De taaldiversiteit in de Brainportregio is misschien wel groter dan ooit. Tegelijkertijd lijken de zorgen om een eentalig Eindhoven, eentalig Engels welteverstaan, misschien ook wel groter dan ooit. Brainport, dat woord alléén al! Nu betwijfel ik of iemand heel blij wordt van een alternatief als ‘hersenhaven’. Soms levert een andere taal, zoals het Engels, nu eenmaal een leenwoord dat lekker bekt en waar in de ontvangende taal nog geen woord voor bestaat. Dat soort leenwoorden hoeven we niet geforceerd uit het Nederlands te weren, in een poging de taal te beschermen voor invloeden van buitenaf, maar kunnen we met gemak omarmen. Ze vormen geen bedreiging. Toch kunnen Engelse woorden wel als bedreigend worden ervaren. Mensen beschouwen ze als symptomatisch voor taalverloedering en taalverlies. “We zijn hier wel in Néderland!”
Die angst komt ook bovendrijven in discussies over de taal van expats, zoals beschreven in het artikel in het Eindhovens Dagblad van 8 februari. Zij zouden Nederlands moeten leren, omdat het de officiële taal is in het onderwijs, bij de overheid en in de media. Om succesvol mee te draaien in de samenleving, is het belangrijk om de dominante taal vloeiend te spreken. Toch kom je tegenwoordig met Engels ook een heel eind. Het Engels is internationaal een gedeelde taal, een lingua franca, die Nederlanders doorgaans op hoog niveau beheersen. In situaties waar sprekers met verschillende taalachtergronden bij elkaar komen, is Engels dan ook een logische voertaal.
Biertje
Toch zou je de keuze voor het Engels in bepaalde situaties ook kunnen bevragen. Niet omdat het Engels niet volstaat om een verstaanbare boodschap over te dragen, maar omdat een te gemakkelijke keuze voor het Engels raakt aan een fundamentelere kwestie: dat het Nederlands kampt met een imagoprobleem. Natuurlijk kun je in het Nederlands een biertje bestellen, een brood kopen, kletsen op de hoek van de straat of een sollicitatiebrief schrijven. Maar je kunt in het Nederlands ook over ingewikkelde onderwerpen praten, je kunt er een wetenschappelijk artikel of een essay in schrijven, je kunt er een bedrijfsplan in opstellen, je kunt er een opleiding in het hoger onderwijs in volgen, je kunt er kunst in maken. Wanneer het Nederlands wordt uitgesloten in professionele en academische contexten, dreigt het een huis-tuin-en-keukentaal te worden.
Bedrijven die van Engels de enige voertaal maken op de werkvloer of hogescholen en universiteiten die een English-only-beleid voeren, degraderen met hun handelen het Nederlands. Dat wil niet zeggen dat het Engels moet worden geweerd, maar wel dat beide talen prima naast elkaar kunnen bestaan. Een keuze vóór Nederlands is geen keuze tégen Engels; het is een keuze voor een open taalbeleid dat ruimte biedt aan meerdere talen afhankelijk van de situatie en de samenstelling van een groep. Mensen die wel Nederlands verstaan maar het niet spreken, kunnen luisteren en in een taal naar keuze antwoorden. En nieuwkomers die vaker Nederlands horen, krijgen meer kans om intrinsieke nieuwsgierigheid en motivatie te ontwikkelen om de taal te leren. Vanuit die interesse moeten ze zelf méér willendan alleen dat biertje bestellen of een gesprekje met de buurman voeren.
Talenfaculteit
In de discussie over de groeiende “taalkloof” in Eindhoven, ontbreekt bovendien nog een ander cruciaal stukje inhoud, namelijk dat van meertaligheid. Het Brabantse taallandschap is veel gekleurder dan Nederlands versus Engels. Expats brengen hun moedertalen mee (die ze vaak nog achter de voordeur gebruiken en die belangrijk zijn voor hun culturele identiteit), de lokale bevolking spreekt in meer of mindere mate dialect en jongeren ontwikkelen hun eigen omgangstalen. Een inclusieve omgang met taaldiversiteit betekent dat je rekening houdt met al die meertaligheid en haar ook benut. Culturele en talige verschillen zijn nooit een probleem op zichzelf. Natuurlijk zijn die verschillen er wanneer mensen met uiteenlopende etnische, regionale of sociale achtergronden samenkomen. Maar ze mógen er ook zijn. Een probleem ontstaat pas als je de verschillen aangrijpt om groepen tegenover elkaar te plaatsen.
“Wie moet zich aanpassen aan wie?” vraagt Lucas van Houtert zich af, wanneer hij beschrijft dat er in Eindhoven “een dijk van een integratieprobleem” is ontstaan. Die vraag is in beginsel de verkeerde, omdat ze niet uitgaat van integratie, maar van assimilatie: de ene groep sprekers moet zich aanpassen aan de andere groep sprekers om door één deur te kunnen. De lokale bevolking moet Engels spreken om tegemoet te komen aan expats. Of expats moeten zo snel mogelijk Nederlands leren, omdat ze nu eenmaal in Nederland zijn. Maar integratie is helemaal geen kwestie van aanpassen. Het is een kwestie van deel maken en deel worden van. Het taaldebat zou daarom meer baat hebben bij een ander type vragen: Hoe kunnen we expats vertrouwd laten raken met het Nederlands zonder dat ze daarbij hun eigen moedertaal en thuistaal uit het oog verliezen? Hoe creëren we taalinclusieve omgevingen, in professionele en informele situaties, waarin meertaligheid wordt benut in plaats van vermeden? En hoe kunnen slimme taalkeuzes ervoor zorgen dat iedereen zich thuis voelt in Eindhoven?
