had bijgedragen tot zijn boek.
Twee zijden later:
De jaren zestig en de echo daarvan, de jaren zeventig, waren eindelijk voorbij en nu leek een tijdperk te beginnen waarin jonge mensen werkelijk anders waren en hoewel hij zelf niet meer tot die groep behoorde was hij op de een of andere manier vervuld van een ongekend soort optimisme.
Proef het verschil – of, als je het mij vraagt, het ontbreken ervan – tussen deze twee versies van dezelfde mededeling, waarvan de laatste is ontstaan door een minimale redactionele ingreep, namelijk het wissen van zes woorden:
De jaren zestig en de echo daarvan, de jaren zeventig, waren eindelijk voorbij en nu leek een tijdperk te beginnen waarin jonge mensen werkelijk anders waren en hoewel hij zelf niet meer tot die groep behoorde was hij vervuld van een ongekend soort optimisme.
Stijl wordt onder andere gemarkeerd door woordkeus. Mijn stelling is dat het verschil tussen de twee formuleringen in de bovenstaande paren steeds bestaat uit slechts zes dezelfde woorden, dat het verschil in stijl, in zeggingskracht en in inhoud van de twee formuleringen steeds volkomen nihil is, dat de betreffende zes woorden inhoudsloos zijn en dat ze daarom zonder afbreuk te doen aan de kern van de stijl van Möring met een gerust hart uit de tweede druk van de roman weggelaten kunnen worden.
Mocht dat laatste werkelijkheid worden (of bij een latere druk, kan ook, als het boek snel en goed verkoopt), dan ben ik gaarne bereid die herziene versie aan te schaffen en mijn exemplaar van de eerste druk (hardcover met stofomslag) cadeau te doen aan iemand met een smalle beurs en die niet struikelt over repetitieve klein- of onbenulligheden.
Nog geen twintig bladzijden verder duikt de formule, aan het eind van een zin die zestien regels beslaat, weer op; ik citeer hem in de kleinste context; ik laat het aan de lezer om het citaat zónder de zes vermaledijde woorden te lezen:
dat hij […] de pornograaf was van zijn familiegeschiedenis en dat hij dat op de een of andere manier, diep van binnen, eigenlijk altijd had geweten. (192)
Voor alle duidelijkheid: dat ‘diep van binnen’ geeft al aan dat het niet gaat om evidente kennis, en ook dat ‘eigenlijk’ suggereert iets in die richting.
Omdat variatie verfrissend kan zijn, citeer ik hierna wel de zinnen die in het boek verontreinigd zijn met de stoplap, maar ik laat die stoplap achterwege, en waar nodig (ten gevolge van de emendatie) heb ik, eveneens stilzwijgend, de woordvolgorde veranderd. In enkele gevallen citeer ik voor een goed begrip ook de zin voorafgaat aan of volgt op de zin met de gewraakte woordklont.
201 – Hij had geen honger en hij voelde zich niet moe meer.
214 – Hij had dit zelf tot stand gebracht maar het leek ineens onwerkelijk en hij kon zich zelfs al niet eens meer goed herinneren hoe hij dat had gedaan.
215 – Klara en Ephraim, ze waren beiden aanleiding voor het gesleep met het familiearchief.
256 – Mordechai was nog geen Australiër tegengekomen die zich niet verbonden voelde met het land waar zijn voorouders vandaan kwamen.
262 – De logica zei dat de moderne dynamiek van relaties betekende dat twee op de drie paren op den duur uit elkaar gingen, maar hij had gedacht dat zij aan die statistiek zouden ontkomen.
281 – Hij schrok van die gelijkenis.
286-287 – Hij had nooit nagedacht over haar voorgeschiedenis.
315 – Ze was van middelbare leeftijd, een kop kleiner dan Ephraim, haar zwarte haar was met een lint bijeengebonden in een vlecht en je kon niet zeggen of ze slank of mollig was.
337 – Hij had zijn wenkbrauwen opgetrokken. In het donker van de slaapkamer kon ze dat niet zien, maar ze wist dat toch.
341 – Ze verstonden elkanders taal niet, maar dat was geen beletsel. Ze spraken met elkaar en Ephraim begreep dat de schipper zijn god dankte dat hij meestal op zee was en daardoor weinig meekreeg van oorlogen, opstanden conflicten en vetes. ‘De zee,’ zo begreep Ephraim zijn mengeling van woorden en gebaren, ‘is een goede moeder.’