Geen harde keuze maken voor de ene of de andere taal, is volgens sommigen tekenend voor de “zachte” kant van taalwetenschap. Maar zoals technologische innovaties bijdragen aan de groei en bloei van de regio, kunnen we ook innovatieve taalstrategieën bedenken die de aantrekkelijkheid van Eindhoven voor diverse groepen sprekers bevorderen. In dat geval valt er niets te verliezen, maar juist te winnen.
Op naar een talenfaculteit aan de Technische Universiteit Eindhoven!?
‘Maar integratie is helemaal geen kwestie van aanpassen. Het is een kwestie van deel maken en deel worden van.’ Helemaal waar! Zeker nu in een tijd dat verbondenheid een antwoord is op de grote verdeeldheid. En democratie onder druk staat.
Maar wordt het zo niet een semantische discussie? Want hoe kun je ergens deel van worden als je je niet aanpast?
Verbondenheid kan alleen als er niet te grote verschillen zijn tussen mensen en groepen mensen. Indien wel, dan zal er geintegreerd moeten worden. Denk aan die walgelijke vrouwen- en mannenbesnijdenis, religieuze wetten boven onze wetten stellen (onderzoek Ruud Koopmans enz.) Het is wel degelijk een zaak van aanpassen. Maar je kunt mensen niet dwingen westers of Nederlands te denken; dat hebben linkse en rechtse politieke partijen niet door – te weinig inzicht in psychologie vd mens. Dus maar geld uitgeven aan zinloze inburgeringscursussen https://renzoverwer.wordpress.com/2024/04/02/inburgeringscursus-idiotie/ die ook nog eens mensen vernederen.
Taal is een mooi iets. Taal zorgt ervoor dat mensen je accepteren. Taal is meer dan alleen de taal, taal drukt nuances uit, is een belangrijk aspect vd cultuur van een land. Mocht ik naar Duitsland emigreren leer ik Duits, naar Portugal Portugees. En stel niet mijn eigen regels boven de wetten van het land.
Natuurlijk is Nederlands geen huis tuin en keuken-taal. Mooi gezegd van de auteur.
Zowel in het bedrijfsleven als in het onderwijs merk ik dat de Nederlandse taal sterk onder druk staat, vooral in de technische sector. Dat vind ik ontzettend jammer. Daarom ben ik een initiatief gestart om hier iets aan te doen.
Ik heb een gratis, open-source programmeertaal ontwikkeld genaamd Citrine, waarmee je in je moedertaal kunt programmeren, bijvoorbeeld in het Nederlands of Fries.
Je kunt de website hier vinden: https://citrine-lang.org
Ik hoop dat er meer aandacht komt voor Nederlandstalige technologische producten. In de IT-sector dreigt het Nederlands steeds verder naar de achtergrond te verdwijnen, althans, dat is mijn ervaring.
Ooit was hier het Latijn de voertaal voor de wetenschap. Later een poos moest er Frans gesproken worden door allen zich hier tot de adel rekenden.
Nu lijkt het een kwestie vanacht en geld te zijn, (in wezen vergankelijke en daarmee waardeloze dingen…) om te menen dat er Engels gesproken moet worden… N.b. een taal die wat betreft het vanzelfsprekend in beeld brengen van vrouwen al sinds de samenleving ten tijde van Elizabeth I bevroren, verstard is.
Laten we gewoon eens zorgvuldiger nadenken over onze moedertaal en niet menen dat die zoals het Engels (of nog erger….het Amerikaans) moet zijn.
Rustig nadenken doet niemand kwaad.
In onze moedertaal kan elk zelfstandig naamwoord ons direct tonen wat we bedoelen. TAFEL, STOEL. En daarom moeten we nu ook stoppen met te doen of de man de norm moet zijn in het Nederlands! Want het mooie aan het Nederlands is dat wij woorden als verpleegster, voorzitster, onderwijzeres, reizigster, conductrice, biologe, directrice, lezeres, redactrice enz. enz. kennen. En als je geen minachting voor vrouwen heb dan ervaar je die woorden gelijkwaardig aan vergelijkbare woorden voor mannen, in de Nederlandse taal. En als het echt genderneutraal moet, dan kan: verpleegkundige, bijvoorbeeld.
Het beste kun je nadenken in je moedertaal. En in Nederland is dat het Nederlands! Of soms een dialect, dat kan ook.
Hoi Kristel, heel goed stuk ! En we weten dit al lang. De taalsituatie in Eindhoven is zo interessant en uniek, en er is veel nood aan awareness en concrete actie en ik zie mensen heel hard werken.
Brainport heeft natuurlijk geld, en er komt scholing op gang voor docenten. Maar er is meer nodig, kennis bundelen en verspreiden, inspiratie, best practices. Waarom TUE? Zou dat ook bij Summa kunnen of iets afhankelijks? Ik denk graag met je mee.
Show translation