345 – De gebeurtenissen op de kermis hadden hem doen terugdenken aan de jaren die achter hem lagen.
364 – Hij herinnerde zich zijn moeder, Jetta van Vlies, als een lieve vrouw toen hij een kind was, dat was veranderd toen hij opgroeide. Hij wist niet waarom.
365 – Dat ze thuis Jamaica-rumbonen snoepte was niet in tegenspraak met haar periodieke vroomheid.
373 – De verkoop van de winkel en het boek zouden bijna genoeg opleveren voor een huis. Hij moest meer geld verdienen.
392 – Haar rectie stelt hem teleur. Alsof het er niet toe doet dat hij weggaat.
409 – De scènes vloeien in elkaar over en het was alsof hij door Carls ogen naar de werveling van beelden staarde, alsof hij hem werd en met hem opzag naar een groot onzegbaar iets wat er moest zijn, maar nergens zichtbaar was.
410 – ‘Hij was natuurlijk zo gek als een deur,’ zei de opzichter toen hij en Mordechai waren gaan kijken. ‘Maar ik voel me een lul als ik denk aan wat hij heeft gedaan.’
432 – Zijn resolute optreden had tot gevolg dat het hele groepje volgde.
436 – Ze had in de rij gestaan toen hij in een Groningse boekhandel signeerde, een vrouw van Ruths leeftijd, midden vijftig, gehuld in bontgekleurde lappen stof die bij elkaar waren gekomen in de vorm van kleding.
446 – Zelfs toen het bonzen zich verplaatste naar de ramen werd zijn rust er niet door verstoord.
450 – Hij vertelde over zijn ontmoeting met mevrouw Wolf en, toen dat naar zijn zin niet genoeg verklaarde, over Ruth en dat zijn grootmoeder veel meer moeder was geweest. Het was ook nodig om over Ephraim en Maurice te vertellen om duidelijk te maken dat Ruth en Rebekkah alles alleen hadden gedaan en voor hij het wist zei hij dat het allemaal begonnen was met de allereerste Gopertz: […].
459 – Dat jonge mensen ondanks een leven voor zich vroeg konden sterven en ouderen met een lage levensverwachting nog flink ouder konden worden maakte geen deel uit van de rekensom.
465 – Het minst van alles begreep hij het chauvinisme van mensen die het bijzonder vonden dat ze in Amsterdam, New York of Beijing woonden, dat ze zich identificeerden met een stad, een land.
483 – Hij schudt zijn hoofd. Het is zelfs een geruststellende gedachte dat Judith daar woont.
486 – Ze waren ongeveer even oud, maar hij was haar blijven zien als de vrouw die hem ooit in haar schuur had laten slapen. In de tussenliggende jaren […] waren er kraaienpootjes rond haar ogen verschenen, haar haar was grijs geworden, op de rug van haar handen schemerden levervlekken.
488 – Hij had dat… vertrouwd… gevonden.
490-491 – Mordechai herkende in haar gezicht de trekken van Rebekkah en dat verontrustte hem.
502 – Hij kon er niet aan ontkomen om het verhaal van Lichtenstein te vertellen.
P.S. Hors concours, want het lijkt me meer een ondeugdelijke formulering dan alleen maar een stoplap: 401 – Waarom had iemand hem hier opgehangen? Vanwege het een of ander oude bijgeloof?’ Dat moet toch zijn: Vanwege een oud bijgeloof?’?
Dit stuk verscheen eerder op In den vrolijken hermeneut
Zo, zucht het boek. Het kan zus of zo zijn, maar nooit helder. De ‘op een of andere manier’ is dat de twijfel blijft staan en de helderheid toch nog ontsnapt. Vermoeiende bezigheid voor de lezer die, het boek herschrijft. De twijfels weghaalt. Op een of andere manier zijn het nu twee boeken geworden waarvan de eerste gratis wordt weggegeven aan een armoedzaaier. Zo die zucht: wat een gemeen cadeau. De hoofdpersoon in het boek zit met zijn gat ‘op een of andere manier’ op de rug van het monster Wik en Wegen. Op de achtergrond blijven de twijfels de schrijver lastig vallen. Hier spelen de gedachten met elkaar en lossen niet op in een correcte zinnen.
In enkele gevallen citeer ik voor een goed begrip ook de zin DIE voorafgaat aan of volgt op de zin met de gewraakte woordklont.